Het weer nader verklaard
KNMI sloeg alarm maar dat drong niet overal door
Watersnood 1953: ergste natuurramp van de 20e eeuw
Door Harry Geurts, KNMI
Onheilspellend zagen de weerkaarten er die zaterdagavond 31
januari uit en het werd steeds erger. Zo ernstig dat de dienstdoende
meteorologen van het KNMI zeer bezorgd waren over het naderende gevaar
en alles op alles zetten om hun dramatische waarschuwingen bij de
bedreigde mensen te krijgen. Om middernacht klonk echter het Wilhelmus
door de ether: in die tijd waren er nog geen nachtuitzendingen en
verwoede pogingen van oud-weerdienstleider dr. K. R. Postma en
collega-meteoroloog dr. H. Bijvoet om een van de twee Hilversumse
radiozenders bij wijze van uitzondering in de lucht te houden mochten
niet baten. "Die mogelijkheid werd ons die nacht ontnomen en dat gaf
in de weerkamer een ontzettend gevoel van onmacht," vertelde Postma
journalist Kees Slager voor zijn boek "De ramp, een reconstructie".
Storm was al een dag tevoren voorzien
Bijvoet en Postma hebben als meteorologen van het KNMI een enorme
reputatie opgebouwd. Bijvoet (1918-2000) heeft vooral veel betekend
voor de introductie van de numerieke weersvoorspelling, de
rekenmodellen van de atmosfeer waarop tegenwoordig de verwachtingen
zijn gebaseerd. Meteoroloog Postma was tientallen jaren lang als
weerdienstleider zeer betrokken bij de meteorologie en nog altijd
volgt hij de ontwikkelingen rond het weerbericht en met name de rol
van de media op de voet. De Watersnoodramp, waarbij 1835 landgenoten
de dood vonden en circa 200.000 hectare grotendeels cultuurgrond
overstroomde, is de zwartste bladzijde uit zijn leven. Meteorologisch
is het de belangrijkste gebeurtenis in zijn loopbaan.
"We hadden de storm al sinds vrijdagavond in de gaten. Je kunt dus
zeker niet zeggen, dat Nederland er door overvallen is. Vrijdag
ontwikkelde zich achter een depressie ten zuiden van IJsland een
stormveld, dat zaterdag pal ten noorden van Schotland krankzinnige
windsnelheden veroorzaakte. Over de uiterste punt van Schotland is
toen één van de zwaarste orkanen uit de Schotse geschiedenis
getrokken. Er zijn daar die zaterdag miljoenen bomen gesneuveld. Nou,
die stormdepressie zakte af naar de Duitse Bocht en volgde een koers,
die voor ons desastreus was. De wind draaide toen op de noordelijke
Noordzee naar het noordnoordwesten. Dat betekende dat er een stormveld
van circa duizend kilometer lengte, precies over het water, recht op
onze kust afliep". Postma dacht zaterdag rond het middaguur niet aan
een watersnood omdat hij niets wist over de toestand van de zeedijken,
maar verwachtte wel een zeer zware storm (windkracht 11) met veel
schade en ellende door afgewaaide daken en afgeknapte bomen. Een uur
later werd hij afgelost door Bijvoet, die tijdens vloed in de nacht
van zaterdag op zondag een enorme "waterberg" voor het zuidelijk deel
van de Noordzee voorzag. Bij de stormvloedwaarschuwingsdienst ging
zaterdag onder regie van het KNMI om 11 uur een waarschuwing uit voor
"flink hoogwater voor de groepen Rotterdam, Willemstad, Bergen op Zoom
en Gorinchem".
De baan van de rampzalige stormdepressie tussen 30 januari en 2
februari 1953 (bron: KNMI-bijdrage tot het rapport van de
Deltacommissie)
Meteorologische berichten werden indertijd via telex uitgewisseld. Dat
ging vrijwel net zo snel als tegenwoordig maar vandaag de dag gaat de
verwerking van alle informatie met computers natuurlijk veel sneller.
Bovendien zijn er vandaag de dag veel meer gegevens beschikbaar,
vooral van waarnemingen op zee. Een ander probleem was de routine
afspraak dat een waarschuwing voor hoogwater geldt voor de
eerstvolgende twee hoogwater situaties. Pas na het eerste hoogwater
mag de volgende waarschuwing uit. Zodoende kon er toen volgens de
regels nog niet gewaarschuwd worden voor het nachtelijke hoogwater dat
tot de ramp zou leiden. Toch kregen de meteorologen zaterdagmiddag
aanwijzingen voor een "riskante weerontwikkeling", schrijft
KNMI-meteoroloog Ton Donker in Meteorologica (maart 1993), het
tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Beroepsmeteorologen.
Voor het Deltagebied werd een nog hogere opstuwing van het water
berekend dan 's ochtend was voorzien. Dijkbewaking was dan
noodzakelijk.
