B. en W.-bericht 2002- 49
Collegevergadering van dinsdag 17 december 2002
Fotografie toegevoegd aan kunstcollectie.
Het college van B en W heeft op advies van de Adviescommissie
Beeldende Kunst (ACBK) voor een bedrag van 21.470 kunst aangekocht.
Het gaat om werk van de fotografen Ine Lamers, Yee Ling Tang, Stina
Rosen, Walter Willems en Lon Robbé. De ACBK heeft zich in 2002 gericht
op de aankoop van fotografie. Na een voorselectie van spraakmakende
fotografen die allen een band hebben met Enschede, zijn door de
commissieleden atelierbezoeken afgelegd en cd-roms en brochures
bekeken. Er is zowel gekeken naar werk van fotografen waarvan eerder
werk in de gemeentelijke kunstcollectie is opgenomen als naar nieuw
talent. In de afgelopen jaren richtte het aankoopbeleid zich met name
op actuele ontwikkelingen in de schilderkunst. De aankoop van deze
foto's zorgt voor een verdieping van de bestaande collectie.
---
Cultuurnota: voorkom weglekken van cultureel talent naar randstad
In Oost-Nederland moet méér worden geïnvesteerd in het culturele
middensegment. De regio heeft al een goed topsegment van culturele
instellingen, en ook het potentieel aan net-afgestudeerden en
semi-professionals is groot. Maar de aansluiting tussen beide is nog
een knelpunt. Met investeringen in ateliers en podia voor het
middensegment moet worden voorkomen dat het talent weglekt naar de
randstad.
Dit is één van de aanbevelingen in de cultuurnota `Wilde bloemen in
een rijke tuin' van de provincies Overijssel en Gelderland en de
gemeenten Enschede, Hengelo, Zwolle, Arnhem, Nijmegen en Apeldoorn.
Deze overheden brengen met de nota hun ideeën over het
`cultuurprofiel' van Oost-Nederland over aan de rijksoverheid als
input voor de cultuurnota 2005-2008, die eind 2004 klaar zou moeten
zijn.
Andere thema's waaraan de oostelijke overheden aandacht willen geven
zijn het versterken van de relatie tussen cultuur en landschap; het
verstevigen van de culturele infrastructuur in de steden en in het
landelijk gebied en het bouwen aan brede en nieuwe culturele
belevenissen.
Als voorbeelden van dat laatste worden genoemd het volgen van een
orkestrepetitie via internet of het actief betrekken van jongeren bij
de voorstelling van een dansgezelschap.
Ook bij twee eerdere cultuurnota's van het rijk, die telkens een
periode van vier jaar bestrijken, werd input geleverd door provincies
en gemeenten. De klacht was toen dat er weinig tot niets mee gedaan
werd. Daarom zijn er nu met het rijk afspraken gemaakt om convenanten
te sluiten. Die moeten de regionale cultuurprofielen een steviger plek
in de cultuurnota van het rijk geven.
Het Enschedese college van B en W heeft ingestemd met bovenstaande
uitgangspunten van de gezamenlijke nota over het Oost-Nederlandse
cultuurprofiel. Begin volgend jaar zullen deze uitgangspunten door de
partners worden vertaald in politiek-bestuurlijke prioriteiten.
Enschede zal dan stevig inzetten om het eigen culturele profiel
(`Enschede muziekstad') te verankeren in het regionale cultuurprofiel
van het oosten.
---
Subsidiegat noopt tot keuzes in bodemsaneringen
De gemeente zal niet alle bodemsaneringen uit kunnen voeren die ze
voor 1 januari 2005 had gepland. Het ministerie van VROM heeft na veel
vertraging uiteindelijk slechts 1,8 miljoen euro subsidie toegekend
van de 3,97 miljoen euro waar de gemeente Enschede om had gevraagd. B
en W hebben besloten geen bezwaar in te dienen bij het ministerie van
VROM over de toegekende subsidie. Een bezwaarprocedure levert alleen
nog maar meer vertraging op in de subsidietoekenning. Bovendien is het
mogelijk dat de gemeente uiteindelijk nog minder subsidie ontvangt. De
VROM-subsidie is gebaseerd op het principe dat de gemeente zal moeten
laten zien dat het toegekende bedrag ook daadwerkelijk is uitgegeven.
Doordat de subsidie pas laat is toegekend -de subsidieperiode loopt
vanaf 2001- blijft er nog maar weinig tijd over om de bodemsaneringen
uit te voeren voor 2005.
De tegenvallende subsidie en de tijdsdruk betekenen dat slechts een
deel van de zogenaamde urgente en dynamische bodemsaneringen kan
worden uitgevoerd. Het college zal zich begin volgend jaar moeten
buigen over de vraag welke bodemsaneringen tot 2005 voorrang krijgen.
