European Commission

DOC/02/15

COMMISSION DES COMMUNAUTÉS EUROPÉENNES

SECRETARIAT GENERAL

TEXTE NL

EUROPESE RAAD VAN KOPENHAGEN 12 EN 13 DECEMBER 2002 CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP
De Europese Raad is op 12 en 13 december 2002 in Kopenhagen bijeengekomen. De bijeenkomst werd voorafgegaan door een uiteenzetting van de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Pat Cox, waarna een gedachtewisseling over de belangrijkste agendapunten volgde.
De Europese Raad beluisterde een verslag van president Valéry Giscard d'Estaing over de stand van de besprekingen in de Conventie. In het licht van dat verslag wisselde de Europese Raad van gedachten over de ontwikkeling van de besprekingen. De Conventie zal het resultaat van haar werk tijdig vóór de Europese Raad van juni 2003 indienen.

I. UITBREIDING
De Europese Raad heeft in 1993 in Kopenhagen een ambitieus proces op gang gebracht om de gevolgen van historische conflicten en verdeeldheid in Europa te boven te komen. Vandaag wordt met de afsluiting van de toetredingsonderhandelingen met Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije en Slovenië een unieke en historische stap ter voltooiing van dit proces gezet. De Unie verheugt zich er nu op deze landen per 1 mei 2004 als leden te mogen verwelkomen. Dit resultaat geeft blijk van de gemeenschappelijke vastberadenheid van de volkeren van Europa om zich te verenigen in een Unie die de drijvende kracht is geworden achter het streven naar vrede, democratie, stabiliteit en welvaart op ons continent. Als volwaardige leden van een op solidariteit gebaseerde Unie zullen deze landen ten volle meespelen bij de verdere ontwikkeling van het Europese project.
De Unie onderschrijft het resultaat van de onderhandelingen zoals dat is weergegeven in document 21000/02. De financiële gevolgen van de uitbreiding staan in bijlage I. Het evenwichtige resultaat dat op alle fronten is bereikt vormt een solide basis voor de soepele integratie van tien nieuwe lidstaten met behoud van de doeltreffende werking van de uitgebreide Unie. Het bereikte akkoord verschaft de toetredende staten de nodige overgangsregelingen om alle verplichtingen van het lidmaatschap naar behoren na te komen. Het resultaat van de toetredingsonderhandelingen biedt, zonder op toekomstige hervormingen vooruit te lopen, de zekerheid dat de interne markt blijft functioneren en dat het EU-beleid op de diverse terreinen kan worden voortgezet.

5. Via toetsing aan de verbintenissen zullen de toetredende staten tot aan de toetreding verder worden begeleid bij hun inspanningen om de verantwoordelijkheden van het lidmaatschap op zich te nemen, hetgeen de huidige lidstaten de nodige waarborgen zal bieden. De Commissie zal aan de hand van de toetsingsverslagen de nodige voorstellen indienen. Vrijwaringsclausules behelzen maatregelen om eventuele onvoorziene ontwikkelingen tijdens de eerste drie jaren na de toetreding het hoofd te kunnen bieden. De Europese Raad heeft voorts lof voor de toezegging dat het bewakingsproces met betrekking tot het economisch, het begrotings- en het structuurbeleid in de kandidaat-lidstaten in het kader van de bestaande economische beleidscoördinatieprocessen zal worden voortgezet.
6. Alle inspanningen moeten er nu op worden gericht de redactie van het toetredingsverdrag te voltooien met het oog op advies van de Commissie en instemming van het Europees Parlement, waarna het op 16 april 2003 in Athene aan de Raad ter ondertekening kan worden voorgelegd.
7. Met de succesvolle afronding van de toetredingsonderhandelingen heeft de Unie haar verbintenis gestand gedaan dat de tien toetredende staten als leden zullen kunnen deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2004. Het Toetredingsverdrag zal bepalen dat de Commissie vanaf de datum van toetreding - 1 mei 2004 - ook leden uit de nieuwe lidstaten zal tellen. Na de benoeming van een nieuwe voorzitter van de Commissie door de Europese Raad zou het dan verkozen Europees Parlement zijn goedkeuring hechten aan een nieuw gevormde Commissie, die op 1 november 2004 haar werkzaamheden moet aanvatten. Op die datum zullen ook de bepalingen van het Verdrag van Nice betreffende de Commissie en het stemmen in de Raad in werking treden. Het vereiste overleg met het Europees Parlement over deze aangelegenheden zal eind januari 2003 zijn afgerond. De bovengenoemde regelingen zullen waarborgen dat de nieuwe lidstaten ten volle aan het institutionele kader van de Unie deelnemen. 8. Tot slot zij opgemerkt dat de nieuwe lidstaten als volwaardige partners zullen deelnemen aan de volgende intergouvernementele conferentie. Zonder hervorming zal de Unie niet ten volle profijt trekken van de uitbreiding. Het nieuwe verdrag zal na de toetreding worden ondertekend. Dit tijdschema laat de planning van het tijdstip voor afsluiting van de IGC onverlet. 9. Met de huidige uitbreiding wordt de basis gelegd voor een Unie met goede vooruitzichten op duurzame groei en met een belangrijke rol bij het consolideren van stabiliteit, vrede en democratie in Europa en daarbuiten. De huidige lidstaten en de toetredende staten wordt verzocht het verdrag overeenkomstig hun nationale procedures tijdig te bekrachtigen opdat het op 1 mei 2004 in werking kan treden.

