European Commission

IP/02/1907

Brussel, 17 december 2002

Commissie legt geldboetes op aan Ajinomoto, Cheil en Daesang wegens kartel voor smaakversterkers in voeding (nucleotiden)

De Europese Commissie heeft de Japanse onderneming Ajinomoto Co. Inc. en de Zuid-Koreaanse ondernemingen Cheil Jedang Corp en Daesang Corp vandaag geldboetes opgelegd van respectievelijk 15.54 miljoen EUR, 2.74 miljoen EUR en 2.28 miljoen EUR wegens deelname aan een kartel met het oog op het vaststellen van prijzen voor nucleotiden, een substantie die de smaak van voedingsmiddelen versterkt. De Japanse onderneming Takeda Chemical Industries Ltd kreeg, ondanks haar deelname aan het kartel, volledige vrijstelling van geldboetes omdat zij het bestaan van de illegale overeenkomst onthulde aan de Commissie.

Het onderzoek ging van start in 1999, toen vertegenwoordigers van Takeda de Commissie benaderden om het kartel aan het licht te brengen en doorslaggevende informatie over haar werking aan te brengen in ruil voor vrijstelling van geldboetes op grond van de clementieregeling van de Commissie van 1996. De andere ondernemingen hebben vervolgens meegewerkt aan het onderzoek.

De bewijzen waarover de Commissie beschikt, tonen aan dat Ajinomoto, Takeda, Cheil en Daesang gedurende een periode van negen jaar tot 1998 een kartel vormden waarin zij overeenkwamen "richtprijzen" vast te stellen, onderling prijsverhogingen af te spreken, klanten te verdelen, en informatie over omzetcijfers uit te wisselen.

Nucleotide of nucleïnezuur wordt gemaakt op basis van glucose en wordt gebruikt in de voedingsindustrie om smaak toe te voegen aan voedingsmiddelen.

De documenten die door de Commissie werden gevonden, laten er geen twijfel over bestaan dat manipulatie van de markt werd beoogd. Het verslag van een vergadering dat werd verstrekt door Daesang vermeldt bijvoorbeeld, met betrekking tot het kartel in 1995, dat: "iedereen werd bedankt voor zijn medewerking in 1995 die resulteerde in de effectieve uitvoering van prijsverhogingen voor nucleotide en iedereen werd gevraagd ook in 1996 zijn medewerking te verlenen met het oog op het verder verhogen van de nucleotideprijzen. alle deelnemers verklaarden zich akkoord door goedkeurend te knikken of mondeling te bevestigen".

Hoewel de overeenkomst een zware inbreuk vormde op het communautaire mededingingsrecht, werd geoordeeld dat Takeda voldeed aan de voorwaarden voor volledige vrijstelling van geldboetes.

Wegens hun medewerking aan het onderzoek kwamen Daesang, Ajinomoto en Cheil ook in aanmerking voor een verlaging van de geldboetes. Hoewel Takeda als eerste de Commissie benaderde, kreeg Daesang toch een verlaging met 50% van de geldboete omdat zij de Commissie benaderde op eigen initiatief, nog voor zij een verzoek om inlichtingen kreeg.

Ajinomoto is wereldwijd de grootste nucleotideproducent en was, uitgaande van haar marktaandelen in 1997, bijna tweemaal zo groot als haar concurrenten. Ajinomoto zal dan ook een hogere geldboete worden opgelegd om te zorgen voor een afschrikkend effect.

De relatief lage boetes zijn evenredig met de bescheiden jaarlijkse inkomsten uit nucleotide, die circa 8 miljoen EUR beliepen in de Europese Economische Ruimte - de 15 lidstaten van de EU plus Noorwegen, IJsland en Lichtenstein - tijdens de periode van de inbreuk. De gehele wereldwijde omzet was echter vrijwel volledig in handen van deze vier ondernemingen.