Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
16 december 2002
Auteur
Pieter de Gooijer
Kenmerk
DIE/609/02
Telefoon
070 - 348 6132
Blad
1/1
Fax
070 - 348 4086
Bijlage(n)
E-mail
pieter-de.gooijer@minbuza.nl
Betreft
Verslag van de Europese Raad van
Kopenhagen, 12-13 december 2002
Zeer Geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de daarvoor bestaande afspraken bied ik u hierbij het verslag (met daarbij horende bijlagen) aan van de bijeenkomst van de Europese Raad die op 12 en 13 december 2002 in Kopenhagen plaatsvond.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad
te Kopenhagen, 12 - 13 december 2002
De bijeenkomst van de Europese Raad in Kopenhagen op 12 en 13 december 2002 stond vooral in het teken van de onderhandelingen en besluitvorming over de uitbreiding van de Europese Unie. Zoals weergegeven in de conclusies van het voorzitterschap (bijgevoegd), werden de toetredings-onderhandelingen met tien kandidaat-lidstaten (Cyprus, Malta, Estland, Letland, Litouwen, Polen Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Slovenië) afgerond, werden afspraken gemaakt over het verdere verloop van het
toetredingsproces van Roemenië en Bulgarije en werd besloten op welke wijze de volgende fase van de kandidatuur van Turkije zal worden vormgegeven.
In het licht van het onderhandelingsresultaat stelde de Europese Raad vast dat de genoemde landen, na hun toetreding op 1 mei 2004, als lidstaten kunnen deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement die zijn voorzien voor juni 2004. Het ontwerp-toetredingsverdrag kan nu gefinaliseerd worden. Het zal, na advies door de Commissie, instemming door het Europees Parlement en formele besluitvorming door de Raad - zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 van het Verdrag betreffende Europese Unie - op 16 april 2003 met deze landen in Athene worden ondertekend.
Voorts werd in Kopenhagen een akkoord bereikt op basis waarvan tussen de Europese Unie en de NAVO een algemene overeenkomst kon worden gesloten over permanente regelingen voor wederzijdse bijstand en samenwerking. Deze overeenkomst, die in een briefwisseling tussen Secretaris-generaal / Hoge Vertegenwoordiger (SG/HV) Solana en Secretaris-generaal Robertson is vastgelegd, beantwoordt aan de Nederlandse inzet op dit punt sinds de Europese Raad van Nice (december 2000).
Ontmoeting Voorzitter Europees Parlement; milieuramp 'Prestige'
De leden van de Europese Raad hadden zoals gebruikelijk een korte ontmoeting met de voorzitter van het Europese Parlement, Cox. Deze besteedde onder meer aandacht aan de recente ramp met de olietanker Prestige. Hierover zijn in de conclusies van het voorzitterschap de eerdere Raadsconclusies bevestigd (de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 6 december en de Milieuraad van 9 december jl.). Voorts heeft de Europese Raad besloten om tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst in maart 2003 op basis van een verslag van de Commissie te spreken over maatregelen die binnen het huidige begrotingskader kunnen worden genomen ter bestrijding van de gevolgen van deze ramp.
Conventie
De bijeenkomst werd voorafgegaan door een ontmoeting met de voorzitter van de Conventie, oud-President Giscard d'Estaing. In zijn bijdrage (zijn voorbereide - Franse - tekst is bijgevoegd) wees deze op de presentatie in oktober van zijn ontwerp voor de architectuur van het nieuwe verdrag, dat, naar hij aangaf zonder terughoudendheid door de plenaire Conventie was aanvaard. Giscard onderkende dat ratificatie door de lidstaten van het nieuwe verdrag - dat de bestaande verdragen niet aan zal
vullen maar vervangen - niet zonder problemen kon blijken te zijn.
Giscard wees erop dat in de Conventie een sterke stroming voorstander was van toetreding door de Unie tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM); hij zag daartoe mogelijkheden via een clausule in het verdrag. Na januari 2003 komt de Conventie in de fase waarin over meer uitgewerkte tekstuele voorstellen voor verdragsteksten en institutionele vraagstukken wordt gesproken. De bijdrage die de Commissie inmiddels had gepresenteerd, zou daarbij als inspiratie dienen.
De voorzitter van de Commissie, Prodi, gaf daarop een toelichting op de voorstellen die de Commissie had gedaan, daarbij wijzend op het fundamentele belang van de communautaire methode dat in deze voorstellen wordt bevestigd. Minister-president Verhofstadt heeft, als fungerend Benelux-voorzitter, daarop aangesloten in zijn reactie waarin hij wees op het Benelux-memorandum. Overigens nam de Europese Raad kennis van het in de RAZEB van 18-19 november jl. besproken rapport van het voorzitterschap over het functioneren van de Raad (en met name het voorzitterschap van de Raad), zonder daaraan verdere operationele conclusies te verbinden.
