Gastcollege Wouter Bos op de Universiteit Leiden, 19-12-02
'Internationale solidariteit in roerige tijden'
Inleiding:
Toen op nine-eleven twee vliegtuigen het World Trade Center in New York
binnendrongen veranderde onze wereld. Allerlei zekerheden zijn gaan
wankelen. Langs de weg van het terrorisme kwamen allerlei spanningen aan de
oppervlakte, tussen het seculiere rijke westen en de fundamentalistische
islam, tussen de periferie en het centrum en tussen Noord en Zuid.
Even was er de hoop dat er als gevolg van de gebeurtenissen een nieuwe
doorbraak zou komen in de Noord-Zuid discussie. Net zoals de val van de muur
in 1989 het moment markeerde waarop de tegenstelling tussen Oost en West
verdween, zo had 11 september het begin kunnen betekenen van een mondiale
oplossing voor wereldwijde problemen, zoals extreme armoede,
milieuvervuiling en kindersterfte.
Spijtig genoeg is dat er tot nu toe niet van gekomen. 11 september is vooral
gebruikt om de westerse dominantie op militair gebied zeker te stellen. De
strijd tegen het veelkoppige monster van het terrorisme lijkt inmiddels
zelfs verengd tot een strijd tegen de dictatuur van Saddam Hoessein. Geen
woord meer over het verkleinen van de welvaartsverschillen.
De wereldwijde ontwikkelingssamenwerking bedraagt minder dan 50 miljard
dollar, terwijl de VS dagelijks één miljard dollar uitgeven aan Defensie. Ik
herhaal: dagelijks één miljard dollar uitgeven aan Defensie. Dat is dus 365
miljard dollar per jaar.
Begin deze week hield buitengewoon hoogleraar Ed. van Thijn de jaarlijkse
Den Uyl-lezing. Daarin zei hij:
'Natuurlijk, terrorisme moet met alle macht bestreden worden, het is een
eerste prioriteit.'(..)'Maar veiligheid bereik je niet alleen met
wapengekletter, hoe nodig soms ook. Veiligheid bereik je, zeker op een wat
langere termijn, als je ook de "root causes", de grondoorzaken van de
instabiliteit in de wereld aanpakt." Waarna hij het heeft over armoede,
onveiligheid, globalisering en zegt " Dit zijn de levenskwesties waar de
sociaal-democratie weer een krachtig, eigen geluid moet laten horen.'
Dat geluid wil ik vandaag, hier, laten horen. Eerst zeg ik iets over globalisering. Dan over armoede, onveiligheid en migratie. Om tenslotte vooral over dat laatste onderwerp, migratie, nog iets meer te zeggen.
Globalisering:
Vanaf de periode na de Koude Oorlog zijn oude scheidslijnen weggevallen;
militair, economisch en cultureel. De EU wordt binnen afzienbare tijd
uitgebreid met Oost-Europa, waardoor de mensen in die landen kunnen delen in
vrede, veiligheid en voorspoed. In de tijd van onze ouders was dat nog
ondenkbaar. China is toegetreden tot de Wereldhandelsorganisatie. De wereld
is een stuk kleiner geworden. De globalisering heeft dus positieve kanten.
De schaduwkant is dat de globalisering nog teveel gedomineerd wordt door
economische- en niet door sociale waarden. De PvdA vindt dat de
globalisering van economische waarden hand in hand moet gaan met de
globalisering van sociale waarden. De beweging van de anders-globalisten
levert terecht kritiek op de desastreuze gevolgen van de globalisering met
betrekking tot de toename van armoede, de degradatie van het milieu en
dierenwelzijn. De PvdA vindt dat overheden en internationale organisaties
moeten voorkomen dat uitbuiting van mens, dier en milieu voortduren. Daarom
moeten er duidelijke en afdwingbare regels komen.
Ontwikkelingslanden hebben tot dusverre nog veel te weinig profijt gehad van
de economische globalisering en de toenemende vrijhandel in de wereld.