Cyprus
10. Aangezien de toetredingsonderhandelingen met Cyprus zijn afgesloten, wordt Cyprus overeenkomstig punt 3 als nieuwe lidstaat tot de Europese Unie toegelaten. Niettemin bevestigt de Europese Raad zijn uitgesproken voorkeur voor toetreding van een verenigd Cyprus tot de Europese Unie. In dit licht juicht hij de toezegging van de Grieks- en de Turks-Cyprioten toe dat zij verder zullen onderhandelen, teneinde uiterlijk op 28 februari 2003 op basis van de voorstellen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties tot een algehele regeling van de kwestie Cyprus te komen. De Europese Raad is van oordeel dat die voorstellen een unieke gelegenheid bieden om in de komende weken een regeling te bereiken en hij roept de leiders van de Grieks-Cypriotische en de Turks-Cypriotische gemeenschap op deze gelegenheid aan te grijpen. 11. De Unie herinnert eraan dat zij bereid is in het toetredingsverdrag plaats in te ruimen voor de bepalingen van een regeling die spoort met de beginselen waarop de EU is gegrondvest. Indien een regeling tot stand komt, zal de Raad, op basis van voorstellen van de Commissie, met eenparigheid van stemmen beslissen omtrent de aanpassingen van de voorwaarden betreffende de toetreding van Cyprus tot de EU, ten aanzien van de Turks-Cypriotische gemeenschap.
12. De Europese Raad heeft besloten dat, bij gebreke van een regeling, de toepassing van het acquis op het noordelijk deel van het eiland zal worden opgeschort, totdat de Raad op grond van een Commissievoorstel, met eenparigheid van stemmen anders besluit. In afwachting verzoekt de Raad de Commissie om in overleg met de regering van Cyprus na te gaan hoe de economische ontwikkeling van het noordelijk deel van Cyprus kan worden bevorderd en hoe het gebied nader tot de Unie kan worden gebracht.

Bulgarije en Roemenië
13. De succesvolle afronding van de toetredingsonderhandelingen met tien kandidaat-lidstaten verleent nieuwe dynamiek aan de toetreding van Bulgarije en Roemenië, als onderdeel van hetzelfde alomvattende en onomkeerbare uitbreidingsproces. De Unie prijst zich gelukkig met de aanzienlijke vooruitgang die beide landen hebben geboekt, en die duidelijk tot uiting komt in de gevorderde stand van hun toetredingsonderhandelingen.
14. De Unie wenst de tot dusver geboekte resultaten te consolideren. Zij streeft ernaar om, ingevolge de conclusies van de Europese Raad van Brussel en naar gelang van de vooruitgang die wordt gemaakt bij het voldoen aan de lidmaatschapscriteria, ook Bulgarije en Roemenië in 2007 als nieuwe leden van de Europese Unie te kunnen verwelkomen. De Unie bevestigt dat de toetredingsonderhandelingen met deze beide landen zullen worden voortgezet op basis van de principes die tot dusver ten grondslag hebben gelegen aan de toetredingsonderhandelingen, en dat elke kandidaat-lidstaat op zijn eigen merites zal worden beoordeeld. 15. De door de Commissie opgestelde draaiboeken verschaffen Bulgarije en Roemenië duidelijke doelstellingen en bieden beide staten de mogelijkheid het tempo van het toetredingsproces te bepalen. Het is van fundamenteel belang dat Bulgarije en Roemenië deze mogelijkheid benutten door hun voorbereiding te intensiveren, ook wat betreft de naleving en de uitvoering van de bij de toetredingsonderhandelingen reeds aangegane verbintenissen. In dit verband benadrukt de Unie het belang van de hervorming van het justitieel en het administratief apparaat, die Bulgarije en Roemenië zal helpen om zich over de gehele linie beter op de toetreding voor te bereiden. Dit zal een succesvolle voortzetting van het proces op basis van de tot nu toe geboekte resultaten garanderen. De toekomstige voorzitterschappen en de Commissie zullen ervoor zorgen dat de dynamiek van de toetredingsonderhandelingen over alle resterende hoofdstukken, ook die met financiële gevolgen, wordt gehandhaafd en blijft sporen met de inspanningen die Bulgarije en Roemenië leveren. 16. De Unie beklemtoont dat zij vastbesloten is Bulgarije en Roemenië bij hun inspanningen te steunen. De Unie onderschrijft de mededeling van de Commissie betreffende de draaiboeken voor Bulgarije en Roemenië, met inbegrip van de voorstellen voor een aanzienlijke verhoging van de pretoetredingssteun. Het beschikbaar te stellen hoge financieringsbedrag moet op flexibele wijze worden gebruikt en worden besteed aan de aangewezen prioriteiten, onder meer op belangrijke gebieden als justitie en binnenlandse zaken. De herziene toetredingspartnerschappen die volgend jaar aan deze twee landen zullen worden voorgelegd, zullen tevens verdere richtsnoeren verschaffen voor hun pretoetredingsactiviteiten. 17. Voorts zullen Bulgarije en Roemenië als waarnemers deelnemen aan de volgende intergouvernementele conferentie.