In de gedachtewisseling met President Giscard is bevestigd dat de Conventie het resultaat van haar werk tijdig voor de Europese Raad van juni 2003 zal indienen. Over het vervolgtijdpad, en met name de Intergouvernementele Conferentie (IGC) die op de Conventie zal volgen, meende Minister-president Simitis dat de IGC moet worden afgesloten voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2004. Hij werd daarin gesteund door zijn ambtgenoten Schuessel, Aznar en Berlusconi. De laatste voegde daaraan toe dat daarom de afronding van de IGC op zodanig moment diende plaats te vinden dat de Europese kiezer zich voor de EP-verkiezingen een mening over het verdrag moest kunnen vormen.
Minister-president Balkenende wees er daarentegen op dat de nieuwe lidstaten volwaardig bij de opstelling van het nieuwe verdrag betrokken moeten worden. Dat is bevestigd in de conclusies van het voorzitterschap. In dat licht is ook vastgelegd dat het nieuwe verdrag eerst na de toetreding zal worden ondertekend.
Uitbreiding
Slotpakket toetredingsonderhandelingen
De besprekingen over het hoofdonderwerp van deze bijeenkomst, de uitbreiding, draaiden in de kern om de vraag of, en zo ja hoeveel, additionele middelen beschikbaar zouden worden gesteld aan de kandidaat-lidstaten. De besprekingen begonnen tijdens het werkdiner van de Staatshoofden en Regeringsleiders met een discussie over het pakket zoals dat door het voorzitterschap begin december aan de kandidaat-lidstaten was voorgelegd en ook besproken was tijdens de RAZEB van 11 december jl.. Vastgesteld
werd dat dit pakket door het voorzitterschap tegenover de kandidaten als het slotpakket diende te worden beschouwd. Gememoreerd werd dat in de RAZEB van 18-19 november jl. was besloten dat als toetredingsdatum voor de eerste groep 1 mei 2004 zou gelden. Als gevolg daarvan zouden de Eigen Middelen afdrachten door deze groep nieuwe lidstaten ten behoeve van de EU-begroting in 2004 naar rato verminderen, hetgeen een verlaging van verwachte EU-inkomsten tot gevolg zou hebben van circa 1,3 miljard
euro. Gecombineerd met de geaggregeerde financiële implicaties van het genoemde pakket, leidde dit tot een nog resterende beschikbare bestedingsruimte onder de uitgavensplafonds zoals in Berlijn vastgelegd, van rond de 600 miljoen euro. Mede in dat licht werd door Nederland, gesteund door Duitsland, betoogd dat het aan de kandidaten voorgelegde pakket gezien diende te worden als het slotpakket met het financiële maximum.
De vergadering van de Europese Raad is in de loop van vrijdag 13 december diverse keren geschorst om het voorzitterschap in de gelegenheid te stellen hierover met de kandidaat-lidstaten te spreken. Van hun kant hebben zij aangegeven dat het pakket als onvoldoende werd beschouwd. Met name Polen bracht naar voren dat substantiële additionele middelen beschikbaar dienden te worden gesteld; andere kandidaat-lidstaten gaven op hun beurt aan dat zij de uitwerking van het pakket tussen de verschillende kandidaten niet bevredigend vonden en dat zij bovendien meenden dat hen additionele middelen diende te worden geboden wanneer Polen zou worden geaccommodeerd.
Uit deze onderhandelingen is als compromis naar voren gekomen dat uit de middelen voor structuurbeleid - waarvan de Europese Raad van Brussel besloten had dat die voor de periode 2004-2006 voor de nieuwe lidstaten beschikbaar zouden zijn - 1 miljard euro van de daarbinnen voor Polen beschikbare gelden zou worden afgetrokken, welk bedrag geplaatst zou worden in een bijzondere, tijdelijke cash flow faciliteit ten behoeve van dat land. Bovendien werd besloten een bedrag ad 108 miljoen euro als bijzondere Schengen-faciliteit te oormerken voor Polen voor verdere verbetering van de grensbeveiliging. Voor Tsjechië is eveneens een cash flow arrangement getroffen ad 100 miljoen euro. Tenslotte werd voor alle kandidaat-lidstaten, uitgezonderd Polen, besloten additionele middelen beschikbaar te stellen ter hoogte van 300 miljoen euro, welke ten laste van de genoemde resterende bestedingsruimte onder de Berlijn-plafonds zou worden gebracht.
