ADVIESCOMMISSIE VREEMDELINGENZAKEN
Advies VN-Vrouwenverdrag
Persbericht van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken
Advies 'Het VN-Vrouwenverdrag in relatie tot de positie van
vreemdelingenvrouwen in het Nederlandse vreemdelingenrecht en
vreemdelingenbeleid', november 2002
Spanning tussen het Nederlandse beleid en het VN-Vrouwenverdrag
In dit advies heeft de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)
de positie van vreemdelingenvrouwen in het Nederlandse
vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid bezien in relatie tot het
VN-Vrouwenverdrag. Het advies is tot stand gekomen naar aanleiding van
het verzoek van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie, mede
namens haar ambtsgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om het
thematische deel van het Nationale Rapport Emancipatiebeleid op te
stellen. De Adviescommissie heeft zich in dit advies beperkt tot de
onderwerpen met een expliciet vreemdelingrechtelijk karakter. De
onderwerpen 'vrouwen in de asielprocedure, 'gezinshereniging/
gezinsvorming', 'au pairs', 'vrouwenhandel' en 'vrouwen zonder
verblijfstitel in de gezondheidszorg en in de prostitutie' zijn
uitgediept en voor elk van deze onderwerpen is nagegaan welke
mogelijke spanningsvelden bestaan tussen het Nederlandse beleid en het
VN-Vrouwenverdrag.
1. De voorwaardenscheppende kant van het emancipatiebeleid behoeft
meer consequente aandacht.
- Allereerst constateert de ACVZ in haar evaluerende rapportage dat
het beschikbare cijfermateriaal in een aantal gevallen onvoldoende
inzicht verschaft in de gevolgen van regelgeving en beleid voor mannen
en vrouwen in het vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid.
- De Commissie stel daarnaast vast dat de Nederlandse overheid (in het
kabinetsstandpunt inzake 'gendermainstreaming' van juni 2001) beleid
heeft aangekondigd om te komen tot een duurzame integratie van
emancipatiedoelstellingen in alle geledingen van het reguliere beleid.
Op basis van haar analyse is de ACVZ van mening dat de organisatie van
de verwezenlijking van gelijke behandeling van mannen en vrouwen
('gender') in het algemene beleid, goed is opgezet. Deze organisatie
is echter naar de mening van de ACVZ in elk geval bij Justitie nog te
kwetsbaar en onvoldoende in de praktijk gerealiseerd en geborgd.
Concreet beveelt de ACVZ aan dat continu aandacht wordt besteed aan
het realiseren van de randvoorwaarden. Het gaat daarbij in het
bijzonder om capaciteit, bezetting en mandaat van de Justitie
Emancipatie Stuurgroep en om het verzekeren van de betrokkenheid van
de deelnemende directies van het Ministerie van Justitie.
2. Gezinshereniging en gezinsvorming: de Nederlandse inkomenseisen en
de afhankelijke verblijfstitel zijn benoemd als spanningsvelden tussen
het Nederlandse beleid en het VN-Vrouwenverdrag.
- Een goede naleving van het VN-Vrouwenverdrag vereist dat de overheid
betrouwbaar statistisch materiaal verzamelt over de vraag in welke
mate in Nederland verblijvende personen (uitgesplitst naar geslacht en
etnische achtergrond) kunnen voldoen aan de thans geldende
inkomenseis. Dat materiaal is thans niet voorhanden. Omdat er wel
aanwijzingen zijn die doen vermoeden dat het voor vrouwen in Nederland
moeilijker is om aan de huidige inkomenseis voor gezinsvorming te
voldoen, adviseert de ACVZ om de voornemens tot beleidswijziging
(verhoging inkomenseis, verhoging van de leges en zelffinanciering van
de inburgeringscursus) voorafgaande aan een definitieve beslissing
daaromtrent, te onderwerpen aan een Emancipatie Effect Rapportage
(EER).
