Kamervragen van Van Geen over een griepepidemie
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2343162
16 december 2002
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Geen
(D66) over een griepepidemie (2020302720).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Kamervragen van Van Geen over een griepepidemie 1. Kamervragen van Van
Geen over een griepepidemie
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Geen (D66) over een
griepepidemie (2020302720).
---
Vraag 1.
Hoe groot is volgens u de kans dat een zware griepepidemie die door deskundigen van de
European Scientific Working Group on Influenza binnen enkele jaren wordt verwacht in 2002,
2003 of 2004 zal uitbreken?
Antwoord
Een zware griepepidemie kan ontstaan wanneer het griepvirus een zodanig sterke verandering
ondergaat, dat weinig mensen hiertegen weerstand hebben. Dit is in de vorige eeuw drie keer
voorgekomen, in 1918, 1957, 1968. Het is zeer waarschijnlijk dat er ooit weer een zware
griepepidemie (een zgn. pandemie) zal optreden. Niemand kan echter met zekerheid
voorspellen wanneer de eigenschappen van het griepvirus opnieuw sterk veranderen. Hoe
groot de kans is in 2002, 2003 of 2004 is dus niet te zeggen. Om veranderingen in de
samenstelling van het virus snel te kunnen opsporen, wordt de ontwikkeling van griepvirussen
nauwgezet in de gaten gehouden door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). Dit gebeurt
via internationale surveillance netwerken. De WHO coördineert de activiteiten en waarschuwt
op grond van de gegevens de aangesloten landen, waaronder Nederland.
Vraag 2.
Hoeveel zieken en hoeveel dodelijke slachtoffers zijn daarbij ongeveer te verwachten in de
wereld en in Nederland in het bijzonder?
Antwoord
Hoeveel schade een sterk veranderd virus toe kan brengen is afhankelijk van een aantal
factoren. In de eerste plaats gaat het erom hoe goed het virus in staat is zich te verspreiden.
In de tweede plaats is dit afhankelijk van het ziekmakend vermogen van het virus. Hoewel het
reguliere griepvirus vooral slachtoffers maakt onder kwetsbare groepen zoals ouderen en
zieken, kan een pandemisch virus daarnaast een onverwachte voorkeur hebben voor bepaalde
leeftijdsgroepen. In 1918 werden naast de bekende risicogroepen bijvoorbeeld ook veel jong
volwassenen getroffen. Welke situatie in de toekomst zal optreden, is niet te voorspellen. Wél
weten we dat de kans groot is dat het influenzavaccin te laat beschikbaar zal komen om de
Nederlandse bevolking te kunnen beschermen bij een pandemie. Dit heeft onder andere te
maken met de traagheid van het productieproces en met de enorme hoeveelheden die in geval
van een pandemie nodig zijn (zie vraag 3 en 10). In Nederland heeft het RIVM modelstudies
ontwikkeld waarbij, op basis van de gegevens uit voorgaande pandemieën, aangenomen is
dat 30 tot 50% van de bevolking besmet raakt met het veranderde virus. Ervan uitgaande dat
er geen vaccin beschikbaar is en dat het virus hetzelfde ziekmakend vermogen heeft als de
jaarlijkse griepvarianten, mag verwacht worden dat er zo'n 10.000 tot 17.000 mensen met
ernstige ziekteverschijnselen opgenomen zullen moeten worden in een ziekenhuis. Hiernaast
zullen er ongeveer 4000 tot 6700 dodelijke slachtoffers vallen. Wanneer het ziekmakend
vermogen van het virus groter is dan gebruikelijk tijdens een griepseizoen dan kunnen deze
aantallen nog oplopen.
2
Vraag 3.
Hoe is Nederland daarop voorbereid?
Antwoord
Draaiboek
Er is op dit moment een concept van een nationaal draaiboek grieppandemie gereed. Hierin is
aangegeven welke activiteiten ondernomen zullen worden in de verschillende fasen van een
pandemie en hoe de taakverdeling is tussen de verschillende verantwoordelijke partijen.
Daarnaast worden op decentraal niveau door de regio Utrecht, de onderdelen uit dit draaiboek
die behoren tot de regionale verantwoordelijkheden, nader uitgewerkt. Deze uitwerking zal
dienen als model voor alle regio's in Nederland. In dit regionale model wordt met name
aandacht besteed aan de organisatie van de (gezondheids)zorg bij een grote toestroom van
patiënten. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om de vraag hoe de beschikbare schaarse zorg zo
efficiënt mogelijk ingezet kan worden. Ook de rol van het openbaar bestuur komt hierin aan
de orde. Het regionale draaiboek zal begin 2003 door de andere regio's worden beoordeeld en
van commentaar worden voorzien. In de regio Utrecht zullen onder leiding van lokale
bestuurders rampenoefeningen worden gehouden met het draaiboek grieppandemie. Het
scenario voor de oefening alsmede het vastgestelde regionale draaiboek zullen volgens de
planning medio 2003 ter beschikking komen aan de andere hulpverleningsregio's van
Nederland.
