Ingezonden persbericht


PERSBERICHT

Hof in Straatsburg veroordeelt Nederland!

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg heeft op 17 december j.l. Nederland veroordeeld in een kinderbeschermingszaak die speelde in 1994/1995. Het ging daarin om de uithuisplaatsing van Kimberly Venema in januari 1995. Kimberly was toen 10 maanden oud. Pas 5 maanden later kon Kimberly terugkeren naar het ouderlijk gezin. Kimberly werd uit huis geplaatst nadat de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag haar voorlopig onder toezicht had gesteld. De kinderrechter besloot daartoe op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag. Dat gebeurde na een melding van kinderartsen van het Academisch Ziekenhuis te Leiden en psychiaters van het Academisch Centrum Kinder- en Jeugd Psychiaterie Curium te Leiden. Kimberly Venema was in behandeling bij kinderartsen van het AZL die - ongevraagd - de psychiaters van het Curium hadden ingeschakeld. Volgens deze artsen zou mevrouw Venema lijden aan het zogenaamde syndroom Münchhausen by Proxy. Moeder zou klachten van het kind verzinnen om daardoor medische aandacht te krijgen. Kimberly zou volgens de artsen thuis in levensgevaar verkeren.

Eind januari 1995 werd er echter al door een psychiater, aangewezen door de kinderrechter, gerapporteerd dat er bij de ouders Venema geen aanwijzingen zijn gevonden voor het bestaan van een stoornis. Desondanks bleef Kimberly in een pleeggezin en mocht zij niet terug naar haar ouders. Kort daarna (in februari 1995) kwamen andere psychiaters, ingeschakeld door de familie Venema, ook tot de conclusie, dat Kimberly zonder gevaar kon teruggaan naar haar ouders, doch weer zonder resultaat. Op 28 februari 1995 werd een tweede kind van de heer en mevrouw Venema geboren. De artsen van het Curium drongen er, voor de geboorte van dat kind, bij de Raad voor de Kinderbescherming op aan om ook dit kind onmiddellijk onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen. Daartoe is de Raad voor de Kinderbescherming echter niet overgegaan. In mei 1995 werd op verzoek van de kinderrechter gerapporteerd door een kinderpsychiater van het AMC te Amsterdam. Die kwam tot de volgende conclusies. Volgens door hem ingeschakelde kinderartsen van het Academisch Ziekenhuis te Rotterdam heeft moeder de klachten van Kimberly niet verzonnen, was er voor die klachten een lichamelijke oorzaak en ontbraken aanwijzingen voor kindermishandeling. Volgens de kinderpsychiater van het AMC hebben de ouders Kimberly in affectief, pedagogisch en relationeel opzicht zonder meer te bieden wat zij nodig heeft, is er geen sprake van ouderschapspathologie en bestaan er onvoldoende aanwijzingen voor het syndroom MbP. Volgens de kinderpsychiater heeft de ontwikkeling van Kimberly schade ondervonden door de uithuisplaatsing en is de hele gang van zaken voor de ouders zeer traumatisch geweest, terwijl niet zeker is of de ouders deze schade weer te boven zullen komen. Kimberly dient zo spoedig mogelijk weer thuis te worden geplaatst zonder dat daarop verder toezicht behoort te worden uitgeoefend, aldus het AMC. De kinderrechter te Den Haag heeft onmiddellijk na het rapport van het AMC op 22 mei 1995 de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van Kimberly beëindigd.

De ouders Venema hebben tevergeefs in de periode januari-mei 1995 meermalen beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Den Haag om de uithuisplaatsing van Kimberly en de verlenging daarvan aan te vechten. Het Hof Den Haag heeft deze beroepen niet gehonoreerd.

