Actueel

Vrijspraak voor vermeende terroristen

Bron: Rechtbank Rotterdam

Datum actualiteit: 18-12-2002

De vier verdachten, wie onder meer het voorbereiden van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Parijs ten laste was gelegd, zijn vrijgesproken. Tegen hen waren gevangenisstraffen geëist die varieerden van ongeveer een tot zes jaar. Van de drie verdachten die zich in voorlopige hechtenis bevonden werd de onmiddellijke invrijheidstelling bevolen.

De rechtbank oordeelde dat in het strafrechtelijk onderzoek van alle vier verdachten sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs door het Openbaar Ministerie (OM). De basis voor het onderzoek vormden de inlichtingen die door de (toenmalige) Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) waren verzameld en overgedragen aan het OM. De bevoegdheden van de veiligheidsdienst beperken zich tot het verzamelen van gegevens ten behoeve van de staatsveiligheid; de dienst heeft geen bevoegdheden op het gebied van opsporing van strafbare feiten. Op grond van de door de veiligheidsdienst overgedragen inlichtingen aan het OM kon dan ook geen sprake zijn van 'verdachten' in de zin van artikel 27, lid 1 van het wetboek van Strafrecht. Nog voordat uit enig strafrechtelijk onderzoek kon worden vastgesteld dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, heeft het OM de verdachten als `verdachten' aangemerkt. De huiszoekingen en de aanhoudingen die daaruit volgden, zijn daarmee op onvoldoende gronden gevorderd en moeten daarmee als niet-rechtmatig worden aangemerkt. Dit materiaal kan dan ook niet als bewijs dienen voor enig ten laste gelegd feit. Bij gebrek aan ander wettig bewijs volgt hieruit vrijspraak voor alle vier verdachten.

De advocaten van de verdachten hebben bepleit dat het onrechtmatig handelen van het OM zou moeten leiden tot een niet-ontvankelijk verklaring in de vervolging. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen sprake was van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, dat moet worden overgegaan tot het uitspreken van de niet-ontvankelijkheid van het OM.

Ten overvloede voegt de rechtbank aan haar oordeel toe, dat ook indien de rechtbank tot een andere beoordeling zou zijn gekomen over de start van het strafrechterlijk onderzoek, zij toch niet tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen van de ten laste gelegde betrokkenheid bij de voorbereiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Parijs of op een Amerikaanse legerbasis in België. Het strafdossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Datzelfde geldt ten aanzien van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AF2141

Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=10107&i=&ti= http://www.rechtspraak.nl/act...d=10107&i=41&ti=3 . Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=10107&i=&ti= .