Vaccins en antivirale middelen
De beste bescherming tegen griep is vaccinatie. Er kan echter pas gestart worden met de
productie van een vaccin wanneer de samenstelling van het nieuwe virus bekend is. Omdat
dit vóóraf niet bekend is, is het niet mogelijk om nu al een voorraad vaccins aan te leggen.
Daarom is in de Europees aanbestede contracten voor normaal griepvaccin een pandemische
optie opgenomen. Deze houdt in dat de gegunde bedrijven de inspanningsverplichting hebben
om tijdens een pandemie minimaal 1 miljoen en maximaal 8 miljoen doses pandemisch
griepvaccin te leveren. Het is echter zeer de vraag of fabrikanten op dat moment in staat
zullen zijn om het vaccin (tijdig) te kunnen leveren. Het RIVM onderzoekt daarom op mijn
verzoek op welke wijze de garantie kan worden verkregen dat (sneller) voldoende griepvaccin
voor de Nederlandse bevolking beschikbaar komt.
Zelfs in de meest gunstige situatie zullen er altijd enige maanden verstrijken tussen de
introductie van het pandemische virus en het beschikbaar komen van vaccin. Gedurende deze
periode kan met antivirale middelen voorkomen worden dat mensen ziek worden. Ook kan bij
therapeutisch gebruik de ziekteduur met 1 á 2 dagen verkort worden. Daarnaast is het niet
wetenschappelijk vast te stellen, maar wel aannemelijk dat deze middelen ook gevaarlijke
complicaties van griep kunnen voorkomen. De kosten voor het aanleggen van een voorraad
antivirale middelen bedragen enkele tientallen miljoenen euro's. Op dit moment onderzoek ik
of de kosten en de baten van de aanleg van een voorraad antivirale middelen tegen elkaar
opwegen. Het is aan het volgende kabinet om hierover een beslissing te nemen.
Vraag 4.
Zijn er voldoende middelen in voorraad en gedistribueerd voor behandeling van de ziekte?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Voor distributie van vaccins is GGD-Nederland, in het kader van de verdediging tegen
bioterrorisme, gevraagd om een scenario te ontwikkelen om in korte tijd de gehele bevolking
te vaccineren. Hierbij zal de GGD zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande kanalen. Ik
3
ben voornemens om voor de vaccinatie tijdens een grieppandemie van dezelfde structuur
gebruik te maken.
Vraag 5.
Welke maatregelen om verspreiding tegen te gaan zijn voorzien?
Antwoord
Internationaal (WHO) zijn afspraken gemaakt om in geval van een mogelijke ernstige
bedreiging de verspreiding bij de bron tegen te gaan. Dit is reeds gebeurd in 1997 toen de
besmettingsbronnen in Hongkong (kippen) in grote getale zijn afgeslacht. Indien vaccin
beschikbaar is, kan dit worden ingezet als belangrijke maatregel in het tegengaan van
verspreiding. Op lokaal niveau kunnen gemeenten besluiten tot het afgelasten van
grootschalige evenementen. De burger zelf kan snuit- en hoest hygiëne in acht nemen. Gezien
de snelle, eenvoudige verspreiding van het griepvirus zijn quarantainemaatregelen en het
sluiten van grenzen naar mijn mening geen zinvolle maatregelen.
Vraag 6.
Welke maatregelen heeft u in petto om mogelijke maatschappelijke ontwrichting tegen te
gaan?
Antwoord
Maatschappelijke ontwrichting wordt tegengegaan door de vitale functies zo veel mogelijk te
beschermen tegen de gevolgen van de griep. Zoals gesteld in vraag 3 is vaccinatie het beste
middel om te voorkomen dat mensen ziek worden. Bij het ontbreken van vaccinatie kunnen
antivirale middelen een belangrijke rol spelen. Zoals aangegeven is de beschikbaarheid van
beide middelen op dit moment onvoldoende gegarandeerd. Wanneer er een geringe
hoeveelheid vaccins of antivirale middelen beschikbaar komt, is het van belang dat deze
zodanig worden verdeeld, dat ook die groepen worden beschermd die van belang zijn voor het
in stand houden van vitale functies in de samenleving. In het nationale draaiboek
grieppandemie heb ik de belangrijkste maatschappelijke functies benoemd. Er zijn op dit
moment nog geen prioriteiten gesteld tussen de verschillende groepen. Samen met mijn
collega van BZK zal hierin een nadere prioritering aangebracht worden.
In het draaiboek grieppandemie is een uitgebreid communicatieplan opgenomen om de
bevolking en de beroepsgroepen tijdig, grondig en éénduidig voor te lichten gedurende alle
fases van een pandemie.
Vraag 7.
