Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


Antwoorden op kamervragen over de voorgedragen kandidaat voor het burgemeesterschap van Leiden

19 december 2002

Vragen van het lid Jense (LN) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het feit dat de gemeente Leiden slechts een kandidaat heeft voorgedragen voor het burgemeesterschap, terwijl aan de burgers is beloofd dat zij zich in een referendum zouden mogen kiezen tussen twee kandidaten (Ingezonden 3 december 2002).


---


1. Vraag


Bent u bekend met het feit dat de gemeenteraad van Leiden één kandidaat heeft voorgedragen voor het burgemeesterschap van Leiden terwijl aan de burgers is beloofd een referendum te houden over de twee meest geschikte kandidaten?


2. Vraag


Deelt u de mening dat door het voordragen van één kandidaat door de gemeenteraad van Leiden wordt voorbijgegaan aan het recht van inspraak van de burgers van Leiden zoals eerder aan hen is beloofd? Zo neen, waarom niet?


3. Vraag

Deelt u de mening dat aan de burgers van Leiden de mogelijkheid moet worden gegeven, ook al is er in de ogen van de gemeenteraad maar één geschikte kandidaat, zich uit te spreken over deze voordracht? Zo neen, waarom niet?


4. Vraag

Bent u bekend met het feit dat de enige door de gemeenteraad van Leiden voorgedragen kandidaat voor het burgemeesterschap van Leiden, als wethouder van financiën van Amsterdam zou zijn afgetreden wegens «onduidelijkheden» over zijn declaraties?


5. Vraag

Is het u bekend dat deze kandidaat onlangs opnieuw door zijn declaratiegedrag in opspraak is gekomen en daarvoor zelfs uit zijn functie van president-commissaris van NV Omniworld zou zijn ontslagen?


6. Vraag

Bent u bekend met het feit dat bovengenoemde feiten door de CdK van Zuid-Holland niet als een mogelijk probleem worden ervaren?


7. Vraag

Bent u bekend met enig onderzoek en het antwoord uit zulk onderzoek naar het declaratiegedrag van de kandidaat waardoor deze wordt vrijgepleit van enig laakbaar handelen?


8. Vraag

Deelt u de mening dat, gezien deze genoemde zaken, alvorens er sprake kan zijn van een voordracht of eventuele benoeming tot burgemeester van Leiden, er door middel van gedegen, onpartijdig onderzoek, uitsluitsel moet zijn gegeven over al dan niet belastende of strafbare feiten? Zo neen, waarom niet?


1 t/m 8. Antwoord


De gemeenteraad van Leiden heeft mij op 2 december 2002 een aanbeveling gezonden met de naam van slechts één kandidaat. In de openbare vergadering van 26 november 2002 besloot de raad tevens af te zien van een raadplegend referendum voor de benoeming van de burgemeester. De Gemeentewet schrijft voor dat de aanbeveling twee personen omvat. In bijzondere, door de raad te motiveren gevallen kan worden volstaan met een aanbeveling waarop één persoon vermeld staat (artikel 61, vijfde lid). Ik ben van mening dat er géén sprake is van een bijzonder geval. De raad geeft alles overwegende geen valabele motivering voor het inzenden van de enkelvoudige aanbeveling. Ik heb ook overigens geen aanleiding om te concluderen dat er sprake is van een bijzonder geval.

De commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland heeft mij op 2 december 2002 geïnformeerd over de procedure. Op 9 september 2002 is de vacature opengesteld in de Staatscourant. Daarbij werd melding gemaakt van het besluit van de raad om een raadplegend referendum te houden ten behoeve van zijn aanbeveling inzake de benoeming.

In totaal hebben 12 kandidaten zich gemeld, waaronder één vrouw. De leeftijden varieerden van 36 tot 59 jaar. De politieke achtergrond van de kandidaten kan als volgt worden weergegeven: VVD 6, PvdA 3, D66 1, Lokale partij 1, geen politieke achtergrond 1.

Onder de sollicitanten bevonden zich 4 (oud) burgemeesters en 4 (oud) wethouders. Eén kandidaat heeft zich voortijdig teruggetrokken uit de procedure. De commissaris heeft vervolgens een vijftal kandidaten geselecteerd, rekening houdend met de elementaire eisen van bekwaamheid en geschiktheid voor de vervulling van het burgemeestersambt én met de specifieke wensen zoals verwoord in de profielschets die de gemeenteraad voor de vacature had opgesteld. Deze vijf kandidaten werden overeenkomstig de gebruikelijke procedure-regels door de commissaris benoembaar geacht voor het burgemeesterschap van de gemeente Leiden.

De commissaris heeft mij bericht dat de commissie van oordeel was dat van de vijf door hem geselecteerde kandidaten slechts één kandidaat geschikt is voor het burgemeestersambt van Leiden. Tevens was de commissie van oordeel dat afgezien moest worden van het houden van een referendum bij gebrek aan een tweede kandidaat die aan de profielschets voldoet. De gemeenteraad nam beide voorstellen, het inzenden van een enkelvoudige aanbeveling en het niet houden van het aangekondigde referendum, over.

Ik heb op 18 december 2002 de fractievoorzitters persoonlijk doen weten dat ik niet gelukkig ben met de wijze waarop de procedure is gelopen. Mij is niet gebleken dat er een valabele reden was om met een enkelvoudige aanbeveling te komen. Dat strookt niet met de wet. Voorts ben ik van mening dat een aangekondigd referendum niet tijdens een procedure behoort te worden afgelast. De inspraak van de burgers vraagt een zorgvuldige behandeling van de (spel)regels. Beide onvolkomenheden tezamen, de enkelvoudige aanbeveling en het afgelasten van het referendum, zijn voor mij reden om te besluiten dat de procedure tot de benoeming van een burgemeester opnieuw zal moeten worden gevoerd. De vacature zal binnenkort opnieuw worden opengesteld.

Het kabinet is overeenkomstig het strategisch akkoord voornemens een wetswijziging in te dienen waarbij de mogelijkheid tot het houden van een referendum ten behoeve van de aanbeveling van de gemeenteraad wordt geschrapt, evenals de openbaarheid van de aanbeveling.


---
© Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -