Verhagen: commissie Van den Haak trekt duidelijke conclusies
De CDA-fractie onderschrijft de conclusie van de commissie Van den Haak dat Pim Fortuyn, ondanks zijn gebrek aan medewerking, beveiligd had moeten worden', aldus fractievoorzitter Maxime Verhagen. De commissie Van den Haak geeft een heldere analyse over de staat van de persoonsbeveiliging rondom Fortuyn. De commissie is duidelijk in haar oordeel dat er voldoende reden was om Fortuyn te voorzien van persoonsbeveiliging.
De moord op politicus Pim Fortuyn was een tot dan toe in Nederland ongekend verschijnsel. In eerste instantie was het natuurlijk een persoonlijk drama voor zijn familie en directe omgeving. Daarnaast veroorzaakte de moord ook veel maatschappelijke onrust. Het CDA heeft veel waardering voor het werk van de commissie. Verhagen: 'Op de meeste vragen die sinds 6 mei leefden, is antwoord gegeven. Wij hopen dat die antwoorden ook voor de familie Fortuyn meer duidelijkheid brengen. Overigens stelt de commissie terecht de vraag of met persoonsbeveiliging de moord had kunnen worden voorkomen. Dat is een vraag die helaas nooit beantwoord kan worden'. De commissie Van den Haak concludeert dat er sprake is van gebrekkige organisatie bij de overheid ten aanzien van de beveiliging van personen. De betrokken regiokorpsen zijn allen op één of andere wijze tekort geschoten in hun informatievoorziening naar de centrale overheid. Daarnaast is vanuit de centrale overheid onvoldoende leiding gegeven aan de besluitvorming over de veiligheid en de beveiliging van Fortuyn. Opvallend is dat er geen echte dreigingsanalyse is gemaakt door de verschillende overheidsdiensten. De commissie oordeelt dat de destijds verantwoordelijke minister van Binnenlandse Zaken Klaas de Vries te afwachtend is geweest in het daadwerkelijk tot stand brengen van een echte dreigingsanalyse. Hij heeft twee keer om een analyse gevraagd, maar heeft kennelijk niet aan de bel getrokken toen deze niet kwam. De CDA-fractie vindt het dan ook opvallend dat de minister op de avond van de moord op 6 mei stelde dat er 'geen zichtbare dreiging was, die aanleiding gaf tot persoonsbeveiliging.....telkens opnieuw een dreigingsanalyse (is) uitgevoerd'. Hij heeft soortgelijke uitspraken ook herhaald in overleg met de Tweede Kamer op 27 juni 2002. Uit het rapport van de commissie Van den Haak blijkt echter, dat er nooit een grondige dreigingsanalyse is gemaakt. Verhagen: 'Uit de conclusies van de commissie zijn een aantal lessen voor de toekomst te trekken. Ten eerste zal er naast het verbeteren van de dreigingsanalyse in de toekomst ook een risicoanalyse gemaakt moeten worden. Daarvoor zal er een meer uniforme en eenduidige informatievoorziening richting de centrale overheid moeten komen. Als iemand op de lijst voor 'bijzondere personen' wordt gezet, moet de overheid zorg dragen voor zijn beveiliging, ook als de persoon in kwestie hieraan zelf niet meewerkt'.