Waarschuwingscriteria schieten tekort
Om kwart voor zes gaat een nieuw waarschuwingstelegram uit en aan het
slot van het weerbericht van 6 uur hoorde iedere radioluisteraar:
"Boven het noordelijke en westelijke deel van de Noordzee woedt een
zware storm tussen noordwest en noord. Het stormveld breidt zich
verder uit. Verwacht mag worden, dat de storm de gehele nacht zal
voortduren en in verband hiermede werden vanmiddag om half zes de
groepen Rotterdam, Willemstad en Bergen op Zoom gewaarschuwd voor
gevaarlijk hoog water". Volgens de toen bestaande procedure, waarbij
de berichten via de PTT telegraafkantoor in Amsterdam aan alle te
waarschuwen personen en instanties werden verspreid, kon alleen
gewaarschuwd worden voor "flink hoog water" en voor "gevaarlijk hoog
water", maar omdat het aanvaardbaar peil (een bepaalde ondergrens die
werd gehanteerd) fors dreigde te worden overschreden had Postma liever
de (niet bestaande) term "zeer gevaarlijk hoog water"gebruikt.
Foto's: bibliotheek KNMI
Storm hield lang aan
Terwijl de kern van de uitdiepende stormdepressie met een kerndruk van
minimaal 970 hPa op zaterdagavond in zuidoostelijke richting over de
Noordzee trok nam de wind aan de achterkant van de depressie verder
toe: boven zee tot een zeer zware noordwesterstorm, windkracht 11, aan
de kust tot windkracht 10. Den Helder registreerde in het begin van de
nacht een uur lang een gemiddelde windsnelheid van 27 meter per
seconde (97 km/uur) en een hoogste windstoot van 144 km/uur. Op
verschillende weerstations langs onze kust, waaronder ook Vlissingen
werd windkracht 10 gemeten. Ook in het binnenland bulderde de storm
waarbij vrijwel overal zeer zware windstoten optraden van meer dan 100
km/uur. Het windveld dat zich over de hele Noordzee en ons land
ontwikkelde, hing samen met enorme verschillen in luchtdruk: in de
nacht van zaterdag op zondag wezen de barometers in Eelde liefst 23
hPa lager aan dan in Vlissingen, een zeldzaam groot verschil. De storm
nam maar langzaam in kracht af en hield daardoor lang aan, vooral in
het zuidwesten van ons land waar de windmeters circa 20 uur achtereen
windkracht 9 of meer aanwezen.
Uitgebreide weerkaart KNMI, 31 januari 1953, 12u00 GMT (bron:
KNMI-bijdrage tot het rapport van de Deltacommissie)
Toen bezweken de dijken
In de Zeeuwse wateren bereikte de storm rond 22 uur zijn hoogtepunt,
waarna IJmuiden 's nachts om 1 uur de zwaarste storm meldde en Den
Helder om 4 uur. Daardoor lag ook het tijdstip van maximale opstuwing
in het noorden later dan in het zuidwesten. Water loopt gemiddeld
tweeëneenhalf uur achter op de wind, zodat Vlissingen rond middernacht
met de grootste opwaaiing te maken kreeg, zo'n 310 cm boven normaal op
basis van de tevoren berekende getijkromme. De waterstand bereikt
echter pas zijn hoogste stand tijdens springvloed en dat was die nacht
om 3u24. De opwaaiing was toen al iets minder geworden maar storm en
springtij leverde bij Vlissingen rond dat tijdstip een hoogste
waterstand van 455 cm boven NAP op. Veel dijken konden dit niet meer
aan en op zeker 90 plaatsen in het zuidwesten van ons land begaven de
dijken het en voltrok zich de ramp.
De wanhopige bevolking kreeg zondagmiddag nog een tweede vloed te
verwerken, waardoor het water in de polder nog hoger kwam dan 's
nachts. Velen mensen die de eerste vloedgolf hadden overleefd
verdronken die middag of dreven op daken waarnaar ze gevlucht waren.
Ook de Engelse oostkust kreeg zondag 1 februari te maken met
overstromingen en grote schade door de wind. Hierbij verloren 150
Engelsen het leven. Daags tevoren raasde de storm over Schotland, en
ook daar was de schade enorm.
Uitgebreide weerkaart KNMI, 31 januari 1953, 18u00 GMT (bron: KNMI-
bijdrage tot het rapport van de Deltacommissie)
Door variaties in de afstand van de maan tot de aarde bestaan er lage
en hoge springvloeden. De springvloed van 1 februari hoort tot de lage
springvloeden. Veertien dagen later zou sprake geweest zijn van hoge
springvloed en zou het water nog 40 cm hoger zijn gekomen. Als
dezelfde storm dus op 15 februari had gewoed was de situatie nog
ongunstiger geweest. Ook het tijdstip van maximale opwaaiing had
ongunstiger kunnen zijn: als dat was samengevallen met het moment van
de hoogste springvloed was het water nog hoger gekomen. Ook als de
storm eerder was gekomen was de ramp waarschijnlijk nog erger geweest:
een maand eerder was het "opperwater" door de hoge waterstand van de
Rijn een stuk hoger. (animatie waterstanden)
Uitgebreide weerkaart KNMI, 1 februari 1953, 00u00 GMT (bron:
KNMI-bijdrage tot het rapport van de Deltacommissie)
Hoe uitzonderlijk was de storm?
