De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCDL/2002/4438
datum
17-12-2002
onderwerp
Mestbrief
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In mijn brief van 11 december jl., TRCDL/2002/4314, ben ik ingegaan op de wijze waarop het kabinet omgaat met de op 3 december jl. door de Tweede Kamer aanvaarde moties inzake het mestbeleid (Kamerstukken II 2002/03, 28385, nrs. 4, 5, 6, 9, 10 en 11).
Mij is gebleken dat de brief ten aanzien van de moties over de inperking van het areaal droge zandgronden (28 385, nr.4), over het forfaitair maken van MINAS (28 385, nr. 9) en over het betrekken van voorraden in MINAS (28 385, nr. 10) verdere verduidelijking behoeft. Daarom bericht ik uw Kamer mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu als volgt.
datum
17-12-2002
kenmerk
TRCDL/2002/4438
bijlage
1. Beperking aanwijzing droog zandgronden.
Het eerste punt betreft de motivering om thans geen uitvoering te
geven aan de motie van het lid Koopmans c.s. over een beperking van de
aanwijzing van droge zandgronden tot waterintrekgebieden (28 385, nr.
6).
Ik hecht eraan te benadrukken dat het kabinet in de geest van de motie
de nodige maatregelen voorstelt. Zo wordt in het thans in procedure
gebrachte wetsvoorstel voorzien in een beperking van de aanwijzing van
droge zandgronden tot 140.000 hectare, in plaats van de eerder
aangewezen 360.000 hectare.
Verder vindt een temporisering plaats van de aanscherping van de
verliesnormen voor de 140.000 hectare droge zandgronden. Tot slot zal
de actualisering van grondwaterkaarten in 2005 worden ingevoerd, in
plaats van in 2004 zoals eerder gemeld. Uit de evaluatie blijkt tevens
dat als gevolg van de verdroging, het areaal droge zandgronden
aanzienlijk groter zal worden.
Vóór die tijd wordt grondig bezien of er op grond van
monitoringsgegevens en nieuwe inzichten over denitrificatie in het
grondwater ruimte is om onder andere de toetsdiepte voor de norm van
50 mg te wijzigen. Nieuwe inzichten zullen met ingang van 2005 of
zoveel eerder als verantwoord tot consequenties voor de aanwijzing en
de verliesnormen van de droge zandgronden kunnen leiden.
Een beperking van het aanvullend beleid tot de
grondwaterintrekgebieden is een stap, die in het licht van de
Nitraatrichtlijn niet goed verdedigbaar is. Zoals het Europese Hof in
Luxemburg in zijn arrest van 7 december 2000 in de zaak C-69/99 van de
Commissie tegen het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland nog eens
heeft bevestigd (ro 23), kunnen de maatregelen van het actieprogramma
niet worden beperkt tot water dat voor menselijke consumptie is
bestemd en moeten zij betrekking hebben op alle zoete oppervlaktewater
en grondwater dat meer dan 50 mg nitraat per liter bevat of zou kunnen
bevatten als maatregelen achterwege zouden blijven. Daarbij schrijft
artikel 5, lid 5, van de Nitraatrichtlijn voor dat door de lidstaten
in het kader van de actieprogramma's de aanvullende of verscherpte
maatregelen moeten worden getroffen die zij noodzakelijk achten,
indien al aanstonds of in het licht van de bij de uitvoering van de
actieprogramma's opgedane ervaring duidelijk wordt dat de in het
actieprogramma opgenomen maatregelen niet toereikend zijn om de
doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken.
De uitkomsten van het onderzoek van het Milieu- en Natuurplanbureau, uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de Meststoffenwet in 2002, geven aan dat voor de thans aangewezen 140.000 hectare verscherpte verliesnormen noodzakelijk zijn. Tegen deze achtergrond zou een beperking van het aanvullend beleid tot enkel de waterintrekgebieden onze positie in Brussel ondergraven.
2. MINAS forfaitair
Motie nr. 9 verzoekt de regering om de MINAS aangifte 2002 op basis
van forfaitaire normen te laten plaatsvinden en over de heffingsjaren
1998, 1999, 2000 en 2001 een herberekening uit te voeren op basis van
de nieuw vastgestelde forfaits en de onterecht betaalde heffingen
terug te betalen.
Ik heb de Kamer aangegeven dat ik zeer sympathiek sta tegenover een
meer forfaitair stelsel. Ik heb in lijn met de motie dan ook een
onderzoek laten starten naar de verschillende opties die voor een meer
forfaitair MINAS denkbaar zijn en naar de voorwaarden waaronder zij in
wetgeving kunnen worden neergelegd. Ik krijg medio januari 2003 een
advies van deskundigen op basis waarvan ik een nadere afweging van
voor- en nadelen zal maken. Ik zal daarover na overleg met de praktijk
zo spoedig mogelijk een besluit nemen en daarover uw Kamer berichten.
Een belangrijk element van de motie van het lid Van den Brink c.s, is
diens zorg over het zogenoemde 'MINAS-gat'. Ik deel de mening van de
Kamer dat het MINAS gat opgelost moet worden. Bedrijven die alle
geproduceerde mest op milieuverantwoorde wijze afvoeren zouden geen
heffing moeten betalen. Daarom heb ik de volgende aanpak voor ogen.
Ik hecht er aan te benadrukken dat ik met de grootst mogelijke
voortvarendheid bezig ben de effecten van het MINAS-gat weg te nemen
en dat de daartoe te treffen voorzieningen uitdrukkelijk ook op de
afgelopen jaren zullen zien. Het gaat hier alle om voorzieningen die
binnen het huidige stelsel passen.
De eerste maatregel die ik zal treffen is het corrigeren van verkeerd
vastgestelde forfaits voor de mineralen in afgevoerde varkens. Om die
reden is aan varkenshouders uitstel van betaling op de MINAS-aangifte
verleend. Zij zullen binnenkort individueel bericht krijgen over de
wijze waarop hun aangiften over de afgelopen jaren gecorrigeerd zullen
worden. Door deze correctie zal naar schatting ruim 60% van de
heffingen worden verrekend.
Ten tweede heb ik u toegezegd een systeem van 'demping' te onderzoeken
om tegemoet te komen aan grote variaties in mestbemonstering. Daarover
zal ik u medio januari nader berichten. Mijn inzet is er op gericht om
daarmee zoveel mogelijk iedere onterecht opgelegde heffing te
corrigeren.
MINAS en voorraden
Bij de afwegingen omtrent de invoering van een meer forfaitair stelsel
zal ik ook de wens vanuit uw Kamer betrekken om voorraden mee te
kunnen nemen in de MINAS aangifte. (motie nr. 10). Bij het
totstandkomen van MINAS is hierover uitvoerig met de sector en
vervolgens met uw Kamer gesproken en is hiervan afgezien.
Belangrijkste argument is geweest dat het zeer moeilijk is op
betrouwbare wijze de hoeveelheid mineralen in de voorraad vast te
stellen en dat daarmee het betrekken van voorraden een probleem vormt
voor de sturingskracht van het systeem. Een niet onbelangrijk argument
is dat een heffingsplichtige zijn voorraden kan gebruiken om eventuele
heffingen in een bepaald jaar te voorkomen, door bijvoorbeeld extra
mest af te voeren (zie Kamerstukken II 1995/96, 24 782, nr. 3, blz. 24
en 25).
We hebben nu echter 5 jaren ervaring met MINAS en daarom zal ik bezien
of het wenselijk en uitvoeringstechnisch mogelijk is de voorraden te
betrekken in de MINAS aangifte, mede in het licht van een forfaitair
systeem.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
---