Vrijhandel is vaak subjectief ingevuld door het Westen. De
protectionistische maatregelen van het Westen zijn destructief voor
ontwikkelingslanden, dragen enkel en alleen bij aan de vergroting van de
kloof tussen rijk en arm en minimaliseren de kans om economische
ontwikkeling tot stand te brengen. Het probleem met vrijhandel is dan ook
vaak niet eens dat er teveel van is, maar te weinig. Of, om het te
chargeren, de anders-globalisten zouden er beter aan doen het Franse en
Europese landbouwbeleid te bekritiseren dan de zoveelste Franse McDonalds te
boycotten.
Er zijn gelukkig ook nu al succesverhalen met de global governance van
mondiale problemen: Het Internationaal Strafhof in Den Haag of het Verdrag
van Kyoto dat tot stand kon komen door de bezielende kracht van Jan Pronk,
maar er moet ook nog veel gebeuren.
Internationale instellingen als WTO, IMF en Wereldbank moeten beter
gecontroleerd worden en hun beleid moet beter op elkaar worden afgestemd. De
PvdA heeft een internationaal initiatief genomen om de parlementaire
controle op deze instellingen te vergroten. Hogere bedragen voor
ontwikkelingssamenwerking, open markten en schuldverlichting voor arme
landen dienen gekoppeld te worden aan daadwerkelijke investeringen in
scholen, ziekenhuizen en werkgelegenheid. Die Noord-Zuid deal dient beter
gecontroleerd te worden door volksvertegenwoordigers. Alleen als mensen een
stem krijgen kan de globalisering humaner worden gemaakt. Of - zoals een
rapport van Labour vorig jaar luidde: 'Make globalisation work for the
poor'.
De PvdA wil dat tariefmuren worden neergehaald en dat dumping van Europese
producten, bijvoorbeeld melkpoeder op Jamaica, wordt tegengegaan, zodat
ontwikkelingslanden een echte kans krijgen op de wereldmarkt. De bevolking
moet hiervan kunnen profiteren. Bedrijven die investeren in
ontwikkelingslanden moeten dat in het oog houden. Dat betekent: niet alleen
de winst pakken en - als dank voor het aangenaam verpozen - voor het
ontwikkelingsland de schillen en de dozen. Oftewel: maatschappelijk
verantwoord ondernemen.
Tijdens mijn vorige periode in de Kamer heb ik, samen met GroenLinks een
initiatiefwetsvoorstel voorbereid dat nu ook is ingediend. Vanuit de
gedachte dat bedrijven zich moeten verantwoorden voor hun activiteiten in
het buitenland. Het inzichtelijk en toegankelijk maken van informatie is al
een stap in de goede richting. Een aantal bedrijven scoort steeds beter en
rapporteert transparanter, maar er is nog een wereld te winnen. Daarom zou
het goed zijn als internationaal opererende bedrijven verplicht worden een
sociaal jaarverslag op te stellen. Het is onbegrijpelijk dat CDA en VVD dit
nog steeds tegenhouden.
Armoede:
Op dit moment leven 2 miljard mensen onder de absolute armoedegrens.
Armoedebestrijding is en blijft een kernpunt voor de PvdA, ook in economisch
slechtere tijden. Het is een humaan, economisch en veiligheidsbelang om dat
te doen. Internationale solidariteit betekent dat iedereen het recht moet
hebben op een menswaardig bestaan, dat iedereen kansen krijgt om zijn eigen
leven in te richten, dat niemand wordt uitgesloten.
In de woorden van de minister-president van Bhutan moeten we een wereld
creëren:
'Where everyone cares enough and everyone shares enough, so that everyone
has enough'
Ontwikkelingssamenwerking helpt, want ondanks een toename van de bevolking
is de armoede niet gestegen. Maar om de armoede echt te bestrijden moet de
economische en rechtstatelijke ontwikkeling van de ontwikkelingslanden
krachtig gestimuleerd worden. Pas dan kan ontwikkelingshulp daadwerkelijk
effectief zijn, zoals Eveline Herfkens als één van de eersten begreep.