Nederland heeft hiermee uiteindelijk ingestemd op grond van de overweging dat dit compromis zich conformeerde aan de eerder gekozen uitgangspunten, waaronder met name respectering van de plafonds van Berlijn en de afspraken van Brussel. Naar overtuiging van de regering was hiermee een resultaat tot stand gekomen dat weliswaar de plafonds van Berlijn dicht naderde maar dat zulks aanvaardbaar was nu dit de uitbreiding uiteindelijk mogelijk maakte en veiligstelde.
Nederland heeft daarbij wel geïnsisteerd op precieze vastlegging van de financiële arrangementen teneinde te voorkomen dat in de komende jaren alsnog onduidelijkheid zou ontstaan over de gemaakte afspraken; daaraan is voldaan in Bijlage I bij de voorzitterschapsconclusies. Voorts heeft Nederland nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de noodzaak van degelijke toetsing van het nakomen van de aangegane verplichtingen door de betrokken landen (monitoring). Op Nederlandse instigatie is in verband daarmee in de conclusies vastgelegd dat de Commissie voorstellen (voor vrijwarings-maatregelen of anderszins) zal doen indien de toetsingsverslagen daartoe aanleiding geven.
Cyprus
Het hiervoor beschreven slotpakket betrof de eerste groep toetreders, de zogenaamde Laken-10. Voor Cyprus, deeluitmakend van deze groep, gold als bekend daarenboven dat overeenkomstig de voorzitterschapsconclusies van de Europese Raad van Helsinki (1999) nog de bijzondere beslissing genomen diende te worden of dit land kon toetreden tegen de achtergrond van het al dan niet bereikt zijn van een oplossing voor het Cypriotische conflict.
Gedurende het verloop van de Europese Raad werd duidelijk dat de beide gemeenschappen op het eiland bereid en voornemens zijn verder te onderhandelen met als doel tot overeenstemming te komen voorafgaand aan de dead line van 28 februari 2003 die is vervat in de meest recente voorstellen van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Zij waren echter niet in staat thans reeds in te stemmen met deze voorstellen. In dat licht heeft het voorzitterschap voorgesteld Cyprus weliswaar als lidstaat toe te laten, maar daarbij de sterke voorkeur uit te spreken dat een verenigd Cyprus zal toetreden.
Nederland heeft met dit voorstel ingestemd mede gezien de geïndiceerde bereidheid van de beide gemeenschappen verder te onderhandelen.
Roemenië en Bulgarije
De Europese Raad nam de conclusies over zoals deze waren voorbereid door de RAZEB van 11 december jl., waarvan toen duidelijk was geworden dat deze op instemming van alle lidstaten behalve Nederland konden rekenen. Dit houdt onder meer in dat de Unie ernaar zal streven Bulgarije en Roemenië in 2007 als leden te kunnen verwelkomen. Gezien de algemene steun voor deze lijn, maar ook gezien de bepaling dat toetreding slechts mogelijk zal zijn al naar gelang van de voortgang die door deze landen
wordt geboekt bij het voldoen aan de lidmaatschapscriteria, heeft Nederland zich daarbij aangesloten.
Turkije
De Europese Raad van Brussel had besloten in Kopenhagen te komen tot beslissingen over de vormgeving van de volgende fase van de Turkse kandidatuur. In de besprekingen, zowel in de Europese Raad als met de Turkse delegatie, stond daarbij de Turkse wens centraal dat de Unie zich zou uitspreken over een datum waarop toetredingsonderhandelingen zouden kunnen beginnen. Voor Nederland heeft daarbij voorop gestaan dat de Turkse kandidatuur bevestigd kon worden, dat Turkije op dezelfde wijze behandeld
diende te worden als andere kandidaten en dat niets mocht worden afgedaan aan het beginsel dat toetredingsonderhandelingen eerst kunnen worden begonnen wanneer Turkije voldoet aan de politieke Kopenhagen-criteria.
Besloten is dat, om Turkije bij te staan in het streven aan deze bedoelde criteria te voldoen, de pre-accessie samenwerking zal worden geïntensiveerd en dat de financiële bijstand aanmerkelijk zal worden verruimd. Voor wat de datum betreft, is besloten dat, als en wanneer in december 2004 wordt vastgesteld dat Turkije aan de politieke criteria voldoet, toetredingsonderhandelingen onverwijld zullen worden geopend.
Betrekkingen met de buurlanden van de uitgebreide Unie
De ministers van Buitenlandse Zaken hadden een open gedachtewisseling over de toekomstige betrekkingen met de buurlanden van de uitgebreide Unie, daarmee voortbouwend op eerdere besprekingen in de RAZEB. In de conclusies van het voorzitterschap is hierover onder meer opgenomen de inspanningen te steunen van de landen van de Westelijke Balkan om te geraken tot nauwere aansluiting bij de Unie. Voorts ziet de Europese Raad uit naar voorstellen van de SG/HV en de Commissie betreffende Oekraïne, Moldavië, Wit-Rusland en de zuidelijke mediterrane landen waarin een langetermijn benadering zal worden ontwikkeld die is gericht op bevordering van democratische en economische hervormingen en duurzame ontwikkeling.