- De Commissie constateert dat de zogeheten afhankelijke
verblijfsvergunning (gedurende drie jaar) voor partners van buiten de
EU het gevaar in zich bergt dat met name vrouwen in een afhankelijke
positie van hun partner komen te staan. De ACVZ is van mening dat dit
instrument niettemin noodzakelijk is om te kunnen vaststellen of het
doel van het verblijf ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Daarvan
uitgaande past naar de mening van de Commissie echter wel een goede
bescherming van de vrouwen als zij die nodig hebben. De huidige
mogelijkheid om vrouwen een zelfstandige verblijfsvergunning te
verlenen indien binnen drie jaar is aangetoond dat de vrouw is
mishandeld, is een dergelijke beschermingsmaatregel. De commissie is
van mening dat ernstige mishandeling op zichzelf een klemmende reden
van humanitaire aard kan opleveren voor het verlenen van een
zelfstandige verblijfsvergunning (en niet de eis moet worden gesteld:
'in combinatie met andere schrijnende factoren').
3. Asiel: Voor asiel zijn als belangrijkste spanningsvelden tussen het
Nederlandse beleid en het VN-Vrouwenverdrag benoemd de weergave van
genderaspecten in de Vreemdelingencirculaire en landgebonden
TBV's, de weergave van de positie van vrouwen in ambtsberichten, het
nader gehoor, het omgaan met traumata in de procedure en de algemene
wet bestuursrecht (Awb) over het inbrengen van nieuwe feiten (nova).
- De ACVZ is van mening dat de weergave van genderaspecten in de
Vreemdelingencirculaire, de landgebonden TBV's en in de ambtsberichten
systematisch en volledig dient te zijn. De ACVZ doet daartoe concrete
aanbevelingen. De onderwerpen vrouwenbesnijdenis en huiselijk geweld
als asielgrond worden apart besproken.
- De ACVZ doet een aantal concrete aanbevelingen rond het nader gehoor
(organisatie en verloop alsmede opleiding van gehoormedewerkers).
Daarnaast doet de commissie een aanbeveling om, ten behoeve van de
door de vrouw gevraagde vertrouwelijkheid van het asielrelaas,
maatregelen te treffen.
- Indien bij eerste opvang (in een aanmeldcentrum- AC) het vermoeden
rijst dat er sprake is van ernstig trauma dan dient verdere
behandeling steeds in een onderzoekscentrum (OC) plaats te vinden,
opdat de asielzoek(st)er enige rust geboden wordt.
- De Commissie is van oordeel dat een aanvulling op het in de
Vreemdelingencirculaire (hoofdstuk 1 4.2.2 Vc 2000) neergelegde
traumatabeleid in de rede ligt. Daarbij zou dienen te worden
vastgelegd dat als na een afwijzende beslissing niet eerder naar voren
gebrachte feiten of omstandigheden worden gepresenteerd die wijzen op
het bestaan van een ernstig trauma, de betreffende eerdere beslissing
in beginsel voor heroverweging in aanmerking komt. In een dergelijk
geval zou dan wel op grond van een psychiatrische rapportage
aannemelijk moeten worden gemaakt dat sprake is van zodanig ernstige
posttraumatische stressreacties dat daardoor het niet bij gelegenheid
van de eerdere aanvraag ter sprake brengen van de traumatische
gebeurtenissen zou kunnen worden verklaard.