In de eerste plaats moet de wereldhandel worden vrijgemaakt. Overheden moeten de tariefmuren afbreken en het stelsel van de landbouwsubsidies moet grondig hervormd moet worden. Nu is het nog altijd zo dat bijna de helft van de EU-begroting aan landbouwsubsidies wordt besteed: 'Terwijl de helft van de wereldbevolking moet rondkomen van 2 dollar per dag, wordt iedere koe in de EU gesubsidieerd met 2 dollar per dag'. De Europese landbouw kan daardoor producten aanbieden onder de kostprijs. Die gesubsidieerde producten verzieken de wereldmarkt voor ontwikkelingslanden.
Ten tweede moet de vraag naar producten uit ontwikkelingslanden gestimuleerd worden. De reclamecampagnes voor 'eerlijke producten', zoals Max Havelaar koffie, en de activiteiten van de wereldwinkels moeten ondersteund worden. Zij zijn belangrijk voor het behoud van draagvlak en het op de agenda houden van de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden.
Tenslotte moet er een eind komen aan de vervuiling van het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet Balkenende knabbelt steeds meer af
van de 0,8 procent van het BNP dat het uittrekt voor
Ontwikkelingssamenwerking. Het laatste nieuws is dat het CDA probeert om
zelfs vredesoperaties onder het budget te laten vallen. Op dit moment
betaalt het kabinet al de directe steun aan het Nederlandse bedrijfsleven en
de opvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden tijdens het eerste jaar
van hun verblijf in Nederland uit het budget. Vooral de stijging van het
deel voor de opvang van asielzoekers in 2003 is opvallend. De instroom
asielzoekers is de afgelopen tijd drastisch gedaald, maar het deel voor deze
kosten is door het kabinet bijna verdubbeld ten opzichte van 2002. Het zou
beter zijn als een geïntegreerde aanpak bij het uitzettingsbeleid tot stand
komt, waarbij Ontwikkelingssamenwerking zou kunnen bijdragen aan het bieden
van perspectief in de landen van herkomst van de mensen die we terugsturen.
Dan draag je met het geld voor ontwikkelingssamenwerking echt bij aan de
economische ontwikkeling.
De bevordering hiervan is het belangrijkste doel van
ontwikkelingssamenwerking, maar kan niet zonder een actieve bestrijding van
honger en de Aids-epidemie Want wat heb je aan de opbouw van infrastructuur
en de groei van de industrie als tegelijkertijd de beroepsbevolking uitdunt,
omdat het overlijdt aan AIDS of dood gaat van de honger? Je moet dus beide
doen: brandpreventie, maar ook de brand blussen.
Honger:
Vanochtend heb ik nog gesproken met vertegenwoordigers van FairFood, een
organisatie die informeert, confronteert en oplossingen aandraagt hoe honger
uit de wereld kan worden geholpen. Momenteel dreigen miljoenen mensen het
slachtoffer te worden van de hongersnood in Zuidelijk Afrika en de Hoorn van
Afrika. De situatie dreigt net zo erg te worden als in de jaren tachtig.
Toen werd onder meer met popconcerten actie gevoerd onder het motto 'Eén
voor Afrika'. We hebben een nieuwe Bob Geldof nodig....of zit ik hier
tegenover een generatie die niet meer weet wie Bob Geldof was?
Cynisch genoeg zie je vaak dat landen waar hongersnood heerst tegelijkertijd
voedsel exporteren. Zo wordt er wel geld verdiend, maar komt de eigen
bevolking voedsel tekort. Voorop moet het recht op voedsel staan, dat is
opgenomen in artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens. De PvdA vindt daarom dat het voor overheden en bedrijven verboden moet
worden om handel te drijven met voedsel, zolang nog niet in de basisbehoefte
aan voedsel voor de eigen bevolking voorzien is.
Ten tweede moet meer geld van ontwikkelingssamenwerking worden besteed aan
de leniging van de acute hongersnood. Dat betekent: meer geld naar de
allerarmsten. Het is inhumaan om tegen de mensen die nu honger hebben te
zeggen: 'Sorry, u hebt gewoon pech, want we investeren alleen in economische
ontwikkeling, zodat volgende generaties het beter hebben.' Ook hier dus
dezelfde conclusie: brand voorkomen maar ook branden blussen.
