KENMERK P E R S B E R I C H T
20020454/656
DATUM 19 december 2002
Onderwijsraad
KENNIS VAN OUDERE LERAAR BEHOUDEN
Oudere leraren zijn door hun kennis en expertise geschikt voor het
uitvoeren van speciale taken als het begeleiden van nieuwe docenten,
het organiseren van bijzondere projecten met leerlingen of het vertegenwoordigen van de school in contacten met ouders. Hun ervaring dreigt verloren te gaan, doordat velen van hen ervoor kiezen vervroegd uit te treden. Met het oog op dit verlies aan kennis en het daarmee gepaard gaande lerarentekort, is het van belang dat de onderwijsinstellingen, de overheid en de sociale partners zich inspannen voor het behoud van de oudere leraar. Dit stelt de Onderwijsraad in zijn verkenning Vergrijsd maar niet verzilverd. Inzetbaarheid
en behoud van vijftigplussers in het onderwijs die is aangeboden aan
de minister van Onderwijs.
In de verkenning zoekt de raad naar mogelijkheden om de inzetbaarheid van
vijftigplussers in het onderwijs te optimaliseren en hun arbeidsdeelname te
vergroten. De raad wil de vroegtijdige uitstroom beperken. Deze uitstroom
leidt namelijk binnen afzienbare tijd tot een grote vervangingsvraag. Als het
aanbod op de onderwijsmarkt onvoldoende blijft, loopt de kwaliteit van het
onderwijs gevaar.
Oplossingsrichtingen
De oudere leraar kan zijn/haar inzetbaarheid verbeteren, waardoor hij/zij
minder behoefte heeft om uit te stromen. Aandacht voor een persoonlijk
ontwikkelingsplan met functiegerichte scholing, maar zeker ook scholing in
bredere zin kan daartoe bijdragen. Ook het aanpakken van werkdruk door
bijvoorbeeld het scheppen van eigen werkplekken en het invoeren van taak-
en functiedifferentiatie is een belangrijke oplossingsrichting. Daarnaast kun-
nen financiële bonussen leraren stimuleren (in deeltijdverband) door te wer-
ken na hun 62e en/of zelfs na de huidige pensioensgerechtigde leeftijd van
65 jaar.
Onderwijsinstellingen investeren in professioneel personeelsbeleid door scho-
ling van directies. Direct leidinggevenden maken de omslag naar een selectief
in plaats van collectief uitstroombeleid, uitgaande van de verschillende moge-
lijkheden van oudere leraren. Het is belangrijk dat de leidinggevenden verder
kijken dan de kostenbesparing die het vervangen van oudere (duurdere) lera-
ren door goedkopere jongeren op de korte termijn oplevert.
Het ministerie kan in samenspraak met de betrokken CAO-partners doorwer-
ken financieel nog aantrekkelijker maken en vroeg stoppen met werken juist
minder aantrekkelijk maken. Ook het recent verhoogde schoolbudget biedt
financiële mogelijkheden voor (meer) functiedifferentiatie en daarmee loondif-
ferentiatie voor oudere leraren.