Turkije
De Europese Raad memoreert zijn in 1999 in Helsinki genomen besluit dat Turkije een kandidaat-lidstaat is die voorbestemd is om tot de Unie toe te treden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden. Hij juicht de belangrijke stappen toe die Turkije heeft gezet om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen, met name in de vorm van de recente wetgevingspakketten en de daarop aansluitende uitvoeringsmaatregelen die een groot aantal van de in het partnerschap voor de toetreding aangegeven hoofdprioriteiten bestrijken. De Unie erkent dat de nieuwe Turkse regering vastbesloten is verdere stappen te zetten op de weg naar hervorming en verzoekt de regering met name om alle resterende tekortkomingen op het gebied van de politieke criteria spoedig weg te werken, niet alleen wat de wetgeving, maar vooral ook wat de uitvoering betreft. De Unie herinnert eraan dat lidmaatschap volgens de in 1993 in Kopenhagen bepaalde politieke criteria vereist dat de kandidaat-lidstaat zo ver is gekomen dat hij beschikt over stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen.

De Unie moedigt Turkije aan zijn hervormingsproces krachtdadig voort te zetten. Indien de Europese Raad in december 2004 op basis van een verslag en een aanbeveling van de Commissie besluit dat Turkije aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet, zal de Europese Unie zonder verwijl toetredingsonderhandelingen met Turkije openen. 20. Om Turkije op weg naar het EU-lidmaatschap bij te staan, zal de toetredingsstrategie voor Turkije worden versterkt. De Commissie wordt verzocht een voorstel voor een herzien partnerschap voor de toetreding in te dienen en het doorlichtingsproces van de wetgeving te intensiveren. Tegelijkertijd moet de douane-unie EG-Turkije worden uitgebreid en versterkt. De Unie zal haar financiële pretoetredingssteun voor Turkije in belangrijke mate verhogen. Deze steun zal met ingang van 2004 worden gefinancierd uit hoofde van het begrotingsonderdeel "pretoetredingssteun". 21. De Europese Unie en de toetredende staten hebben overeenstemming bereikt over de gezamenlijke verklaring "Eén Europa" betreffende het continue, alomvattende en onomkeerbare karakter van het uitbreidingsproces (zie doc. SN 369/02), die als bijlage aan de slotakte van het toetredingsverdrag zal worden gehecht.

De uitgebreide Unie en haar buren
22. De uitbreiding zal de Europese integratie een nieuw elan geven. Zij biedt een belangrijke kans om de betrekkingen met de naburige landen te verbeteren op basis van gemeenschappelijke politieke en economische waarden. De Unie blijft vastbesloten nieuwe scheidslijnen in Europa te vermijden, en stabiliteit en voorspoed binnen en buiten de nieuwe grenzen van de Unie te bevorderen. 23. De Europese Raad memoreert de criteria die in juni 1993 zijn omschreven tijdens de Europese Raad van Kopenhagen en bevestigt het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan die betrokken zijn bij het stabilisatie- en associatieproces dat de Europese Raad in Feira heeft vastgesteld. De Raad is vastbesloten hun inspanningen in de zin van een nauwere aansluiting bij de EU te steunen. De Europese Raad verwelkomt het besluit van het aantredende Griekse voorzitterschap om op 21 juni in Thessaloniki een top te organiseren van de lidstaten van de EU en de landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.
24. De uitbreiding zal de betrekkingen met Rusland versterken. De Europese Unie wenst ook haar betrekkingen met Oekraïne, Moldavië, Wit-Rusland en de zuidelijke mediterrane landen te verbeteren via een langetermijnbenadering die democratische en economische hervormingen, duurzame ontwikkeling en handel bevordert, en werkt daartoe nieuwe initiatieven uit. De Europese Raad verheugt zich erover dat de Commissie en de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voorstellen in die zin zullen indienen. 25. De Europese Raad stimuleert en steunt de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende en regionale samenwerking, onder meer door verbetering van de verkeersinfrastructuur, met inbegrip van de nodige instrumenten, met en tussen de naburige landen met het oog op de optimale ontwikkeling van het potentieel van de regio's.