AIDS:
In Oost- en Zuidelijk Afrika lijdt 15 tot 25 procent aan AIDS. Dit legt de
economische ontwikkeling compleet lam. Neem Zuid-Afrika. In 2010 zal het BNP
17 procent lager liggen dan het zonder AIDS geweest zou zijn.
Vroeger was het argument nog geldig dat de gezondheid van mensen in ontwikkelingslanden als vanzelf toeneemt als in de economie geïnvesteerd wordt. Nu is het eerder omgekeerd: duurzame ontwikkeling in Afrika is ondenkbaar zolang de strijd tegen AIDS niet gewonnen is.
In het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet stond afgelopen zomer een onderzoek waaruit blijkt dat per 2010 twee van de drie hiv-infecties die nu voorspeld zijn, voorkomen kunnen worden als we nu substantieel investeren in effectieve preventieprogramma's. Om die reden heeft de PvdA voorgesteld de Nederlandse bijdrage aan de Aids-bestrijding te verdubbelen.
Het betrekken van het Nederlandse bedrijfsleven kan veel meer gericht worden
op duurzame ontwikkeling in de landen zelf. Bijvoorbeeld door te investeren
in publiekprivate samenwerking tussen het International Aids Vaccin
Initiative (IAVI), dat de krachten bundelt om goedkope medicijnen tegen Aids
voor iedereen beschikbaar te stellen, en de stichting PharmAcces, die met
multinationals als Heineken, Unilever en Philips zorgt voor betere medische
voorzieningen.
Volgens de VN zullen zeker 6 miljoen mensen met Aids binnen twee jaar
sterven als ze geen toegang krijgen tot Aids-remmers. Dat is onaanvaardbaar.
De Wereld Handels Organisatie moet dan ook snel een beter evenwicht vinden
tussen de octrooibescherming voor geneesmiddelenfabrikanten en goedkope
medicijnen voor de armsten. De VS mag dit niet langer tegenhouden. Aids eist
meer slachtoffers dan het terrorisme, dus ook wat dit betreft zou de VS
voorop moeten lopen.
Onveiligheid:
Afgelopen week was Bill Clinton voor een toespraak in Nederland. Ik was er
zelf niet bij - en naar ik aanneem jullie ook niet, omdat een kaartje meer
kostte dan een basisbeurs -, maar ik heb begrepen dat Clinton daar over de
strijd tegen het terrorisme het volgende heeft gezegd:
Veiligheidsbeleid is meer dan het bang maken van vijanden. We moeten met een
beetje geld meer vrienden en minder vijanden maken. De positieve stimulans
van schuldkwijtschelding en ontwikkelingssamenwerking moet onderdeel
uitmaken van onze veiligheidsstrategie, net zoals George Marshall en Harry
Truman na de Tweede Wereldoorlog mensen nieuwe kansen gaven met het Marshall
Plan.
Clinton heeft gelijk. Er is weliswaar geen 1-op-1 relatie tussen armoede en
terrorisme, maar armoede bevordert de uitzichtloosheid en daarmee ook de
ontvankelijkheid voor fundamentalisme. We moeten dus niet alleen het
terrorisme, maar ook de oorzaken van het terrorisme bestrijden. Maar in veel
Westerse landen zijn mensen de rest van de wereld als een risico gaan zien
en bestaat een grote behoefte om zich hiervoor af te sluiten. Ook Nederland
trekt zich met het kabinet Balkenende terug achter de dijken. Het heeft
Ontwikkelingssamenwerking zelfs gedegradeerd tot een staatssecretariaat.
Internationale migratie:
Als de welvaartsverschillen in de wereld niet verkleind worden, is er een
sterke 'drive' voor mensen om naar het rijke Westen te trekken. Het is dan
ook een illusie om te denken dat een verlaging van het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking niet leidt tot meer mensen die elders - onder meer
in Nederland - hun heil gaan zoeken. Als de economische ontwikkeling in hun
land achterblijft, hopen mensen hier en in andere Westerse landen voor
zichzelf en hun kinderen een betere toekomst te vinden. Dat kan je die
mensen niet kwalijk nemen, maar het is iets anders of het een wenselijke
ontwikkeling is.