Welke afspraken zijn er alsdan voor internationale samenwerking?
Antwoord
Er is een Europees draaiboek grieppandemie ontwikkeld. Hieraan hebben de verschillende
lidstaten hun bijdrage geleverd. In dit draaiboek staat de intentie verwoord om tot afstemming
te komen over het definiëren van vitale groepen.
Tot op heden zijn er geen internationale afspraken gemaakt over het aanleggen van voorraden
antivirale middelen of over het verdelen van de mogelijk schaarse vaccins. Gezien het feit dat
alle lidstaten tijdens een pandemie met dezelfde problemen en schaarste zullen kampen, zal
erin een dergelijke situatie vermoedelijk nauwelijks sprake kunnen zijn van wederzijdse
bijstand.
4
5
Vraag 8.
Voorziet het draaiboek in de inenting van grote groepen? Zo ja, welke en in welke volgorde?
Antwoord
Ja. Zoals ik heb aangegeven bij vraag 4 is GGD-Nederland gevraagd een scenario te
ontwikkelen om in korte tijd de gehele bevolking te vaccineren.
Griepvaccins zijn in eerste instantie bestemd voor de medische risicogroepen. De
Gezondheidssraad heeft op 10 april 2000 advies uitgebracht over de groepen die op medische
gronden in aanmerking komen voor vaccinatie en in welke volgorde. Ik heb het advies van de
Gezondheidsraad overgenomen. Hierover heb ik de Tweede Kamer op 15 november 2000 per
brief (GZB/GZ 2.119.804) geïnformeerd.
Zoals ik in het antwoord op vraag 6 heb aangegeven kan het van belang zijn om ook de vitale
groepen te beschermen. Een prioritering tussen de verschillende vitale groepen die staan
genoemd in het concept draaiboek grieppandemie, is nog niet gemaakt. Dit zal dienen te
gebeuren in overleg met mijn collega van BZK. Hierbij ben ik van mening dat
gezondheidswerkers (artsen, verpleegkundigen) hoge prioriteit moeten krijgen. Dit geldt met
name voor de gezondheidswerkers die verantwoordelijk zijn voor vaccinatie van de bevolking
en zorg voor ernstig zieken.
Vraag 9.
Hoeveel tijd verwacht u tussen de signalering van het gevaarlijke virus en de verspreiding
ervan in Nederland? Hoeveel tijd is nodig voor de productie van voldoende vaccin voor de in
te enten bevolking?
Antwoord
Hoogstwaarschijnlijk zal een gevaarlijk virus als eerste opduiken in Azië. Vanwege het nauw
samenleven van gevogelte, varkens en mensen is de kans daar het grootst dat het griepvirus
zich via de gastheren (gevogelte en varkens) ontwikkelt tot een mogelijk gevaarlijk virus voor
de mens. Tijdens voorgaande pandemieën heeft het griepvirus zich na signalering in Azië
gemiddeld binnen 6 maanden verspreid over de wereld. Echter, het is met de huidige
mobiliteit niet uit te sluiten dat het virus veel sneller in Nederland geïntroduceerd zal worden.
Volgens de WHO duurt het naar schatting 8 maanden na de vaststelling van een nieuwe
griepvirus stam, voordat de eerste hoeveelheden griepvaccin beschikbaar komen voor
vaccinatie. Ten tijde van een pandemie zal er niet genoeg grondstof zijn om voldoende
vaccins aan te maken. Dit heeft te maken met de huidige gebruikte techniek waarbij
vaccinvirus op speciale eieren gekweekt moet worden. Wereldwijd zijn enkele fabrikanten
bezig met het ontwikkelen van nieuwe productiemethoden (celkweektechnologie). Met deze
productiemethoden kan de productie van het griepvaccin versneld worden.
Op dit moment laat ik onderzoeken op welke wijze de garantie kan worden verkregen dat met
deze nieuwe technieken eerder voldoende griepvaccin voor de Nederlandse bevolking
beschikbaar zal zijn.
6
Vraag 10.
Als vaccin op het kritieke moment schaars zou zijn en het marktmechanisme tot
woekerprijzen kan leiden, hoe denkt u daarmee dan om te gaan?
Antwoord
Het is niet onwaarschijnlijk dat in tijden van crisis de prijzen van (schaarse) vaccins zullen
stijgen. Zoals gezegd in vraag 3 heb ik pandemische optiecontracten gesloten. Hierin zijn geen
afspraken gemaakt over de prijs. Het is dus niet ondenkbaar dat Nederland een hoge prijs zal
moeten betalen voor pandemische griepvaccins. De sector Vaccins van het RIVM en de SVM
onderzoeken daarom op mijn verzoek op welke wijze wel de garantie kan worden verkregen
dat met de nieuwe technieken tijdig, voldoende griepvaccin beschikbaar zal zijn tegen een
vooraf overeengekomen prijs.