Diversen
Twee aan de uitbreiding gerelateerde aangelegenheden die voor Oostenrijk van bijzonder groot belang zijn, kwamen eveneens aan de orde. De Europese Raad heeft de Raad verzocht nog dit jaar tot een besluit te komen voor de tijdelijke oplossing van de kwestie betreffende het transitoverkeer door de Alpen (de 'eco-punten'-kwestie). Voorts heeft de Europese Raad kennis genomen van de bilaterale overeenkomst tussen Oostenrijk en Tsjechië over nucleaire veiligheid en uitgesproken te verwachten dat
deze volledig zal worden uitgevoerd. In deze uitspraak ziet Oostenrijk een instrument om zekerder te stellen dat Tsjechië inderdaad de verplichtingen na zal komen die uit deze overeenkomst voortvloeien.
Een andere, aan de uitbreiding gerelateerde kwestie die voor Portugal van zwaarwegend belang is, betrof de uitwerking van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor dat land. Nederland heeft zich verzet tegen een bevestiging door de Europese Raad van het probleem dat Portugal zei te hebben, waaruit zou voortvloeien dat Portugal recht zou hebben op een vorm van tegemoetkoming of compensatie. Nederland heeft als compromis voorgesteld nota te nemen van de Portugese zienswijze en de Commissie op te dragen de kwestie te onderzoeken en daarover verslag uit te brengen. Dit voorstel is overgenomen.
Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)
De Europese Raad bereikte overeenstemming over de nog openstaande kwestie van niet-deelname van Cyprus en Malta aan de voorziene regelingen tussen EU en NAVO met betrekking tot toegang voor de EU tot NAVO-middelen en capaciteiten. Op basis hiervan werd kort daarna in Brussel ook binnen de NAVO definitieve overeenstemming bereikt over dit onderwerp. Hiermee is na een lange periode van onderhandelingen het participatievraagstuk opgelost en heeft de EU automatisch toegang tot de
planningscapaciteit van de NAVO. De NAVO zal de resterende elementen uit 'Berlijn plus' voor 1 maart 2003 finaliseren. Hiermee is de weg vrijgemaakt voor uitvoering van militaire operaties door de EU met gebruikmaking van NAVO-middelen. In dit kader bevestigde de Europese Raad de bereidheid van de Unie om de militaire operatie in Macedonië over te nemen in overleg met de NAVO. Tevens sprak de Europese Raad de bereidheid van de EU uit een militaire operatie in Bosnië te leiden na SFOR. HV Solana
en het voorzitterschap zijn gevraagd een begin te maken met consultaties met betrokken spelers en hierover te rapporteren aan de Raad in februari.
Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en
Tijdens de bijeenkomst in Kopenhagen bespraken de ministers van Buitenlandse Zaken tevens een aantal buitenlands-politieke onderwerpen en bereidden zij hierover verklaringen voor die door de Europese Raad werden overeengekomen.
Irak
De Europese Raad heeft zijn volledige steun bevestigd voor Resolutie 1441 van de VN-Veiligheidsraad, met als doel de ontmanteling van massavernietingswapens in Irak. Irak werd nogmaals opgeroepen deze laatste kans aan te grijpen om zijn internationale verplichtingen na te komen. De Europese Raad nam nota van de door Irak ingediende wapenlijst, die momenteel door de deskundigen wordt geanalyseerd. De Europese Raad beklemtoonde dat het inspectiewerk van UNMOVIC en het IAEA zonder inmenging moet
kunnen worden voortgezet.
Midden-Oosten
De Europese Raad heeft alle terreuracties veroordeeld en zijn steun uitgesproken voor de inspanningen van Palestijnen die trachten het hervormingsproces voort te zetten en het geweld te beëindigen.
Voorts heeft de de Europese Raad aangegeven ernaar te streven dat het Kwartet op 20 december as. een gemeenschappelijke road map met een gefaseerde aanpak voor de oprichting van een Palestijnse staat met definitieve grenzen in 2005. De Israëlische regering werd krachtig opgeroepen haar nederzettingenpolitiek terug te draaien en als eerste stap onmiddellijk de bouw van alle nederzettingen volledig te bevriezen. Tevens heeft de Europese Raad Israël opgeroepen de verslechtering van de humanitaire situatie in de Palestijnse Gebieden om te buigen. Nederland heeft het belang van dit signaal volledig onderschreven maar heeft tevens aandacht gevraagd voor legitieme bezorgdheid van Israël over zijn veiligheid.
===