Hoe moet de Nederlandse politiek, en de PvdA, omgaan met internationale
migratie? Moeten we het verwelkomen omdat het goed zou zijn voor landen die
zich ontwikkelen? Of moeten we er tegen zijn, omdat het binnenlaten van
teveel mensen direct gevolgen heeft voor de betaalbaarheid van onze
verzorgingsstaat?
De kern van het dilemma is: Is er sprake van een onderliggende
onverenigbaarheid van interne solidariteit (gericht op het in stand houden
van de verzorgingsstaat) en externe solidariteit (gericht op het helpen van
mensen in ontwikkelingslanden)?
Ik vind dat het in stand houden van onze verzorgingsstaat niet strijdig is
met externe solidariteit. Er zijn namelijk vele andere manieren om, met
behoud van onze verzorgingsstaat, onze externe solidariteit met de
ontwikkelende landen kracht bij te zetten: in kwesties van vrede en
veiligheid, door armoedebestrijding, met goedkope medicijnen, door het
slechten van tariefbarrières Ik zeg dan ook: we moeten geen valse
tegenstelling creëren tussen interne en externe solidariteit, maar
terugkeren naar Internationale solidariteit.
Over de suggestie dat internationale solidariteit altijd gebaat zou zijn met
een ruimhartig migratiebeleid verschillen de geleerden van mening. Zelf wil
ik daar het volgende over zeggen:
Laten we eens terug denken aan de discussies over de actieve werving van
medici en verpleegkundig personeel uit bijvoorbeeld Zuid-Afrika of Ghana,
landen die op dit punt zelf grote tekorten kennen. Een ruimhartig
migratiebeleid zou geen enkele rem op dit proces zetten. Anders dan CDA en
VVD vindt de PvdA het onverteerbaar dat de tekorten in de Nederlandse zorg
worden afgewenteld op patiënten in ontwikkelingslanden, die dan over minder
dokters beschikken. Een internationale concurrentieslag om de knapste koppen
niet mag leiden tot een braindrain uit de ontwikkelingslanden. Want: in
wiens zou dat zowel op korte als op langere termijn zijn? In ieder geval
niet van de ontwikkelingslanden, dus van internationale solidariteit als
reden voor migratiebeleid is geen sprake.
Wat zou dan wel een reden kunnen zijn voor een verstandig migratiebeleid?
Sommigen zeggen het tegengaan van de vergrijzing. Maar berekeningen laten
zien dat je dan vooral 25-jarige opgeleide migranten moet opnemen in zulke
grote aantallen dat dat een illusie is. De veroudering van de bevolking,
inclusief de beroepsbevolking, is meer iets waar we ons aan moeten aanpassen
dan dat het valt te keren met migratiebeleid.
Nee, de redenen voor een verstandig en sturend migratiebeleid moeten vooral
gezocht worden in het feit dat Nederland al de facto een migratieland is en
dat het te voorzien valt dat de druk om om arbeidsmarktredenen (tijdelijk)
migranten toe te laten in de loop der tijd alleen maar toe zal nemen. Dat
wetende kun je je daar maar beter vroegtijdig op instellen.
Maar dan zullen we wel nog heel wat huiswerk moeten doen en zal het ook nog wel even duren voor we een en ander voor elkaar hebben.
Ik noem vijf punten.
Allereerst doen we er goed aan te werken aan een Europees migratiebeleid.
Veel andere landen in Europa kennen vergelijkbare problemen als wij met de
toekomstige situatie op hun arbeidsmarkt. Een Europees migratie- en
asielbeleid is in de maak, het duurt allemaal veel te lang, maar dat het
hier voor alle betrokkenen zinvol kan zijn om de handen ineen te slaan,
lijkt me evident.