---
Gemeente gaat prioriteiten stellen in aanpak bouwovertredingen
Jaarlijks zijn er meer overtredingen van diverse bouwregels dan door
het beschikbare personeel kunnen worden aangepakt. Op dit moment zijn
er zo'n 800 geconstateerde bouwovertredingen waar nog geen
vervolgactie op is ondernomen. Het college van B en W wil de
raadscommissie Fysiek ter discussie een plan van aanpak voorleggen, op
basis waarvan kan worden bepaald welke overtredingen met prioriteit
worden aangepakt. Kern van het plan is een puntenwaarderingsysteem
Daarbij worden punten toegekend voor de aard van de overtreding, voor
het gebied waar de overtreding plaatsvindt (binnen bebouwde kom, op
bedrijventerrein of in het buitengebied) en voor een aantal `overige'
factoren die de noodzaak tot aanpak verzwaren. Hoe meer punten een
overtreding krijgt, hoe eerder die overtreding wordt aangepakt.
Het bijzondere aan de rekenmethode is dat de categorie met verzwarende
factoren geldt als een vermenigvuldigingsfactor. In die categorie
bevinden zich onder andere factoren als `levensbedreigende situatie',
`negatief welstandsadvies', `herhaalde overtreding' en `concrete
overlast en gevaar voor derden'. In de praktijk betekent dit dat een
relatief lichte overtreding, zoals bijvoorbeeld een reclameobject
zonder vergunning in de bebouwde kom (goed voor respectievelijk 2 en 4
"strafpunten"), toch hoog op de prioriteitenlijst kan komen, omdat er
bijvoorbeeld sprake is van een herhaalde overtreding (2 punten), een
beeldbepalend pand (2 punten) of concrete overlast voor derden (3
punten, dus een totale vermenigvuldigingsfactor van 7). Omgekeerd kan
een relatief zware overtreding zoals bijvoorbeeld het bouwen van meer
dan 50 kubieke meter zonder vergunning in het buitengebied (goed voor
respectievelijk 5 en 6 "strafpunten") wat later worden aangepakt,
omdat de bouw alleen in strijd is met het vastgesteld beleid
(vermenigvuldigingsfactor 2).
De raadscommissie Fysiek zal in januari de discussie aangaan over het
plan van aanpak voor bouwovertredingen.
---
Discussie nodig over wel of niet gedogen bij milieuvergunningen
Er is politiek debat nodig over een aantal handhavingsdilemma's waar
de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer (DSOB) tegenaan loopt bij
milieuvergunningen. Het gaat met name om situaties waarbij
inrichtingen niet voldoen aan de milieuwetgeving, maar er geen
capaciteit is om snel te zorgen voor de juiste milieuvergunning. Dit
stelt de DSOB in een nota aan het college. Een overheid mag in
uitzonderingssituaties gedogen, maar dat brengt keuzeproblemen met
zich mee. Zo ziet de dienst zich onder andere voor de keuze of alle
energie zich moet richten op het zo snel mogelijk verlenen van een
adequate vergunning of ook op het in de tussentijd opstellen van een
volledig correcte gedoogverklaring. Een ander dilemma is of deze
categorie bedrijven met voorrang wordt behandeld of niet. Een
voorrangsbehandeling betekent dat bedrijven die wél keurig hun
vergunningsaanvragen indienen, moeten wachten op de
vergunningsafhandeling van bedrijven die zich niet volgens de
milieuwetgeving gedragen. Een ander dilemma is op welke manier wordt
opgetreden tegen bedrijven die zonder vergunning hun activiteiten
uitbreiden en/of wijzigen. Als je alleen in uitzonderingssituaties
gaat gedogen, dan moet je overwegen of je bij andere bedrijven
aanstuurt op sluiten of stilleggen van de activiteiten. Maar omdat het
zonder (de juiste) milieuvergunning functioneren van een bedrijf de
meest voorkomende milieuovertreding is, heeft zo'n beleid nogal wat
administratieve, juridische en mogelijk ook economische gevolgen.
Het college is akkoord gegaan met het voorstel van de DSOB om deze
dilemma's in de raadscommissie fysiek ter discussie te brengen.
---
Verplichte bodemsanering voor Turbotex
Turbotex B.V. zal alsnog de bodemverontreinigingen aan de
Waldeckstraat en de Blekerstraat moeten opruimen. Het college van B en
W vaardigt hiervoor een saneringsbevel richting Turbotex uit, omdat
het bedrijf totnogtoe niet uit eigen beweging over is gegaan tot
sanering. De bodem is ter plaatse vervuild met onder andere vluchtige
chloorkoolwaterstoffen. Omdat de vervuilende stoffen zich via het
grondwater verder kunnen verspreiden, heeft de Provincie Overijssel de
verontreiniging als ernstig en urgent verklaard. Het bedrijf zal de
sanering moeten (laten) uitvoeren volgens het saneringsplan dat in
opdracht van de provincie is opgesteld.
---
Enschede scoort goed in uitvoering sociale wetgeving
De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) heeft de afgelopen tijd
deelgenomen aan de Benchmark Sociale Diensten over het jaar 2001. De
benchmark is een initiatief van de Stichting StimulanSZ in
samenwerking met SGBO, onderzoeks- en adviesbureau van de Vereniging
Nederlandse Gemeenten. De benchmark is een kwaliteitsinstrument, dat
de DMO in staat stelt haar prestaties te vergelijken met die van de
andere deelnemende gemeenten. Aan de hand van de taken
doeltreffendheid, doelmatigheid en cliëntgerichtheid vindt onderlinge
vergelijking plaats.
