Rechtbank Amsterdam
PKK-leidster in vrijheid gesteld.
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 17-12-2002
Rechtbank Amsterdam
17 december 2002
PERSBERICHT
De vreemdelingenkamer van de rechtbank Amsterdam heeft op 17 december
2002 uitspraak gedaan in een asielprocedure en een bewaringsprocedure
van N. Kesbir (hierna: eiseres).
Het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag (door
de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie) is door de rechtbank
gegrond verklaard. De minister moet een nieuw besluit nemen op de
asielaanvraag. In de daaropvolgende procedure over de
vreemdelingenbewaring van eiseres heeft de rechtbank besloten dat de
bewaring met onmiddellijke ingang moet worden opgeheven.
Achtergrond asielaanvraag
Eiseres heeft een asielaanvraag ingediend. Zij is lid geweest van het
Centraal comité en de Presidentiële Raad van de PKK. De asielaanvraag
is namens de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna:
verweerder) afgewezen. Verweerder heeft hierbij aan eiseres artikel 1F
van het Vluchtelingenverdrag tegengeworpen. In dit artikel is bepaald
dat asielzoekers/vluchtelingen ten aanzien van wie ernstige redenen
bestaat om ervan uit te gaan dat zij (bijvoorbeeld) misdrijven tegen
de menselijkheid hebben begaan geen recht hebben op toelating (in
Nederland). Eiseres heeft tegen dit besluit beroep bij de rechtbank
ingesteld.
Op basis van de verklaringen van eiseres, op de zaak toegespitste
informatie (ambtsberichten) van de minister van Buitenlandse Zaken en
algemene informatie over de situatie in Turkije heeft verweerder
geconcludeerd dat ten aanzien van eiseres moet worden aangenomen dat
zij zelf misdrijven tegen de menselijkheid (of andere misdrijven in de
zin van 1F Vluchtelingenverdrag) heeft begaan of mogelijk heeft
gemaakt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. Hierbij
heeft de rechtbank overwogen dat verweerder onvoldoende heeft
gemotiveerd dat ten aanzien van eiseres ernstige redenen bestaan om
ervan uit te gaan dat zij (bijvoorbeeld) misdrijven tegen de
menselijkheid heeft begaan. De rechtbank heeft voorop gesteld dat
artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag restrictief moet worden
uitgelegd. Volgens vaste jurisprudentie moet aan de motivering in
dergelijke zaken hoge eisen worden gesteld. Aan deze eisen is niet
voldaan.
Zo kan naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van
eiseres noch uit de functies die zij binnen de PKK heeft vervuld
worden afgeleid dat zij misdrijven tegen de menselijkheid heeft begaan
of mogelijk gemaakt. Verder heeft eiseres de individuele
ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken gemotiveerd
bestreden. Voor de rechtbank staat de inhoudelijke juistheid van deze
ambtsberichten niet langer buiten kijf. Daarbij heeft de rechtbank
onder andere de inhoud laten meewegen van de op verzoek van eiseres
uitgebrachte deskundigenrapporten.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een nieuw besluit zal dienen
te nemen op de aanvraag.
De rechtbank wijst erop dat tegen de uitspraak van 17 december 2002
hoger beroep op de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
open staat.
Achtergrond vreemdelingenbewaring
Eiseres is op 26 september 2001 in vreemdelingenbewaring gesteld. In
verband met een uitleveringsverzoek van Turkije is de
vreemdelingenbewaring overgegaan in uitleveringsbewaring. Op 10
december 2002 heeft de uitleveringskamer van de rechtbank Amsterdam
beslist dat uitlevering aan Turkije ontoelaatbaar moet worden geacht.
De uitleveringsbewaring is toen weer overgegaan in
vreemdelingenbewaring. Na bovenvermelde beslissing over de
asielaanvraag van eiseres is vandaag het beroep tegen de
vreemdelingenbewaring behandeld. De rechtbank heeft na de behandeling
van het beroep mondeling uitspraak gedaan en het beroep gegrond
verklaard. Zij is van oordeel dat de vreemdelingenbewaring
onrechtmatig is omdat het belang van eiseres om in vrijheid te worden
gesteld zwaarder moet wegen dan het belang van verweerder om eiseres
in bewaring te houden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden
met de lange duur van de detentie van eiseres (ruim 14 maanden). Ook
is overwogen dat de rechtbank het beroep in de asielprocedure gegrond
heeft geacht, zodat het niet langer evident is dat zij misdrijven als
bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag heeft begaan.
Verweerder kan binnen zeven dagen bij de Raad van State in beroep
tegen de beslissing.
Informatie: Mercedes Grootscholten, rechtbank Amsterdam, 020 541 2608