Ten tweede moeten we zorgen dat we in Nederland onze integratie van
nieuwkomers op orde hebben. Dat is nu geenszins het geval. Op dit moment
zijn er in Nederland nog altijd grote aantallen nieuwkomers vanwege de
Vreemdelingenwet, gezinsvorming, gezinshereniging en, steeds meer, vanuit de
nieuwe toetreders tot de Europese Unie. Voor veel van deze nieuwkomers is de
inburgeringsperiode een moeilijke periode van onzekerheid. De inburgering
levert een enorme taak op voor onze scholen, woningcorporaties en
ziekenhuizen. De Nederlandse samenleving heeft de ernst van deze
problematiek jarenlang onderschat, maar lijkt nu van de zwaarte van de taak
doordrongen. Het absorptievermogen van elke samenleving kent echter haar
grenzen en dat betekent hier dat we er goed aan doen onze
integratieprocessen op orde te hebben voor we aan een actief sturend
migratiebeleid toe zijn. Wie een illustratie zoekt van wat we op dit punt
nog met elkaar te doen hebben, voor we toe zijn aan het accommoderen van
nieuwe instroom, moet maar eens het artikel van Arie van der Zwan in de NRC
van gisteren lezen.
Ten derde doen we er goed aan waar dat zinvol is te kijken naar de
ervaringen elders. Ver van huis hebben landen als de Verenigde Staten,
Canada en Australië veel ervaring met de inzet van arbeidsmigranten. Maar
hoe vergelijkbaar zijn die landen eigenlijk met Nederland? In ieder geval
gaat het hier om grote ex-koloniën, die sinds hun staatsvorming in essentie
immigratiesamenlevingen zijn. Maar waar we kunnen leren moeten we dat zeker
doen. Dat geldt zeker voor Duitsland waar eerste pogingen worden gedaan een
migratiebeleid om arbeidsmarktredenen op touw te zetten.
Ten vierde, hiervan afgeleid, zullen we goed moeten bezien of we
arbeidsmarktmigratie als een tijdelijk of als een permanent verschijnsel
wensen te zien. Zijn mensen hier tijdelijk, en keren ze daarna weer terug?
Of krijgen ze een tijdelijke status en kunnen ze een permanente status
verdienen? Wat doe je dan met gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe
tijdelijk is tijdelijk?
Eén van de redenen waarom het integratiebeleid in Nederland de afgelopen
jaren ook op punten gefaald heeft, is de veronderstelling bij veel migranten
en beleidsmakers dat er sprake zou zijn van terugkeer. Toen dat er
vervolgens niet van kwam, bleek er van alles mis te lopen. Een generatie
migranten bleef in twee werelden leven en beleidsmakers voerden beleid op
basis van veronderstellingen die niet bleken te kloppen. Dat mag nooit meer
gebeuren.
Een vijfde punt tenslotte draait om de verzorgingsstaat. Ik verwerp de
gedachte dat vanwege een migratiebeleid de rechten van WW-ers en WAO-ers
minder zouden moeten worden omdat de spoeling dunner wordt. Ik vind namelijk
dat de rechten van iedere burger primair bepaald moeten worden door wat
nodig is in een situatie van werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.
Maar ik zie ook wel dat er een spanning ontstaat als we meer mensen ons land
binnenlaten zonder ons er van bewust te zijn wat dit kan betekenen voor de
aanspraken op de verzorgingsstaat, en dus voor de betaalbaarheid van de
verzorgingsstaat. En ik zie ook wel dat migratie, afhankelijk van het
profiel van de migrant, allerlei nadelen met zich mee kan brengen voor de
autochtone bevolking, met name de kwetsbare, snel van de verzorgingsstaat
afhankelijke, laag opgeleide autochtone bevolking. Juist ook voor die mensen
wil de PvdA opkomen.
Een oplossing voor dit vraagstuk begint bij de vaststelling dat we, als we
het hebben over arbeidsmigratie, praten over een groep mensen die naar
Nederland toekomt op vrijwillige basis. Op een goeddeels zakelijke basis
ook. Dat betekent dat er contractueel veel geregeld mag en moet worden.
Bijvoorbeeld de vraag of mensen die hier tijdelijk zijn andere rechten op de
verzorgingsstaat hebben dan mensen die hier permanent zijn; maar dan
natuurlijk ook andere premies en belastingen betalen. Of de vraag op welke
basis zo'n contractuele relatie beëindigd mag worden.
