IP/02/1892
Brussel, 16 december 2002
WTO en landbouw: de Europese Commissie stelt een meer open markt,
minder handelverstorende subsidies en een veel gunstiger bejegening
van de ontwikkelingslanden voor
De Europese Commissie heeft vandaag een veelomvattend voorstel
betreffende de WTO-onderhandelingen over landbouw voorgesteld, waarbij
zij oproept tot het meer openstellen van de markt en een vermindering
van de handelverstorende subsidies. Belangrijkste elementen van het
voorstel van de Commissie zijn een vermindering van de invoertarieven
met 36%, een drastische vermindering van uitvoersubsidies met 45% en
een verlaging van de handelverstorende interne landbouwsubsidies met
meer dan de helft (55%), op voorwaarde dat de lasten tussen de
industrielanden eerlijk worden verdeeld. Het voorstel omvat eveneens
specifieke acties om de ontwikkelingslanden een betere behandeling te
garanderen, met inbegrip van de vrijstelling van douanerechten en
kwantitatieve beperkingen voor alle uitvoer van landbouwproducten uit
de armste landen, toegang tegen het nultarief voor minstens 50% van de
door de rijke landen uit ontwikkelingslanden ingevoerde producten en
een "voedselzekerheidsbox" met maatregelen ter vergemakkelijking van
de ontwikkeling en van de instandhouding van voor de voedselzekerheid
onontbeerlijke teelten. In het voorstel wordt verder gewezen op het
belang van niet met handel verband houdende aangelegenheden, zoals het
milieu, plattelandsontwikkeling en het welzijn van dieren.
EU-landbouwcommissaris Franz Fischler verklaarde in verband hiermee: "De Commissie doet wat van haar wordt verwacht. Wij houden ons aan het tijdschema van Doha en wij komen onze beloften na. In tegenstelling tot andere voorstellen is het onze niet van tactische aard. Het beantwoordt aan de te Doha overeengekomen doelstellingen. Het is pragmatisch, veelomvattend en omvangrijk. Wij zijn voorstander van een aanpak die de lasten van de liberalisering niet alleen op de schouders van anderen legt maar op een eerlijke verdeling van de lasten tussen de ontwikkelde landen is gericht. Alle ontwikkelde landen dienen zich te engageren. De EU is bereid haar bijdrage te leveren. Onze bereidheid handelverstorende landbouwsubsidies met de helft te verminderen, en de restituties bij uitvoer voor bepaalde producten af te schaffen en voor andere producten te verlagen, mag niet worden onderschat. De ontwikkelingslanden moeten van het Noorden geen retoriek maar echte voordelen krijgen. Er zitten ook voordelen in voor onze landbouwers, want zij krijgen meer toegang tot de wereldmarkten."
"Dit document bewijst onze vastberadenheid om de handel in
landbouwproducten in aanzienlijke mate en op een eerlijke basis verder
te liberaliseren, en om een landbouwmodel in stand te houden dat
garanties biedt op het gebied van milieubescherming,
plattelandsontwikkeling en voedselzekerheid, en dat rekening houdt met
de belangen van de consument.
"We hebben er eveneens behoefte aan dat onze belangen inzake
handelsbescherming, en niet met handel verband houdende
aangelegenheden, zoals milieu of voedselveiligheid, op toereikende
wijze in aanmerking worden genomen."
EU-handelscommissaris Pascal Lamy voegde daaraan toe: "Het moet
duidelijk zijn dat wij aan de verwezenlijking van de
ontwikkelingsagenda van Doha over de hele linie kracht wensen bij te
zetten. Wij zijn bereid de daad bij het woord te voegen en wij doen nu
veelomvattende maar realistische voorstellen met betrekking tot alle
sectoren, met inbegrip een van de moeilijkste voor de EU, te weten de
landbouw. Dit is een win-win-voorstel. Het is eerlijk ten opzichte van
anderen, vooral de ontwikkelingslanden, omdat het rekening houdt met
hun ontwikkelingsbehoeften. Beter voedsel tegen lagere prijzen is
overal op de wereld ook goed nieuws voor de consument. Ik roep andere
industrielanden ertoe op het niveau van dit voorstel te evenaren in
het voordeel van allen".
