Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
http://www.minszw.nl
Min. SZW: toespraak minister De Geus
Nr. 2002/183
16 december 2002
Embargo:
16 december 2002 tot
17.00 uur
Toespraak van minister mr. A.J. de Geus van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid bij de uitreiking van het Borea keurmerk reïntegratie
op maandag 16 december 2002 te Baarn.
Ik ben blij dat u mij in de gelegenheid stelt de eerste certificaten
van het Borea Keurmerk Reïntegratie uit te reiken. Een belangrijk
moment. In de eerste plaats voor de reïntegratiebedrijven die aan de
eisen van het nieuwe keurmerk voldoen. Maar niet minder voor u als
brancheorganisatie die er samen met anderen keihard aan getrokken hebt
om dit kwaliteitskeurmerk gestalte te geven. Dat is een dubbele
felicitatie waard.
Maar het belang strekt verder. Want dit Keurmerk geeft uitdrukking aan
nieuwe zakelijke verhoudingen in ons socialezekerheidsstelsel in het
bijzonder op het gebied van reïntegratie.
Ik wil dat onderbouwen.
Het is nog maar kort geleden dat op sociaal gebied de meeste aandacht
uitging naar het veiligstellen van een goede uitkering voor werklozen,
arbeidsgehandicapten en bijstandsgerechtigden. De inspanningen om
uitkeringsgerechtigden terug te leiden naar de arbeidsmarkt bleven
daarbij achter.
Een dergelijke vrijblijvendheid is moeilijk te verantwoorden.
Want werk is belangrijk voor mensen. Werk geeft het leven perspectief
en zin, geeft mensen de kans om hun talenten te ontplooien.
Reïntegratie van uitkeringsgerechtigden naar werk is daarom nu ook
verankerd in ons socialezekerheidsstelsel.
Ik doel op de structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI). SUWI biedt
een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling. De inkomensvoorziening,
premie-inning en toekenning en verstrekking van uitkeringen is een
publieke verantwoordelijkheid gebleven. De reïntegratie van werklozen,
arbeidsgehandicapten en bijstandsgerechtigden hebben we in handen
gelegd van private reïntegratiebedrijven. De uitvoering van de
reïntegratie is met andere woorden een zaak van de markt.
Op die markt maken opdrachtgevers en opdrachtnemers concrete afspraken
over de bemiddeling van werklozen, arbeidsongeschikten en
bijstandsgerechtigden naar werk. Het is een zakelijke omgeving waar
wordt geconcurreerd op de beste prestaties tegen de laagste prijzen en
de hoogste kwaliteit. De markt moet de kans krijgen zich te
ontplooien. In die omgeving kijkt de overheid op enige afstand toe of
iedereen zich wel aan de spelregels houdt. Er staan immers veel
publieke middelen op het spel. We willen bovendien goed in de gaten
houden dat ook mensen die moeilijk bemiddelbaar zijn dankzij die markt
weer terugkeren op de arbeidsmarkt.
Hoe staan we er nu voor?
Ik loop maar even een rondje over de markt.
Er zijn op dit moment meer dan 600 reïntegratiebedrijven bekend. De
helft hiervan heeft de afgelopen 3 jaar de markt betreden. De meeste
bedrijven realiseren een omzetgroeipercentage van dubbele cijfers.
En de drukte neemt alleen maar toe omdat het aantal opdrachten flink
kan gaan groeien.
De uitgaven voor reïntegratieactiviteiten bedragen in 2002 ongeveer
2,2 miljard euro. Daarvan ligt een aanzienlijk deel vast voor ID- en
WIW-banen. Ongeveer 1,5 miljard euro. Voor de trajecten op de
reïntegratiemarkt is op dit moment zo'n 700 miljoen euro
beschikbaar.
Daarin komt binnenkort een belangrijke verandering. Er ligt een
wetsvoorstel bij de Raad van State dat gemeenten de gehele
verantwoordelijkheid geeft voor de besteding van de middelen voor
duurzame reïntegratie. Het nieuwe kabinet beslist uiteraard over de
indiening van deze wet bij het parlement. In het Strategisch Akkoord
was voorzien dat gemeenten één ongedifferentieerd en vrij besteedbaar
reïntegratiebudget krijgen. Men kan dus eigen keuzes maken en daarvan
zelf de vruchten plukken. Als we de reïntegratiemiddelen van gemeenten
en UWV bij elkaar optellen is er vanaf 2004 ruim 1,9 miljard euro voor
reïntegratie beschikbaar. Vergelijken we dat met de huidige ruim 700
miljoen euro dan weten reïntegratiebedrijven wat er op hen afkomt. Dat
is ook nog het geval als uit dit budget de nog lopende verplichtingen
voor gesubsidieerd werk door gemeenten betaald moeten worden en als in
de toekomst een deel van dit budget bestemd wordt voor een vorm van
loonkostensubsidie.
Natuurlijk zullen de reïntegratieopdrachten de bedrijven niet zomaar
in de schoot vallen. Sterker, ze zullen daar hard voor moeten
vechten.
Het is dus druk op de markt en het wordt nog drukker. Komend jaar al
zullen steeds meer werkgevers zich op de reïntegratiemarkt begeven om
trajecten in te kopen. Het gaat nu nog om ongeveer 20 % van de
opdrachten, maar hoe meer de werkgever de last voelt van de
doorbetaling van de zieke werknemer in tweede ziektejaar, hoe meer hij
geneigd zal zijn bij ziekte snel in te grijpen en een
reïntegratiebedrijf in te schakelen.