De heer en mevrouw Venema en Kimberly Venema hebben in Straatsburg geklaagd tegen het feit dat Kimberly ruim vijf maanden uit het ouderlijk gezin is gehaald en bij pleegouders is ondergebracht. Daardoor is hun recht op gezinsleven geschonden. Verder richtte de klacht zich tegen het feit dat de heer en mevrouw Venema pas gehoord zijn door de kinderrechter nadat Kimberly al uit huis geplaatst was. De heer en mevrouw Venema hebben niet de gelegenheid gekregen om hun standpunt naar voren te brengen, bij de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter, voordat zij geconfronteerd werden met voldongen feiten.

Het Hof in Straatsburg komt unaniem tot het oordeel dat het recht op gezinsleven van klagers, beschermd door artikel 8 van het EVRM, geschonden is. De ouders van Kimberly zijn ten onrechte niet gehoord voordat de uithuisplaatsing ten uitvoer werd gelegd. Daardoor waren zij verstoken van de door het verdrag voorgeschreven bescherming en hadden zij niet de gelegenheid om de noodzaak van de uithuisplaatsing aan te vechten. Die maatregel vormde de basis voor de betreurenswaardige scheiding van de ouders Venema en dochter Venema voor een periode van vijf maanden en achttien dagen, aldus het Hof. Volgens Nederlands recht kan toestemming voor uithuisplaatsing van een kind worden verleend voordat ouders door de kinderrechter worden gehoord. Het Hof in Straatsburg is slechts bereid dat te accepteren als er sprake is van een noodsituatie waarin uitstel niet verantwoord is of als ouders een onmiddellijke bedreiging vormen voor het kind. Dat dient door de bevoegde autoriteiten te worden aangetoond. Deze zijn daarin volgens het Hof in deze zaak niet geslaagd. Het Hof is niet overtuigd door het standpunt van Curium dat de ouders onvoorspelbaar zouden reageren indien een en ander met hen voor de uithuisplaatsing zou worden besproken. Volgens het Hof hadden de artsen van het AZL en functionarissen van de Raad voor de Kinderbescherming voor het treffen van de gewraakte maatregelen met de ouders kunnen spreken over hun zorgen over Kimberly, waarna de ouders hun standpunt naar voren hadden kunnen brengen, eventueel onderbouwd met eigen medische expertise. Volgens het Hof bleek het voldongen feit van de uithuisplaatsing, hoewel gebaseerd op niet getoetste zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming, door de ouders daarna niet meer terug te draaien.

Het Hof komt tot de conclusie dat de bevoegde autoriteiten de heer en mevrouw Venema geconfronteerd hebben met faits accomplis zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging bestond. Dat is voor het Hof voldoende om vast te stellen dat artikel 8 van het Verdrag geschonden is.

Het Hof heeft aan klagers een substantieel bedrag aan smartengeld toegekend. Verder heeft het Hof beslist dat de Staat der Nederlanden aan klagers een aanzienlijk bedrag moet betalen vanwege de door hen gemaakte kosten van rechtsbijstand voor de procedures in Nederland en in Straatsburg. Deze zaak is voor de familie Venema behandeld door mr Arnoud Willems, gespecialiseerd in familierecht en mensenrechten.

De uitspraak van het Hof is integraal te lezen op de website van het Hof: http://www.echr.coe.int/hudoc; vermeld daarvoor application no. 35731/97.

Amsterdam, 18 december 2002

Mr. Arnoud Willems
Nolen van der List Advocaten
Honthorststraat 10
1071 DD AMSTERDAM
Tel.nr. : 020 664 6131
E-mail : willems@nolenvanderlist.nl

Nolen Van der List Advocaten
Honthorstraat 10
1071 DD AMSTERDAM

Postbus 74675
1071 BR AMSTERDAM

Tel: +31 (20) 664 61 31
Fax: +31 (20) 664 51 63

Nolen Van der List is een maatschap die mede praktijkvennootschappen omvat. Iedere aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag dat in het desbetreffende geval onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt uitbetaald.

Nolen Van der List is a partnership which includes professional corporations. Any liability shall be limited to the amount which is paid out under the firm's professional liability policy in the matter concerned.