Partij van de Arbeid
Nieuws >> Columns
Slotwoord BAR avond
16-12-2002
Slotwoord bij de bijeenkomst Hoe internationaal zijn we?,
georganiseerd door de Bestuurderskring Amsterdamse Regio, op 13
december 2002.
De vraag van vanavond, Hoe internationaal zijn we?, zette me aan het
mijmeren over een andere vraag, die volgens mij aan een eventueel
antwoord vooraf zou moeten gaan. Namelijk, Hoe Nederlands zijn we
eigenlijk?. Wat is dat nou, onze Nederlandse identiteit, onze cultuur,
onze waarden en normen? Allemaal begrippen die, zeker de laatste
maanden, door veel mensen met grote achteloosheid in de mond worden
genomen. Maar wat houden ze nu eigenlijk in?
Linkse politici stellen zichzelf die vraag niet graag. Het riekt al snel naar nationalisme, naar misplaatste culturele superioriteit, en anders wel naar spruitjes. Dat laten wij liever aan de Bolkesteinen, de Balkenendes en de Herbens van deze wereld. Linkse politici beschouwen zich immers als onderdeel van een internationale beweging, die solidariteit met alle aardbewoners nastreeft. En anders zit er ergens in onze genen nog wel een restje dat zachtjes roept dat de natiestaat een uitvinding van de heersende klasse is, bedoeld om arbeiders tegen elkaar uit te spelen.
En toch is het eigenlijk jammer dat we ons niet wat vaker buigen over de vraag wat Nederlanders nou Nederlands maakt. Door dat niet expliciet te maken, laten we grote groepen nieuwe landgenoten maar een beetje bungelen. Zij moeten integreren, dat vindt ongeveer iedereen. Maar wanneer ze daarin nou geslaagd zijn, dat laten we schielijk in het midden. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de Europese eenwording. Er zou iets van een Europese identiteit moeten ontstaan. Maar waar trekken we de grens? Om dat niet over te laten aan Brusselse ambtenaren, zullen we eens hardop moeten praten over de vraag, hoe Nederlands we eigenlijk zijn.
Dit is een lastige tijd voor het zoeken naar een antwoord. Een partijgenoot vertrouwde me kortgeleden toe dat hij sinds 15 mei al met het gevoel rondloopt dat hij, ergens op de terugweg van vakantie, een verkeerde afslag moet hebben genomen. Hij dacht dat hij Nederland kende, maar loopt nu rond met het permanente gevoel dat hij zich jarenlang heeft vergist. Mijn land is mijn land niet meer, zei hij, en ik denk dat veel mensen dat vervreemde gevoel delen.
Neem nu Hilbrand Nawijn, geblutst minister van vreemdelingenzaken en integratie. Hij raakte in opspraak door te pleiten voor de doodstraf, en mocht bij Nova komen uitleggen hoe hij dat nu eigenlijk bedoeld had. Aan een inhoudelijke discussie maak ik nu geen woorden vuil. Want het fascinerende aan dat interview was dat Nawijn om de twee zinnen naar voren bracht dat hij heel goed besefte dat zijn stellingname on-Nederlands was. Het beeld was een studie waard. Een minister, aan de macht gekomen op de slippen van een man die het electoraat een terugkeer naar oer-Hollandse waarden beloofde, die als minister van integratie toch bij uitstek het goede voorbeeld zou moeten geven, die school wil maken met een ook in eigen ogen on-Nederlands standpunt. Probeer daar maar eens chocola van te maken.
Nog een. Als je surft naar de Hollandsite, Startpagina voor
Nederlanders in den Vreemde, lijkt er niets aan de hand. Fotos van de
koningin en de kroonprinselijke bruiloft, een pittoresk fotootje van
het Museumplein in de sneeuw, en een vertrouwde, te beluisteren,
Hollandsite Top 5, met op 1, Het Wilhelmus; 2, de Amsterdamse
grachten; 3, Ik hou van Holland; 4, Het Dorp en 5, de
Zuiderzeeballade. Het klopt allemaal met het cliché van tulpen,
klompen en molens dat elke willekeurige toerist opdist als je hem
vraagt wat nu typisch Nederlands is. Hele volksstammen laten zich in
klederdracht fotograferen om thuis te kunnen bewijzen dat ze echt in
Nederland geweest zijn.
