Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter Postbus 90801 van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk SOZA-02-413 SV/V&V/02/54021
Onderwerp Datum
Wet BEU in relatie tot Remigratiewet
16 december 2002
Mede namens de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie doe ik u hierbij een reactie
toekomen op de door u ontvangen brief van de Landelijke Vereniging van Instituten voor Sociaal
Raadsliedenwerk (LVSR) van 30 mei jl. In deze brief verzoekt de LVSR het vangnet van de
Remigratiewet alsnog van toepassing te laten zijn op de afbouw van de Toeslagenwet (TW) voor
degenen die bij vertrek geen nihilbeschikking hebben aangevraagd. Zoals ook vermeld in eerdere
correspondentie tussen de toenmalige Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en de
LVSR (d.d. 30 oktober 2001, kenmerk CIM2001/U88527) deel ik u mee dat de Remigratiewet
niet tot doel heeft de effecten van de Wet beperking export uitkeringen (BEU) te compenseren. Ik
onderschrijf hiermee nogmaals de uitgangspunten en het doel van de Wet BEU en de
Remigratiewet die beide onder het vorige kabinet tot stand zijn gekomen.
Zoals bekend wordt in de Remigratiewet (de artikelen 4, vierde lid en 11) compensatie geboden
aan personen die naar het buitenland zijn vertrokken, maar die niet op basis van de Remigratiewet,
en voor inwerkingtreding daarvan op basis van de Remigratieregeling 1985, een zogenaamde
nihilbeschikking hebben aangevraagd en op de dag van vertrek recht hadden op een uitkering op
grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke uitkering na hun
vertrek uit Nederland op grond van artikel 36 of 43 van die wet is verlaagd of ingetrokken. In deze
gevallen is wel vereist dat op het moment van vertrek betrokkenen voldeden aan de voorwaarden
van de Remigratiewet respectievelijk de toenmalige Remigratieregeling 1985. De artikelen 4,
vierde lid en 11 zijn overigens bij behandeling van de Remigratiewet in de Tweede Kamer bij
amendement aan het wetsvoorstel toegevoegd.
---
Bovendien merk ik met betrekking tot het verzoek van de LVSR nog op dat het opnemen van de
gevraagde vangnetregeling in de Remigratiewet niet effectief is als oplossing van het geschetste
probleem. Uit de ervaringen van de SVB met de uitvoering van de Remigratiewet blijkt dat slechts
een klein deel van alle WAO-ers die zijn vertrokken met behoud van hun uitkering voldeed ten
tijde van hun vertrek aan de leeftijdsvoorwaarden van de op dat moment geldende
remigratieregeling. Deze oudere WAO-ers zouden op de vangnetregeling beroep kunnen doen
indien hun WAO-uitkering zonder TW minder bedraagt dan het voor dat betreffende land
vastgesteld garantiebedrag uit de Remigratiewet. Uit cijfers van de SVB blijkt dat bij samenloop
met WAO-uitkeringen de remigratieuitkering meestal niet tot uitkering komt.
Bij navraag bij de SVB is gebleken dat niet verwacht wordt dat een beroep zal worden gedaan op
een regeling als de LVSR voorgesteld heeft in haar brief. Die prognose wordt ondersteund door
het beeld van ca. 810 WAO-ers die bij hun vertrek wél een nihilbeschikking op grond van de
Remigratiewet hebben aangevraagd. Bij deze groep heeft de afbouw van de toeslagen in het kader
van de TW (in 2002 tot 1/3 van de oorspronkelijke toeslag) nauwelijks geleid tot verzoeken bij de
SVB voor een gedeeltelijke remigratie-uitkering als aanvulling op de WAO.
Mede gelet op mijn bovenstaande standpunt inzake compensatie via de Remigratiewet kan de
Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie niet tegemoet komen aan de wens van de LVSR
om de Remigratiewet alsnog van toepassing te laten zijn op de afbouw van de Toeslagenwet voor
degenen die bij vertrek geen nihilbeschikking hebben aangevraagd.
In de Remigratiewet is bepaald dat de wet zal worden geëvalueerd en dat het verslag daarvan in
2004 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Deze evaluatie zal in 2003 plaatsvinden.
Naast allerlei andere belangrijke vraagstukken op het gebied van de doeltreffendheid en de
effecten van de Remigratiewet in de praktijk, zal ook bezien worden of en in welke mate de door
de LVSR gesignaleerde zaken betrokken worden bij het onderzoek.
Ik vertrouw er op hiermee te hebben voldaan aan uw verzoek en u terzake voldoende te hebben
geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)