Bijzonderheden van het voorstel van de Commissie aan de EU-lidstaten
Openstelling van markten voor ingevoerde landbouwproducten door een
drastische vermindering van de tarieven met 36%
Met oog op verbetering van de markttoegang voor landbouwproducten
is de Commissie voorstander van een tariefreductieregeling waarbij
geen enkel ontwikkeld WTO-lid in staat zal zijn te ontkomen aan
het leveren van een overeenkomstige bijdrage. De regeling zou
betrekking moeten hebben op een gemiddelde tariefvermindering van
36% en een minimale vermindering per tariefregel van 15 % zoals
het geval was in het kader van de Uruguay-Ronde. In tegenstelling
tot de zogenaamde "Swiss Formula" voorgesteld door de VS en de
Cairns-groep zou de benadering van de Commissie beantwoorden aan
het beginsel dat de ontwikkelde landen in de lasten moeten delen
en voor de ontwikkelingslanden in flexibiliteit moet worden
voorzien.
De EU is reeds 's werelds grootste invoerder van landbouwproducten
(60 miljard $ in 2001), de grootste invoerder van voedsel uit de
ontwikkelingslanden (38 miljard $ in 2001) en de grootste
invoerder uit de armste landen. De voorgestelde grote
tariefverminderingen zullen de derde landen evenwel nog een betere
toegang tot de reeds zeer open EU-markt verschaffen.
Vermindering van alle export-subsidies met 45%
De Commissie stelt een gemiddelde sterke vermindering van de
exportsubsidies en een gemiddelde vermindering met 45% van het
niveau van de begrotingsuitgaven voor, onder de voorwaarde dat
alle vormen van exportsubsidiëring op gelijke voet worden
behandeld. Bovendien is de EU bereid de uitvoersubsidies volledig
op te heffen voor bepaalde voor ontwikkelingslanden belangrijke
producten, zoals tarwe, oliezaden, olijfolie en tabak, op
voorwaarde dat door andere WTO-leden voor bedoelde producten geen
andere soort exportsubsidie wordt verleend.
Verdere vermindering met 55% van handelverstorende interne steun
voor landbouwproducten
De EU is voorstander van een verdere aanzienlijke vermindering van
de handelverstorende interne steun. De Commissie stelt daarom een
verlaging voor met 55% van de geaggregeerde steun (Aggregate
Measurement of Support - AMS), uitgaande van het niveau van de
verbintenissen aangegaan in het kader van de laatste
onderhandelingsronde.
Met het oog op een snelle vooruitgang binnen de overeengekomen
termijnen dient te worden vastgehouden aan de definitie van
interne steun en aan de verminderingsmethoden van de
Uruguay-Ronde, omdat daardoor wordt gegarandeerd dat alle leden
strikte regels moeten naleven.
Een speciale behandeling voor de ontwikkelingslanden om hen betere
voorwaarden te bieden
De EU is zich ervan bewust dat ervoor moet worden gezorgd dat de
ontwikkelingslanden ten volle profiteren van de expansie van de
wereldhandel. Het middel daartoe is het creëren van mogelijkheden
voor een betere markttoegang voor ontwikkelingslanden, waarbij
rekening dient te worden gehouden met het belang van de
voedselzekerheid en dient te worden aanvaard dat voor de meest
kwetsbare ontwikkelingslanden beschermende maatregelen worden
gehandhaafd opdat zij genoeg tijd zouden hebben om zich aan te
passen.
De Commissie stelt daarom het volgende voor :
Wat de markttoegang betreft:
* Een "voedselzekerheidsbox". Om de tenuitvoerlegging van nieuwe
tariefverlagingen te vergemakkelijken en om tegemoet te komen aan
de wensen van de ontwikkelingslanden in verband met gevoelige
landbouwgewassen dient een speciaal vrijwaringsinstrument tot de
ontwikkelingslanden te worden uitgebreid om voedselzekerheid te
garanderen. Er moet worden ingestemd met merkelijk lagere
verbintenissen indien dit voor de ontwikkelingslanden nodig is om
hun rechtmatige doelstellingen met betrekking tot voedselzekerheid
en andere multifunctionele aangelegenheden te verwezenlijken.
* Niet minder dan 50 % van de invoer van landbouwproducten uit de
ontwikkelingslanden in de ontwikkelde landen tegen nultarief.
* Toegang met vrijstelling van douanerechten en zonder contingenten
voor de invoer van alle producten uit de minst ontwikkelde landen
in de ontwikkelde landen en de meer geavanceerde
ontwikkelingslanden.
* Belangrijke vermindering van de tariefescalatie voor producten die
van bijzonder belang zijn voor de ontwikkelingslanden door het
niveau van de tariefbescherming (zowel ad valorem- als specifieke
rechten) te verlagen.
Wat de nationale steun betreft :
* De ontwikkelingslanden de mogelijkheid geven hun landbouwsector te
ondersteunen met het oog op de ontwikkeling daarvan. Dit houdt in
dat dergelijke steun niet zal worden beschouwd als steun die de
handel verstoort.
Speciale behandeling :
* Lagere verminderingspercentages en een langere uitvoeringstermijn.
