Waarden & normendebat niet beperken tot fatsoensreveil
Bestuur en democratie
Thom de Graaf
18-12-2002 - De energie die Balkenende nu heeft gestoken in het
optuigen van de bureaucratie in zijn 'fatsoen moet je doen campagne'
had hij beter kunnen gebruiken om duidelijk te maken over welke
waarden wij het eigenlijk hebben en wat de taak en de rol van de
overheid daarin zou moeten zijn. Balkenende beperkt de discussie over
waarden en normen tot het opwekken van een fatsoensreveil onder
burgers. Het wegnemen van ergernissen is echter niet hetzelfde als het
herstellen van fundamentele waarden.
We voeren vandaag een debat zonder dat we precies weten waar het over
gaat. Het kabinet heeft onder leiding van de Minister-President het
initiatief genomen tot een maatschappelijk debat over waarden en
normen, maar heeft tot nu toe nagelaten precies te formuleren wat het
daaronder verstaat. Zo lopen we het gerede risico dat appels, peren,
bananen en andere tropische vruchten met elkaar worden vergeleken. In
het Strategisch Akkoord wordt aan gemeenschappelijke waarden en normen
gerefereerd. In de regeringsverklaring wordt dit toegespitst op
"fatsoen moet je doen", het gaat dan in het bijzonder om de kwaliteit
van de leefomgeving en asociaal gedrag.. In de brief van 4 oktober
gaat het er om dat waarden en normen meer gaan leven bij burgers en
worden nageleefd.
En dat is ook tegelijk de eerste moeilijkheid: gaat het om het niet
naleven van maatschappelijke gedragsregels die iedereen eigenlijk wel
weet en erkent, maar niet altijd praktiseert? Gaat het om de normen
die we in wet- en regelgeving hebben vastgelegd en die worden
overtreden? Of gaat het om maatschappelijk verantwoord gedrag dat zich
niet in wetten laat vastleggen, maar die meer te maken hebben met
omgangsvormen en met wat je in het algemeen als beschaving kunt
omschrijven? Het kabinet heeft de neiging om te spreken over het
"herstellen"van waarden en normen. Zijn die dan beschadigd of
gebroken? Is het wegnemen van ergenissen hetzelfde als het herstellen
van fundamentele waarden? Gaat het het kabinet om het fundamentele
debat welke waarden eigenlijk bepalend zijn in onze samenleving en
welke rol de overheid heeft om die waarden te beschermen en te
stimuleren of gaat het er alleen om een soort fatsoensreveil onder
burgers los te maken?
Ik vind dat dus tot dusverre één grote soep. Mijn fundamentele vraag
aan de minister-president is: wat bedoelt u eigenlijk, waarover en in
welke volgorde wilt u discussieren? Zonder dat duidelijkheid over
bestaat, heeft u inmiddels wel een hele bureaucratie opgetuigd met een
heuse belevingsmonitor, de -ik citeer - ontwikkeling van een
communicatie-aanpak m.b.t. waarden en normen, met een speciale
website, met web- en smspolls, met bekende Nederlanders die zich
moeten uitspreken, met decentrale debatten en een centrale database en
best practices.
Ik hoop dat de minister-president mij niet verkeerd begrijpt. Ik heb
hem al eerder er om geprezen dat hij aandacht vraagt voor waarden en
normen. Maar laten we dan bij het begin beginnen en eerst eens
duidelijk maken over welke waarden wij het eigenlijk hebben en wat de
taak en de rol van de overheid daarin zou moeten zijn.
De overheid gaat niet over de morele opvattingen van haar burgers, of
we dat nu leuk vinden of niet. De staat gaat wel over het
maatschappelijk gedrag van burgers als dat gedrag anderen schaadt of
indruist tegen wat we als publiek belang hebben omschreven. Dat gedrag
te normeren, de naleving van te bevorderen en te handhaven is al een
enorme opgave. De normen leggen we vast in wetten en regels, daarvan
eist de samenleving dus via de overheid dat ze worden nagekomen. Dat
zijn natuurlijk niet alle maatschappelijke fatsoensnormen. Vele
daarvan vinden we vaak wel belangrijk, maar niet een taak van de
overheid om die af te dwingen, ofwel omdat de overheid zich dan te
veel met de vrijheid van mensen gaat bemoeien ofwel omdat het
praktisch onmogelijk is.
Veel begint bij opvoeding en onderwijs. Veel heeft ook te maken met
het goede voorbeeld, van ouders, van leraren, van vrienden en ook van
de overheid.
Wat dat betreft past de politiek wel enige bescheidenheid. In het
wilde weg wat roepen en later gaan draaien dat het zo niet bedoeld
was, ministers die te hard rijden vergoeilijken of een rotschop willen
uitdelen, scheldende Kamerleden, dat zijn niet de voorbeelden waarop
iemand zit te wachten.
Heeft de overheid een bepaalde morele taak om gedragsveranderingen van
burgers te bewerkstelligen omdat dat gedrag zedelijk goed of fout zou
zijn? Als progressief liberaal ben ik daar zeer terughoudend in. Niet
de overheid is de publieke zedenmeester, maar de samenleving zelf. De
overheid heeft wel een taak - en ik neem aan dat de minister-president
dat ook beoogt - om actief grote maatschappelijke belangen te
beschermen zoals de publieke veiligheid, de natuurlijke leefomgeving
of de volksgezondheid. Campagnes als "ik vrij veilig of ik vrij niet"
of recent, die over drugsvoorlichting, arbeid en zorg of over
opvoeding klinken misschien betuttelend, maar zijn er op gericht om de
volksgezondheid te beschermen en sociale problemen te voorkomen. Het
is nooit helemaal waardenvrij, maar dat is iets anders dan een
bepaalde persoonlijke moraal opdringen. Daar is de overheid niet voor.