Op de markt wil iedere koper natuurlijk waar voor zijn geld. Dat geldt
ook voor de opdrachtgever van reïntegratietrajecten.
Hoe staat het daarmee op de reïntegratiemarkt?
Verschillende aspecten spelen een rol.
De afgelopen tijd is er een flinke discussie geweest over de wijze
waarop het UWV zal gaan betalen voor de ingekochte trajecten. We
willen dat op korte termijn een groot deel van de aanbestedingen wordt
betaald op basis van resultaten die van te voren worden afgesproken.
Zo werkt dat nu eenmaal op de markt.
Voor ca. 70% van cliënten van het UWV geldt dat zij een beperkte
afstand tot de arbeidsmarkt hebben, omdat zij veelal beschikken over
recente werkervaring. Voor deze groep is het heel goed mogelijk
resultaatafspraken te maken op basis van no cure no pay.
Toch zetten we voorzichtig in. Bij de aanbesteding in juli 2003 zal
40% van de nieuwe trajecten op die manier worden aanbesteed. Dat
percentage zal vervolgens geleidelijk groeien. We moeten bovendien
voorkomen dat juist mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
buiten de boot vallen. Daarom geldt voor die cliënten ook een ander
regime. Dan geldt ook niet 'no cure no pay', maar 'no cure less
pay'.
Het kabinet kiest bewust voor een groeibenadering. Zodat we op een
verantwoorde wijze kunnen toegroeien naar de streefsituatie van
volledige resultaatfinanciering. En in de overgangsperiode de
voorwaarden daarvoor creëren, zoals de voorgenomen wijzigingen van de
bijstandswet en WAO.
Van essentieel belang op iedere markt is ook dat er concurrentie is,
zodat de kwaliteit stijgt en de prijs daalt. Concurrentie vereist
toegankelijkheid en transparantie. Vragers en aanbieders moeten de
markt vrij kunnen betreden, zij moeten bovendien kunnen beschikken
over voldoende informatie om een afweging te kunnen maken tussen
prestaties, prijs en kwaliteit.
Cruciaal is een goede aanbestedingsprocedure.
Tot op heden vond die aanbesteding door het UWV eenmaal per jaar
plaats. De mogelijkheden voor een gedifferentieerde aanbesteding waren
daardoor beperkt. Het UWV gaat daarom vier maal per jaar aanbesteden.
Te beginnen met de aanbesteding op 1 juli 2003. Dat vergroot de
concurrentiemogelijkheden en biedt ook grotere kansen voor kleinere en
gespecialiseerde reïntegratiebedrijven die zich richten op cliënten
met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
Ook is de markt nog onvoldoende transparant. Dat kan ook moeilijk
anders bij een markt die volop in ontwikkeling is. De marktplaatsen
zijn nog niet verdeeld, de kraampjes zijn vaak nog in aanbouw, kaf en
koren liggen door elkaar. De doorzichtigheid ontbreekt nog.
Het is van groot belang dat die transparantie er snel komt, dat kaf en
koren gescheiden worden. Informatie speelt daarbij een sleutelrol.
Informatie over goede en slechte prestaties.
De RWI ontwikkelt een prestatiebenchmark waarvan alle partijen gebruik
kunnen maken en brengt de markt door middel van monitoren in kaart. De
benchmark is op z'n vroegst in 2004 klaar, maar zal pas in de jaren
daarna gevuld kunnen zijn om voor opdrachtgevers als een betrouwbaar
handvat te kunnen fungeren.
U heeft hard gewerkt om een Keurmerk Reïntegratie op te zetten.
Ik zei aan het begin al dat dat keurmerk past bij de nieuwe zakelijke verhoudingen op het gebied van sociale zekerheid.
In verschillende opzichten.
U herinnert zich ongetwijfeld de discussie die in de Kamer is gevoerd
over de wenselijkheid van certificering door de overheid of door de
markt. De uitkomst is bekend: het is de markt geworden. Dat is een
principiële keuze. De primaire verantwoordelijkheid van de overheid
ligt bij het toezicht op de besteding van publieke middelen door het
UWV, terwijl de gemeenteraad toezicht houdt op de besteding van de
reïntegratiemiddelen op lokaal niveau.
Als de overheid ook de verantwoordelijkheid voor de certificering op
zich neemt zet dat een forse rem op de ontwikkeling van de markt. Dat
willen we niet. Dat willen we óók niet omdat we vertrouwen hebben in
het zelfregulerende vermogen van de reïntegratiemarkt.
Het feit dat ik hier vandaag de eerste certificaten van het Borea
Keurmerk Reïntegratie kan uitreiken bewijst de juistheid van die
keuze.
Die certificaten zijn toegesneden op de eisen van de
reïntegratiemarkt. Ze verzekeren de opdrachtgever dat de opdrachtnemer
zijn afspraken nakomt op het gebied van doorlooptijden en te behalen
resultaten. En binnenkort de toegevoegde waarde per interventie. De
certificaten passen precies bij de nieuwe zakelijke verhoudingen.
Het zijn certificaten die evenals de markt nog in ontwikkeling zijn. U
bent er nog niet, dat weet u en dat weet ik. Ik weet bovendien dat uw
enthousiasme en doorzettingsvermogen groot zijn en dat u verder gaat
met het ontwikkelen van inhoudelijke kwaliteitseisen. Die wetenschap
is voor mij een extra stimulans om geen gebruik te maken van de
mogelijk die de Wet SUWI mij biedt om zelf tot certificering over te
gaan.
Ik wens u veel succes.
Dan ga ik nu over tot de uitreiking van de certificaten.
- LET OP EMBARGO -
16 dec 02 17:00