De EU stelt voor om de nieuwe verbintenissen ten uitvoer te leggen
over een termijn van zes jaar voor de ontwikkelde landen en een
van tien jaar voor de ontwikkelingslanden die ingaat in 2006.
Dichten van de mazen om gelijke voorwaarden te creëren voor alle
ontwikkelde landen
Op grond van de zogenoemde "de minimis"-clausule worden
landbouwsubsidies van de ontwikkelde landen die minder dan 5 % van de
waarde van de productie bedragen niet als handelsverstorend beschouwd
en worden zij niet meegeteld bij de berekening van het totaalbedrag
van de door de WTO-regels toegestane steun (actuele totale gemiddelde
steun - AMS).
De ervaring heeft aangetoond dat sommige WTO-leden misbruik hebben
gemaakt van deze regeling en zij biedt de mogelijkheid om zich aan de
voorschriften te onttrekken. Een WTO-lid kan bijvoorbeeld op grond van
de "de minimis"-bepaling voor 20 miljard euro aan handelsverstorende
landbouwsubsidies uitgeven die niet het voorwerp zullen uitmaken van
verlagingsverbintenissen. De Commissie stelt voor de "de
minimis"-clausule voor de ontwikkelde landen af te schaffen.
De handelsverstorende elementen van exportkredieten voor
landbouwproducten die door andere WTO-leden worden gebruikt, moeten
worden geïdentificeerd en aan een strikte discipline worden
onderworpen.
Voedselhulp in natura mag uitsluitend worden verstrekt aan zeer
specifieke kwetsbare groepen of naar aanleiding van erkende
noodsituaties en humanitaire crisissen, en niet, zoals sommige leden
vandaag de dag vaak doen, om zich van overschotten te ontdoen.
WTO-leden dienen waar zulks mogelijk is directe bijdragen in geld te
leveren waarmee in het begunstige land of in andere
ontwikkelingslanden voedsel kan worden aangekocht.
De EU stelt de verlening van echte voedselhulp in het geheel niet ter
discussie. Zij heeft wel bezwaar tegen het gebruik van
voedselschenkingen als middel om overschotten op te ruimen. Sommige
WTO-leden gebruiken voedselschenkingen meer als productie- en
handelsinstrument, d.w.z. om overschotten op te vangen, dan als
instrument van ontwikkelingshulp om de noden van de begunstigde landen
te verzachten. Het is ironisch om vast te stellen dat sommige landen
stelselmatig hun voedselhulp opvoeren wanneer de prijzen laag zijn en
veel minder schenken wanneer de prijzen hoog zijn en de behoefte aan
voedselhulp het grootst is.
Wat betreft de manier van werken van staatshandelsondernemingen
(SHO's, dit zijn gouvernementele en niet-gouvernementele
ondernemingen, met inbegrip van afzetbureaus, die beschikken over
exclusieve of bijzondere rechten of privileges waarmee zij, door aan-
of verkopen, invoer en uitvoer kunnen beïnvloeden) stelt de EU voor om
kruissubsidiëring, prijsverevening en andere oneerlijke
handelspraktijken in de uitvoer aan te pakken.
Meer aandacht voor consumentenbekommernissen
De waarde van heel wat landbouwproducten wordt in belangrijke mate
bepaald door de traditionele band met het productiegebied, die tot
uitdrukking komt in de geografische aanduiding. Voorbeelden van
geografische aanduidingen zijn Parmaham (Italië), Roquefortkaas
(Frankrijk), en Basmatirijst en Darjeelingthee (India). Zonder
bescherming wordt de waarde van dergelijke producten aanzienlijk
verminderd. De Commissie stelt voor om specifieke verbintenissen
overeen te komen die eerlijke markttoegang voor de betrokken wijnen,
dranken, landbouwproducten en levensmiddelen moeten garanderen.
Hiervoor dient een lijst van namen die momenteel worden gebezigd door
producenten, andere dan de houders van de rechten in het land van
oorsprong, te worden opgesteld om misleidend en oneerlijk gebruik door
andere producenten te verbieden.
Het tegemoet komen aan een aantal maatschappelijke bekommernissen,
zoals bescherming van milieu, traditionele landschappen en
biodiversiteit, plattelandsontwikkeling en dierenwelzijn, moet
mogelijk worden gemaakt zonder dat de WTO hiervoor obstakels opwerpt.