Er zijn veel modellen mogelijk en ook hier moeten we vooral eerst maar eens goed kijken hoe dat in andere landen gaat. Een mogelijkheid zou een systeem kunnen zijn waarbij mensen tijdelijk in Nederland zijn en voor de duur van het contract andere rechten en plichten hebben dan mensen die hier permanent zijn. Arbeidsmigranten kunnen dan wel volledig meedraaien in de werknemersverzekeringen, maar bijvoorbeeld niet volledig in de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen. Een andere mogelijkheid is een systeem waarbij de tijdelijke status een opstap is naar een permanente status. In dat geval kom je in de buurt van zogenaamde green card systemen, met alle plichten, maar óók alle rechten van dien.
Ik pleit er hier voor dat we een begin maken met een doordacht
migratiebeleid. We kunnen niet vroeg genoeg beginnen om te onderzoeken welk
systeem in Nederland op zijn plaats zou zijn. We hebben een aantal jaren
geleden de fout gemaakt dat we problemen rond immigratie, integratie en
verzorgingsstaat veel te weinig prioriteit hebben gegeven. Nu is het debat
serieus van de grond gekomen. Het zou daarom onvergeeflijk zijn als we
opeens onszelf laten verrassen door arbeidsmarkttekorten, vluchten in een
actief migratiebeleid en een aantal jaren later tot de conclusie komen dat
we geen enkele rekening hebben gehouden met integratietekorten en nieuwe
werkloosheid.
Tenslotte nog twee opmerkingen. Dit slot van mijn verhaal ging over een
actief migratiebeleid om arbeidsmarktredenen. Het ging dus niet over
politieke vluchtelingen. Die mensen moeten altijd op de solidariteit van de
Nederlandse samenleving kunnen rekenen. Met de strenge, maar rechtvaardige
Vreemdelingenwet van Job Cohen kunnen we het draagvlak voor hun opvang
behouden.
Daarnaast is het van belang een krachtig beleid te voeren tegen illegale
arbeid. Het heeft namelijk geen zin om een legale weg voor arbeidsmigranten
te creëren als het Nederlandse bedrijfsleven met graagte gebruik blijft
maken van illegale arbeid. Illegale arbeid is mensonterend en
concurrentievervalsend. Er moeten maatregelen worden genomen: meer
controles, hogere boetes voor werkgevers en het terugvorderen van de door
hen niet betaalde premies. Gerrit Zalm en de VVD vinden dit kennelijk ook,
maar er moet meer gebeuren: de profiteurs, de illegale uitzendbureaus en
koppelbazen, moeten worden aangepakt. Dat kan met behulp van certificering
of door het opnieuw invoeren van de vergunningen voor deze sector. De VVD is
hier echter fel op tegen. Blijkbaar is de liefde voor de liberalisering van
de markt groter dan die voor de bestrijding van illegale arbeid. Dat maakt
het pleidooi van de VVD voor een krachtige aanpak van illegale arbeid
ongeloofwaardig.
Slot:
CDA en VVD hebben aangegeven dat zij na de verkiezingen - desnoods weer met
de LPF - willen doorregeren. Dat is voor het Buitenlands Beleid niet te
hopen. De stem van de armen werd niet meer gehoord in de ministerraad en het
is de oppositie geweest die het kabinet op de meeste punten van buitenlands
beleid aan een meerderheid heeft geholpen. Ook heeft de VVD al aangegeven
dat de komende periode nog eens flink extra bezuinigd kan worden op
Ontwikkelingssamenwerking.
Wij zijn bezorgd over de onveiligheid in de wereld. Wij zijn bezorgd over
armoede, honger en AIDS. Wij zien de verbanden tussen armoede, onveiligheid,
gebrek aan perspectief en migratie. Al die dingen waar de VVD ook zegt
bezorgd om te zijn. Maar die zorg dwingt juist tot doorvechten voor een
effectief ontwikkelingsbeleid dat mensen perspectief biedt in eigen land.
Geen bezuinigingen dus, eerder uitbreiden mits effectief, gericht en
samenhangend. Omdat het meer dan ooit nodig is juist vanwege die complexe
mondiale verbanden tussen armoede, onveiligheid en migratie.
Internationale solidariteit is nodig, juist in deze roerige tijden.
De PvdA maakt dus andere keuzes. Nu jullie nog.
Dank jullie wel.