Verbond van Verzekeraars

Commissie Nationaal Pensioendebat zwengelt met rapport pensioendebat aan

Het merendeel van de mensen die met pensioen gaan, ontvangt minder dan 70% van het laatstverdiende inkomen en heeft een pensioentekort. De overheid moet grotere verantwoordelijkheid dragen voor informatie over het pensioentekort van de burger. Een pensioenregister moet iedereen inzicht geven in zijn pensioenresultaat. Voorts moeten regels eenvoudiger worden.

Dit zijn de belangrijkste nieuwe aanbevelingen uit het rapport van Commissie Nationaal Pensioendebat * onder leiding van prof. dr. Willem Vermeend. Deze commissie onderzocht op verzoek van het Verbond van Verzekeraars de afgelopen maanden de pensioenproblematiek in Nederland. Hoewel de constatering dat Nederland in vergelijking met veel andere Europese landen over een solide pensioenstelsel beschikt, stelt de commissie vast dat de meeste mensen die nu bezig zijn met hun pensioenopbouw bij pensionering minder dan 70% van hun laatst genoten inkomen zal ontvangen. De bestaande (fiscale) regelingen moeten naar de mening van de commissie dan ook worden aangepast om deze pensioentekorten tegen te gaan. De commissie is ook van mening dat op het gebied van informatieverstrekking, deregulering en flexibiliteit nog een wereld te winnen is.

Betere informatie en communicatie: pensioenregister De commissie constateert een gebrek aan informatie en mede als gevolg daarvan een onvoldoende bewustzijn over de pensioenproblematiek. Verzekeraars, pensioenfondsen en overheid zullen veel meer toegankelijke informatie moeten verstrekken, toegesneden op de doelgroep waarvoor zij bestemd is. De commissie beveelt daarom aan een onderzoek uit te voeren naar de haalbaarheid van een 'pensioenregister'. Daarin moeten opgebouwde pensioenaanspraken geadministreerd worden en de burger moet rechtstreekse toegang krijgen.

Bovendien zegt de commissie dat werknemers tijdig vóór hun aangifte inkomstenbelasting moeten beschikken over de juiste informatie over een pensioentekort. De overheid zou verantwoordelijk moeten zijn voor deze informatievoorziening. Zolang het voor de overheid niet mogelijk is het feitelijke pensioentekort voor de belastingbetaler in beeld te brengen en hem te informeren over de ruimte voor aftrek van lijfrentepremies moet de oude ongetoetste basisaftrek voor lijfrenten worden gecontinueerd.

Vereenvoudiging van pensioenwetgeving: een absolute prioriteit De commissie constateert dat administratieve rompslomp uitvoerders belemmert inhoud te geven aan hun zorgplicht om berekeningen van pensioentekorten te maken. Dat moet dus anders. Een werkgroep zou suggesties moeten aandragen voor de berekening van het pensioentekort dat via lijfrentevoorzieningen kan worden opgevuld. Dit zou de gebrekkige jaarruimteberekening moeten vervangen.

De commissie acht de huidige trend, waarin de overheid in steeds hoger tempo ingrijpende wijzigingen in de regelgeving voor oudedagsvoorzieningen aanbrengt, schadelijk zowel voor de overheid zelf als voor de verzekerings- en pensioensector. Burgers verliezen hun vertrouwen in de overheid, wanneer ze voortdurend worden geconfronteerd met verslechteringen die de overheid doorvoert in oudedagvoorzieningen. Ook de uitvoerders van deze voorzieningen, verzekeraars en pensioenfondsen, leiden door het voortdurende overheidsingrijpen zowel financiële schade als imagoschade. Volgens de commissie kunnen burgers alleen worden gestimuleerd om actief eigen verantwoordelijkheid voor hun pensioensituatie te nemen als de overheid daar eenvoudige, consistente en vooral langetermijnregelgeving voor toegankelijke voorzieningen voor presenteert.

Meer flexibiliteit van pensioenregelingen
Dankzij de drie pijler-opzet van haar pensioensysteem heeft Nederland binnen Europa een solide stelsel opgebouwd, dat door andere landen frequent tot voorbeeld wordt genomen. Maar waar de andere Europese landen streven naar een hervorming van hun stelsel (meer flexibiliteit, meer eigen verantwoordelijkheid en vooral meer zekerheden over de financiering) maakt Nederland juist een tegendraadse beweging door de tweede pijler (pensioen) en de derde pijler (lijfrenten) te beperken, zo concludeert de commissie. En dat terwijl ons land in vergelijking met andere Europese landen nog een relatief laag pensioenresultaat heeft. Ook al wordt dat beter door het ingroeieffect van de lopende pensioenregelingen, de noodzaak om de AOW als basispensioen (eerste pijler) solide te houden en de tweede en derde pijler niet aan te tasten wordt er alleen maar groter door. Met andere woorden: aan de pensioennorm van 70% van het laatste verdiende inkomen, noch aan de norm van 2% opbouw per jaar mag worden getornd. Wel moet volgens de commissie oog zijn voor kostenbeheersing binnen het pensioengebouw. Dat kan met een vervolg op het in dit opzicht succesvolle Pensioenconvenant 1997.

Wie volgens de norm een tekort heeft, moet zelf zorgen voor aanvulling via de derde pijler, daartoe in staat gesteld via fiscale faciliëring van individuele lijfrenteovereenkomsten. Dat dient drie doelen volgens de commissie: zo steunt de overheid die eigen verantwoordelijkheid van de burger, beperkt daarmee tegelijk een later beroep op de overheid (collectieve sector) én stelt zij een toekomstige inkomstenbron veilig (in de vorm van loon- en inkomstenbelasting).

Levensloopregeling: niet snoepen uit pensioenpot Ten slotte adviseert de commissie om de bestaande verlofregelingen te incorporeren in één nieuwe levensloopregeling, die eenvoudig uitvoerbaar en toepasbaar is, maar waarvan de financiering niet ten koste mag gaan van de ruimte voor de opbouw van de oudedagsvoorziening. Wel moet het mogelijk zijn de onbenutte opgebouwde levensloopvoorziening aan te wenden voor bijvoorbeeld deeltijdpensioen of prepensioen.

Den Haag, 18 december 2002


* Om deze te kunnen lezen heeft u het programma Adobe Acrobat 3.0 of hoger nodig. Als u daarover niet beschikt kunt u dat eenvoudig downloaden.

---