Steun voor de verwezenlijking van deze doelstellingen mag daarom niet
als handelsverstoren worden beschouwd (moet m.a.w. opgenomen worden in
de zogeheten "green box"), met dien verstande dat de steun gericht en
op een transparante manier moet worden verleend en zodanig dat het
normale handelsverkeer slechts minimaal wordt verstoord. In het
bijzonder:
* stelt de Commissie voor om milieubeschermende maatregelen, die
zowel voor de ontwikkelde als voor de ontwikkelingslanden van
belang zijn, op te nemen in de Landbouwovereenkomst;
* wat plattelandsontwikkeling betreft, is de Commissie van mening
dat zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden het recht hebben om
het sociaal-economische kader in stand te houden of te ontwikkelen
dat nodig is om de bevolking van het platteland op peil te houden.
De marktkrachten alleen volstaan niet om de verstrekking van de
vereiste diensten te verzekeren. Maatregelen om de ontwikkeling
van het platteland te bevorderen moeten daarom adequaat worden
behandeld in de Landbouwovereenkomst;
* met betrekking tot het welzijn van dieren stelt de Commissie voor
om de extra kosten om aan de welzijnsvoorschriften te voldoen niet
als handelsverstorend te beschouwen. Deze kosten moeten buiten de
steunverminderingsverbintenissen worden gehouden wanneer duidelijk
wordt aangetoond dat de betrokken kosten rechtstreeks verbonden
zijn met het aanhouden van strengere normen en de handel bijgevolg
niet of slechts minimaal verstoren.
Uitvoeringstermijn
De Commissie stelt voor dat de ontwikkelde landen de nieuwe
verbintenissen gespreid over zes jaar zouden nakomen en de
ontwikkelingslanden over tien jaar, te beginnen vanaf 2006.
Achtergrond
De WTO-onderhandelingen over de landbouw zijn begin 2000 van start
gegaan overeenkomstig artikel 20 van de Landbouwovereenkomst. In de
ministeriële verklaring van Doha (november 2001) zijn daarvoor
duidelijke richtsnoeren gegeven. Sindsdien hebben de WTO-leden een
groot aantal onderhandelingsvoorstellen ingediend, hetgeen een veel
groter inzicht in de respectieve standpunten inzake het multilateraal
hervormingsproces heeft verschaft. De EU heeft een actieve bijdrage
aan dit proces geleverd via een globaal onderhandelingsvoorstel van
december 2000 en verscheidene specifieke documenten over de centrale
thema's.
De huidige fase, waarin de methodologie voor de onderhandelingen (de
zogeheten "modaliteiten") moet worden vastgesteld, loopt op 31 maart
2003 af, zoals in Doha is overeengekomen. De voorzitter van de
buitengewone zitting van de Landbouwcommissie is belast met de
opstelling van een ontwerpdocument dat voorafgaand aan de buitengewone
zitting van 25-31 maart zal worden rondgedeeld.
Dit document moet voorstellen bevatten voor de te wijzigen delen van
de Landbouwovereenkomst en richtsnoeren voor het nakomen van de nieuwe
verbintenissen.
Verklaring van Doha met betrekking tot de landbouw
"We recognize the work already undertaken in the negotiations
initiated in early 2000 under Article 20 of the Agreement on
Agriculture, including the large number of negotiating proposals
submitted on behalf of a total of 121 members.
We recall the long-term objective referred to in the Agreement to
establish a fair and market-oriented trading system through a
programme of fundamental reform encompassing strengthened rules
and specific commitments on support and protection in order to
correct and prevent restrictions and distortions in world
agricultural markets. We reconfirm our commitment to this
programme. Building on the work carried out to date and without
prejudging the outcome of the negotiations we commit ourselves to
comprehensive negotiations aimed at: substantial improvements in
market access; reductions of, with a view to phasing out, all
forms of export subsidies; and substantial reductions in
trade-distorting domestic support. We agree that special and
differential treatment for developing countries shall be an
integral part of all elements of the negotiations and shall be
embodied in the schedules of concessions and commitments and as
appropriate in the rules and disciplines to be negotiated, so as
to be operationally effective and to enable developing countries
to effectively take account of their development needs, including
food security and rural development. We take note of the non-trade
concerns reflected in the negotiating proposals submitted by
Members and confirm that non-trade concerns will be taken into
account in the negotiations as provided for in the Agreement on
Agriculture.
Modalities for the further commitments, including provisions for
special and differential treatment, shall be established no later
than 31 March 2003. Participants shall submit their comprehensive
draft Schedules based on these modalities no later than the date
of the Fifth Session of the Ministerial Conference. The
negotiations, including with respect to rules and disciplines and
related legal texts, shall be concluded as part and at the date of
conclusion of the negotiating agenda as a whole."
Zie ook: MEMO/02/296
Voor nadere informatie zie:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/external/wto/index_en.htm
http://europa.eu.int/comm/trade/goods/agri/index_en.htm