Maar dan de werkelijkheid. Volendamse jongeren snuiven er naar
schatting per weekend twee kilo cocaïne doorheen, en zelfs in het
orthodox-christelijke Bunschoten krijgen 14-jarigen die een zakcentje
bijverdienen op de visafslag een lijntje aangeboden om hun avondwerk
makkelijker vol te houden. Maar echt sneeuwen, ho maar!
Nederland is een beetje de weg kwijt, constateert ook de half-Nederlandse, half-Amerikaanse historicus James Kennedy. Hij schreef twee boeken over onze recente geschiedenis, Nieuw Babylon in aanbouw over de jaren 60, en dit jaar verscheen Een weloverwogen dood, over euthanasie in Nederland. Hij verbaast zich over de nieuwe strengheid die zich plotseling van ons land meester lijkt te hebben gemaakt. In een interview met Vrij Nederland zegt hij: "Veel mensen zien typisch Nederlandse begrippen als tolerantie en gedogen niet meer als belangrijke waarden. Ze zeggen We kunnen ons de luxe van het gedogen niet langer permitteren. Er is zelfs sprake van een soort anti-gedogen. Die strengheid, die roep om een consequent optreden, is heel verbazingwekkend. De aandriften die met name over asielzoekers en allochtonen naar boven zijn gekomen, zijn bijna on-Nederlands. Ik denk steeds maar: het is schijn, jullie kunnen niet streng zijn. Jullie verloochenen je volksaard".
Kennedy ziet twee verschijnselen in onze politieke cultuur die je
nergens anders zult aantreffen. De eerste is het volgens hem typisch
Nederlandse, en dus onvertaalbare, begrip bespreekbaar. Nederlanders
hebben een grote afkeer van taboes en achterkamertjes: alles moet in
volle openheid kunnen gebeuren. Of het nu gaat om euthanasie, abortus,
drugs, sex of relatieproblemen: alles is bespreekbaar. Het enige taboe
rust op taboes.
Dat hangt ongetwijfeld samen met ons nog steeds niet helemaal
verwerkte calvinistisch-religieuze verleden. Veel Nederlanders
koesteren onbegrip of zelfs afkeer van godsdienst. Dat legt maar
regeltjes en beperkingen op. Zelfs als ze gelovig zijn, trekken
Nederlanders zich van kerkelijke voorschriften weinig aan. Hetzelfde
geldt volgens Kennedy overigens voor de wet: die beschouwen
Nederlanders volgens hem "niet als normatief voor hun handelen".
Iemand die zich aan de wet houdt, is een beetje een sukkel. Iemand die
zichzelf om religieuze redenen beperkingen oplegt, vinden velen diep
in hun hart maar primitief. Deze dagen ligt dat hart opvallend vaak op
de tong. En dat gaat ten koste van de, volgens Kennedy ook typisch
Nederlandse, tolerantie.
Het tweede aspect van onze politieke cultuur waar Kennedy zich over
verwonderd, is het tomeloze vertrouwen van Nederlandse burgers in de
elite die hen bestuurt. Hij zegt: "In bestuur en politiek is in
Nederland heel veel gebaseerd op het delegeren van macht aan de
elite." In de jaren 60 werkte dat feilloos, omdat de bestuurlijke
elite soepel met haar tijd meeging toen het volk om verandering riep.
Maar ook hier zijn inmiddels barsten en scheuren zichtbaar.
Nederlanders stellen zich steeds kritischer tegenover de overheid op.
"In Nederland is een bijna Amerikaans wantrouwen jegens de overheid
aan het ontstaan."
En daar heeft Kennedy misschien wel de kern van de zaak te pakken.