De benchmark valt uiteen in drie verschillende, los van elkaar
staande, onderzoeken:
* Benchmark Algemene bijstandswet (Abw)
* Benchmark Wet Voorziening Gehandicapten (Wvg)
* Benchmark Schuldhulpverlening.
De benchmarks zijn geen doel in zich. De resultaten van de benchmarks
biedt de DMO, als lerende organisatie, inzicht in de sterke en zwakke
kanten van haar beleid. Het levert tevens handvatten om de uitvoering
van de wet te verbeteren.
In contact met andere gemeenten kan worden nagegaan op welke wijze de
doeltreffendheid, doelmatigheid en cliëntgerichtheid van de uitvoering
verder kan worden vergroot. Hieronder de belangrijkste resultaten op
een rij.
In de vergelijking met andere gemeenten scoort Enschede gelijk of
beter op het gebied van kosten van uitvoering, snelheid van
afhandeling van aanvragen en tijdigheid van heronderzoeken. Bij de
terugvordering van uitkeringen scoort Enschede wat lager dan
gemiddeld. Ter verbetering wordt een nader onderzoek ingesteld.
Het percentage cliënten dat uit de bijstand stroomt naar regulier werk
is in Enschede aanzienlijk hoger dan in vergelijkbare steden. Dat
geldt ook voor de uitstroom naar gesubsidieerde banen. De procentuele
daling van het totale aantal cliënten met een bijstandsuitkering is in
2001 wel lager dan in vergelijkbare andere gemeenten. Reden hiervoor
is onder meer dat het Enschedese bestand in 1999 en 2000 sneller is
afgenomen dan elders. De in 2001 nog resterende groep
bijstandsgerechtigden is moeilijker bemiddelbaar, aangezien het hier
voor het overgrote deel cliënten betreft met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt.
Het aantal geconstateerde gevallen van uitkeringsfraude ligt in
Enschede met 9,2% boven het gemiddelde (5,4%). Hieruit blijkt dat de
intensivering van de fraudebestrijding vruchten begint af te werpen.
Het financiële profijt dat Enschedese huishoudens met laag inkomen
hebben van de individuele bijzondere bijstand ligt met 306,- per
huishouden beneden het gemiddelde. Dit ondanks het feit dat in
Enschede het gemiddelde financiële profijt per huishouden in 2001 met
60,- is gestegen t.o.v. het jaar 2000. Reden hiervan is onder andere
dat naast de individuele bijzondere bijstand in Enschede tevens veel
projectmatige bijzondere bijstand wordt verstrekt, bijvoorbeeld via de
maaltijdvoorziening, schuldhulpverlening en het declaratiefonds. In
2001 is in Enschede in totaal 4,7 miljoen Euro uitgegeven aan
bijzondere bijstand
Op hoofdlijnen is de conclusie van de Benchmark Wvg dat Enschede per
1.000 inwoners een bovengemiddeld aantal cliënten heeft. Het aantal
toegekende voorzieningen per 1.000 inwoners ligt ook boven het
gemiddelde. Een financieel analyse levert op dat Enschede opde totale
Wvg-uitgaven (inclusief uitvoeringskosten) per 1000 inwoners in
vergelijk met identieke gemeenten, iets boven het gemiddelde scoort.
Als evenwel gekeken wordt naar de uitgaven gemiddeld per client,
scoort Enschede onder het gemiddelde. De belangrijkste verklaring voor
de resultaten is, dat Enschede een bovengemiddeld aantal
arbeidsongeschikten kent, hetgeen de vraag naar Wvg-voorzieningen doet
stijgen.
Uit de benchmark voor Schuldhulpverlening blijkt dat het aantal
aanvragen voor schuldhulpverlening en budgetbeheer in Enschede hoger
ligt dan het landelijk gemiddelde. Dit houdt verband met het feit dat
Enschede veel inwoners heeft met een laag besteedbaar inkomen. Zij
hebben een grotere kans om in de problematische schulden te geraken.
Opmerkelijk is dat de Enschedese schulphulpvragers, ten opzichte van
andere gemeenten uit de kring, de hoogste gemiddelde schuld hebben:
16.876 Euro.
Desondanks is het percentage geslaagde schuldregelingen in Enschede
met 41% bijna gelijk aan het landelijk gemiddelde.
Indien cliënten Schuldhulpverlening er niet in slagen met bemiddeling
van de Stadsbank Oost-Nederland tot een regeling met hun schuldeisers
te komen, kunnen ze een beroep doen op de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (WSNP). Het aantal cliënten dat door de
Arrondissementsrechtbank Almelo daadwerkelijk wordt toegelaten tot de
WSNP ligt met 60% aanzienlijk lager dan het landelijk gemiddelde van
82 %. De gemeente Enschede zal, eventueel samen met andere gemeenten,
hierover met de Arrondissementsrechtbank Almelo in overleg treden.