De storm van 1953 haalde een hoogste uurgemiddelde van windkracht 10
en is daarmee niet de zwaarste storm uit de historie. Op zeker elf
dagen werd langs onze kust een zwaardere storm met een uurgemiddelde
van windkracht 11 gemeten en op 7 september 1944 haalde Vlissingen
zelfs een gemiddelde van orkaankracht 12. Tijdens deze zwaardere
stormen was de windrichting echter niet noordwest zoals in 1953 maar
zuidwest waardoor deze stormen ondanks hun hogere windsnelheden geen
aanleiding gaven tot sterk verhoogde waterstanden.
De zeldzaamheid van de stormvloed van 1953 is vooral te wijten aan de
extreme waterstanden. In de twintigste eeuw kent deze stormvloed geen
gelijke en over vorige eeuwen zijn geen exacte gegevens bekend. Net
als bij stormen zijn er uit de pre-instrumentele periode geen
objectieve criteria bekend. De ernst van een stormvloed werd
gerelateerd aan de grootte van het overstroomde gebied en de mate van
schade. Door gebrekkig dijkonderhoud tijdens politiek bewogen tijden
en tijden van armoede was er indertijd ook meer kans op rampen dan in
rustige welvarende tijden.
Links: vereenvoudigde weerkaart van zaterdag 31 januari 1953 13h00 ;
vereenvoudigde rechts: weerkaart van zondag 1 februari 1953, 01 h00
(bron: Hemel en Dampkring, 1953. (Animatie van de weerkaarten)
St. Elisabeth- en Allerheiligenvloed
Zeker weten we wel dat er in het verleden verschillende catastrofale
stormvloeden voorkwamen, de meest op of rond 19 november 1421 die
bekend staat als de St.- Elisabethvloed. Ook hier ging het volgens
klimaathistoricus Jan Buisman om een bijzonder zware noordwesterstorm
gevolgd door een zeer hoge stormvloed. Van springvloed was toen geen
sprake maar het natte weer was er, anders dan in 1953, de oorzaak van
dat het "opperwater"afkomstig van de rivieren nog zeer hoog stond. De
dijkdoorbraken en overstromingen richtten in Zeeland en Holland grote
verwoestingen aan, waarbij zeker tweeduizend mensen de dood vonden.
Een hardnekkig misverstand wil dat de Biesbosch door deze stormvloed
is ontstaan: in werkelijkheid vond dit gebied in 1421 en na nieuwe
doorbraken in 1424 zijn oorsprong en niet in die ene nacht zoals vaak
wordt beweerd.
Een andere beruchte stormvloed uit onze historie is de
Allerheiligenvloed in november 1570. De Domeinraad in Bergen op Zoom
heeft op 1 november 1570 "aanmerckende dat die groote stormen van
winde ghisteren begonst" aan de dijkgraven van het Zuid- en
Noordkwartier een waarschuwing gegeven door "seer uytnemende hooghe
vloet". Een lange periode van storm zwiepte het water tot ongekende
hoogten, nog hoger dan in 1953. Talloze dijken aan de Hollandse kusten
begaven het, waardoor zich enorme overstromingen voordeden en een
reusachtige ravage werd aangericht. Het totale aantal doden, het
buitenland meegerekend, moet boven de 20.000 hebben gelegen, maar
precieze gegevens zijn niet bekend.
Recenter is de watersnood van 13 en 14 januari 1916 toen op tientallen
plaatsen rond de Zuiderzee de dijken doorbraken. Deze stormvloed
leidde tot de Zuiderzeewerken en de oprichting van de
Stormvloedseindienst. Nog recenter zijn middelbare stormvloeden op 3
januari 1976 (bij Vlissingen +394 cm), 27 februari 1990 (+384 cm), 28
januari 1994 (+387 cm). Op 17 januari 1962 beleefde Delfzijl een
middelbare stormvloed met in Noord-Duitsland uitgebreide
overstromingen, waarbij honderden slachtoffers waren te betreuren.
Met dank aan oud-KNMI meteoroloog K.R. Postma, maritiem meteoroloog C.J.W. Dekker van het KNMI en historisch geograaf J. Buisman
Foto's: bibliotheek KNMI
Watersnoodramp 1953 in het weer nader verklaard
Index het weer nader verklaard
Laatste wijziging: 4 december 2002
Vragen en reacties:
Harry Geurts, PR & Voorlichting KNMI
Copyright © KNMI