Want is het niet zo, dat Nederland op veel meer terreinen massaal
Amerikaanse gewoonten, gebruiken en opvatting absorbeert? Dat valt te
zien op voor de hand liggende terreinen als jongerencultuur, fast food
en popmuziek. Of het aanbod in winkels, waar eind oktober, begin
november Halloween opeens domineerde. Vlamingen en Zuid Afrikanen zijn
al jaren verbijsterd over het gemak waarmee Nederlanders hun taal
laten verflodderen met het ene anglisme na het andere: Jan Peter voor
president, wordt Barbara onze nieuwe first lady.
Maar het sluipt er ook minder zichtbaar in. Een grote minderheid onder
de jongeren in Nederland blijkt te denken dat ons land
jury-rechtspraak kent (een advocaat is iemand in een strak pak die
hartstochtelijk objection roepen kan). Nog niet zo lang geleden sprak
ik een meisje dat ging trouwen. Haar vader leefde niet meer, en ze
vond het zo erg dat hij haar in de kerk niet kon weggeven een gebruik
dat in Nederland geen enkele wortel heeft. Ook sociaal gaat Nederland
steeds meer op de Amerikaanse samenleving lijken, in het teruglopen
van sociale samenhang en betrokkenheid bij medeburgers. New York
bedenkt zero tolerance, en voor je het weet, wil Nederland stoppen met
gedogen.
Het interessante is dat de partij die om het hardst roept dat
allochtonen zich moeten aanpassen, de LPF, de meest zichtbare
politieke exponent van het veramerikaanste volksdeel van onze
samenleving is. Of het nu gaat om het uitgangspunt dat politiek niet
om de inhoud gaat, maar om personen; een pleidooi voor de doodstraf;
de poging om straks in januari zetels te kopen door een massief
reclame-offensief bekostigd door bedrijven, of de schreeuwerige outfit
van het echtpaar Heinsbroek op Prinsjesdag: het is allemaal zo
Amerikaans als wat. De kiezers vonden het prachtig én herkenbaar. Ze
haakten pas af toen het typisch Nederlandse streven naar politieke
consensus wel erg diep verlaten werd.
Het is dus maar dat we het weten, als linkse politieke partijen. Volgens gezaghebbende buitenlandse Nederland-watchers als James Kennedy en Simon Schama zijn begrippen als tolerantie, progressiviteit en ruimte voor minderheden typisch Nederlands. Wij zijn dus niet afgerekend door de kiezers op het feit dat we onze cultuur verkwanseld zouden hebben door het al te gretig omhelzen van de multi-culturele samenleving. We zijn afgerekend op het feit dat we Nederlands gebleven zijn en niet Amerikaans geworden.
Wie er dus naar een inburgeringscursus moet, dat is Jan Peter Balkenende, die met zijn afwijzen van multi-culturaliteit zich buiten de Nederlandse traditie van een land van minderheden plaatst. Laat hij Nawijn en Mat Herben maar meenemen, dan komt het met die spreekwoorden ook eindelijk eens goed.
En wanneer zijn allochtonen nu voldoende geïntegreerd? Wie het vermakelijke boekje The Undutchables leest, kan niet anders dan concluderen dat dat pas het geval is als ze zich grof gedragen in het verkeer, bot zijn tegen hun medemensen, wildvreemden rustig het hemd van het lijf vragen over intimiteiten en hun nageslacht verwennen tot de slechtst opgevoede kinderen op aarde.
Laat ik maar eindigen met Sigmund, misschien wel de meest Nederlandse (want altijd mopperende) psychiater. Hij ontmoette onlangs een eerste-generatie-Marokkaan, die trots vertelde dat hij dit jaar Sinterklaas ging vieren. Hij barstte al uit in Sinterklaas Kapoentje. Maar Sigmund, nooit veel nodig voor een slecht humeur, scheldt de man uit: FOUT! Nog maar een armzalige veertig procent van de Nederlanders viert Sinterklaas! Wij vieren Kerst, sukkel! Hij eindigt met de boze verzuchting: Ze wíllen gewoon niet integreren.
Marleen Barth Zie ook haar website.
Marije van Wees