4. Au-pairs: De belangrijkste mogelijke spanningsvelden van het
Nederlandse beleid met het VN-Vrouwenverdrag uiten zich voor au-pairs
in de arbeidsrelatie au pair, in het onderscheid au pair en
huishoudelijke arbeidskracht en in de kwaliteit van de
bemiddelingsbureaus
- De Commissie beveelt aan om voor toelating als au pair een au
pair-overeenkomst verplicht te stellen waarin in elk geval zijn
vastgelegd het aantal uren werk, aantal uren vrije tijd (minimum
aantal dagen), aard van de werkzaamheden, weekindeling, beloning en
opzegtermijn. Voorts ware in de overeenkomst de clausule verplicht te
stellen dat bij opzegging om een reden die niet ligt in de risicosfeer
van de au-pair, de volledige vergoeding over de afgesproken periode
moet worden uitbetaald. Daarnaast dient een snelle arbitrageprocedure
bij een landelijke arbitragecommissie bereikbaar te zijn in geval van
een conflict over de au pair-overeenkomst. De Commissie is van mening
dat er een keurmerk moet komen voor bemiddelingsbureaus, die zich
bezighouden met plaatsing van au-pairs.
5. Vrouwenhandel: De belangrijkste mogelijke spanningsvelden van het
Nederlandse beleid met het VN-Vrouwenverdrag uiten zich bij
vrouwenhandel in de werking van de zogenoemde 'B9-regeling' voor
slachtoffers van vrouwenhandel, opvang voor slachtoffers van
vrouwenhandel, mogelijkheid tot het verlenen van een asielstatus en
bij vrouwenhandel in relatie tot de opheffing van het
bordeelverbod.
- Deze regeling voor opvang en begeleiding van slachtoffers van
mensenhandel die aangifte overwegen, blijkt door de
Vreemdelingendiensten (van de politie) niet overal op dezelfde manier
en consequent te worden toegepast. Daarom is het naar het oordeel van
de Commissie noodzakelijk dat er, met als uitgangspunt de
'goedlopende' politieregio's, een landelijke uitvoeringsrichtlijn
komt.
- Ook moet meer aandacht worden besteed aan de opvang van slachtoffers
van vrouwenhandel. Het slachtoffer dient in een stabiele omgeving op
verhaal te kunnen komen. Een eerste vereiste daarvoor is dat het
slachtoffer zo snel mogelijk in een opvanghuis wordt opgenomen.
Gebleken is dat de STV (Stichting Tegen Vrouwenhandel) niet steeds in
staat is deze opvang meteen na het eerste contact met de politie te
bieden. De Commissie is van mening dat hier zo spoedig mogelijk
verbetering in moet worden gebracht.
Minderjarige slachtoffers dienen direct een voogd toegewezen krijgen
om de belangen van het kind zo goed mogelijk te beschermen.
- De Commissie kan zich niet vinden in het pleidooi dat onder meer
klinkt vanuit vrouwenorganisaties om aan slachtoffers van
vrouwenhandel alsnog een asielstatus te verlenen. De bescherming die
wordt geboden bij een eventuele toekenning van een verblijfsvergunning
vanwege klemmende redenen van humanitaire aard, acht de Commissie
voldoende.
- De Commissie beveelt aan het gestelde overheidsbeleid consequent uit
te voeren: vrouwen, die na het verstrijken van de 'B9-regeling' niet
in Nederland mogen verblijven, moeten bij terugkeer naar het land van
herkomst begeleiding krijgen en enige hulp bij het starten van een
nieuw leven aldaar. Het opzetten van een specifiek terugkeerprogramma,
zoals ook nu al hier en daar plaatsvindt, voor deze vrouwen verdient
aanbeveling.
6. Vrouwen zonder verblijfstitel in de gezondheidszorg: Voor het
onderwerp 'vrouwen zonder verblijfstitel in de gezondheidszorg'
tenslotte, constateert de ACVZ dat het dringend nodig is dat nader
onderzoek wordt gedaan naar de gezondheidstoestand van deze groep
vrouwen, waarbij tevens een vergelijking wordt gemaakt met de
gezondheidssituatie van legale, overigens vergelijkbare
bevolkingsgroepen.
Meer informatie bij mevr. drs. A.L.N.M. Spanjersberg, secretaris ACVZ
tel 070-3811400, aspanjer@acvz.com.
De volledige tekst van het advies, incl. samenvatting en
aanbevelingen, staat op de website van de ACVZ; www.acvz.com
16 dec 02 09:18