De oude vertrouwde wereld van de verzuilde normen ligt al lang achter ons ligt. Er zijn geen nieuwe vanzelfsprekende normerende instituties in de samenleving voor teruggekomen, maar wel een voortgeschreden individualisering en een toegenomen invloed van uitheemse culturen, internationale trends en niet te vergeten media en commercie. Daartussen zoeken we als Nederlandse samenleving soms wat onzeker onze weg. De opgave is om in onze gemeenschap vele vaak tegengestelde tendenzen met elkaar te verenigen en een overkoepelende structuur aan te brengen, waarden waarmee niet valt te marchanderen. Dat is geen debat dat op één dag gevoerd kan worden, het is veel meer een permanente zoektocht. Zaken als democratie, publieke sfeer, rechtvaardigheid, privacy en veiligheid moeten door luisteren, kijken, analyseren en debat inhoud krijgen, elke dag opnieuw. En daarom gaat het dus niet alleen maar om burgerfatsoen, om de afdeling klein leed en ergernissen. De premier fixeert zich daar teveel op.
Fatsoen is slechts één van de waarden in onze samenleving. Het valt in het algemeen in het domein van de opvoeding en het goede voorbeeld. Het opgeheven vingertje van de overheid helpt hier aanmerkelijk minder dan een gericht beleid om ouders ruimte te geven hun opvoedtaken te combineren met andere maatschappelijke verplichtingen. Aandacht en tijd zijn schaarse goederen en juist die zijn nodig om kinderen te leren "hoe het hoort". Sneller rekenen, sneller informatie verwerken, sneller produceren, dat kan allemaal, maar sneller opvoeden kan niet. Ook het onderwijs is daarbij belangrijk, niet om de taak van ouders over te nemen, wel om daar aan bij te dragen. D66 vindt dat de normerende functie van het onderwijs meer nadruk mag krijgen.
Voor D66 is een belangrijke waarde de autonomie van de individuele mens. De autonomie van iedere individuele burger heeft in grote mate de samenleving van de afgelopen decennia gekleurd. Individualisering heeft geleid tot meer zelfbeschikkingsrechten, tot emancipatie van vrouwen, homo's, minderheden. Individuele mensenrechten hebben een fundamentele bescherming gekregen en de nadruk is komen te liggen op bescherming van vrijheidsrechten, privacy en individuele zeggenschap, van bestuur tot en met medisch-ethische onderwerpen. Natuurlijk kent individualisering ook zijn tegenkanten: gebrek aan gemeenschapsgevoel, fragmentarisering, soms ook pervertering van de vrijheid. Ook de individuele vrijheid kent zijn grenzen en die grenzen liggen in de vrijheid van anderen en in het individueel verantwoordelijkheidsbesef.
In dat verband vind ik het advies van de Raad voor maatschappelijke
Ontwikkeling zeer waardevol. De RMO vindt juist het individueel
verantwoordelijkheidsbesef de vertaling van "waarden en normen".
Volgens de RMO heeft de overheid de individualisering vooral als iets
negatiefs gezien, als het najagen van eigenbelang. De individuele
verantwoordelijkheid wordt door samenleving en overheid onvoldoende
aangesproken, omdat die nog te veel van de collectieve
organisatievormen uitgaan. Wat vindt de minister-president van deze
analyse?
De verantwoordelijkheid is de andere kant van de individuele vrijheid.
Op die individuele verantwoordelijkheid moeten mensen ook worden
aangesproken, niet alleen maar op het collectief: de overheid, de
culturele groep, het bedrijf of de school.
De overheid kan dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het
versterken van het individuele verantwoordelijkheidsbesef door
doelgericht te investeren in betrokkenheid en zeggenschap van mensen
in hun maatschappelijke omgeving: van ouders bij de scholen,
wijkbudgetten voor veiligheid waarbij buurtbewoners zelf de
prioriteiten stellen, zeggenschap van inwoners over wie hun
burgemeester is. Ook in het integratiebeleid moet de individuele
verantwoordelijkheid leidend zijn.
Een slotnotie betreft de waarde van de democratische en sociale
rechtsstaat. Onze democratische rechtsstaat gaat uit van zowel de
persoonlijke vrijheid als van het respect voor leven, goed en
veiligheid van anderen. Respect voor de waardigheid van ieder mens.
Met die waarde kan niet worden gemarchandeerd. Bij botsing van
culturen in onze samenleving zal die rechtsstaat ruggengraat moeten
tonen, ook als een beroep wordt gedaan op religieuze of culturele
motieven om ongelijkheid te verkondigen of te praktiseren. De overheid
mag dan niet meebuigen.
Maar de democratische en sociale rechtsstaat vraagt ook een overheid
die zelf het goede voorbeeld geeft en buiten discussie staat. Als
ergens het begrip verantwoordelijkheid diffuus is geworden is het wel
binnen de overheid. Overheden die verantwoordelijkheid afwentelen, of
zich niet aan de eigen regels houden of gemakzuchtig niet handhaven en
niet beschermen waar dat nodig is, die overheden kunnen niet vragen om
herstel van normen en waarden van burgers. Die moeten eerst zelf aan
de slag. Dat lijkt mij dan ook de eerste opdracht van een nieuwe
kabinet.