II. WERKING VAN DE RAAD IN HET LICHT VAN DE UITBREIDING De Europese Raad nam nota van het eerste verslag dat het voorzitterschap op verzoek van de Europese Raad van Sevilla over het voorzitterschap van de Unie heeft ingediend.

III. EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
27. De Europese Raad complimenteerde het voorzitterschap en secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Javier Solana met hun inspanningen waardoor er een algemene overeenkomst met de NAVO kon worden gesloten over alle resterende permanente regelingen tussen de EU en de NAVO, zulks geheel in overeenstemming met de in eerdere bijeenkomsten van de Europese Raad overeengekomen beginselen en de door de Europese Raad van Nice genomen besluiten. 28. De Europese Raad bevestigde dat de Unie bereid is de militaire operatie in de FYROM zo spoedig mogelijk over te nemen in overleg met de NAVO, en verzocht de desbetreffende instanties van de EU de besprekingen over de algemene aanpak van de operatie, met inbegrip van de ontwikkeling van militaire opties en de desbetreffende plannen, af te ronden.
29. De Europese Raad gaf ook aan dat de Unie bereid is een militaire operatie in Bosnië te leiden na SFOR. Hij verzocht secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Javier Solana en het komende voorzitterschap daartoe in overleg te treden met de autoriteiten in Bosnië en Herzegovina, speciaal vertegenwoordiger Lord Ashdown, de NAVO en andere internationale actoren, en in februari verslag uit te brengen aan de Raad. Hij verzocht de desbetreffende EU-instanties tezelfder tijd voorstellen voor een algemene aanpak, mede voor het wettelijk kader, in te dienen. 30. De Europese Raad heeft nota genomen van de in bijlage II opgenomen verklaring van de Raad.

IV. MIDDEN-OOSTEN/IRAK
31. De Europese Raad heeft de verklaringen in de bijlagen III en IV goedgekeurd.

V. DIVERSEN

Veiligheid op zee/vervuiling van de zee
32. De Europese Raad spreekt zijn leedwezen en grote bezorgdheid uit over het ernstige ongeval met de olietanker PRESTIGE voor de noordwestkust van Spanje. De daaruit voortvloeiende schade voor het mariene en het sociaal-economische milieu en de bedreiging van de middelen van bestaan van duizenden mensen zijn onduldbaar. De Europese Unie betuigt haar solidariteit met de getroffen staten, regio's en bevolkingsgroepen, en steunt en erkent de inspanningen van de getroffen staten, instellingen en civiele samenleving ten behoeve van het herstel van de verontreinigde gebieden. 33. De Europese Raad memoreert zijn conclusies van Nice van december 2000 betreffende de maatregelen in verband met de ERIKA en erkent de vastberaden inspanningen die de Europese Gemeenschap en de internationale maritieme organisatie (IMO) sinds het ongeval met de ERIKA hebben geleverd ten behoeve van meer veiligheid op zee en een betere preventie van verontreiniging. De Unie is vastbesloten alle noodzakelijke maatregelen te treffen om een herhaling van soortgelijke rampen te voorkomen, en is ingenomen met de snelle reactie van de Raad en de Commissie. De Unie zal tevens, met name in de IMO, een leidende rol blijven spelen bij de internationale inspanningen om dit doel te bereiken. De conclusies van de Raad Vervoer van 6 december 2002 en de Raad Milieu van 9 december 2002 moeten op alle punten onverwijld worden uitgevoerd. 34. De Europese Unie is verheugd over het initiatief van de Commissie om, binnen het kader van de huidige financiële vooruitzichten, de economische, sociale en ecologische gevolgen van de schipbreuk van de Prestige aan te pakken, en over haar voornemen zich te beraden over de noodzaak van aanvullende specifieke maatregelen. Daarbij zullen ook vraagstukken in verband met aansprakelijkheid en bijbehorende sancties bestudeerd worden.

Op basis van een verslag van de Commissie zal de Europese Raad zich tijdens zijn vergadering in maart over deze vraagstukken buigen.

Transitoverkeer door de Alpen
35. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad in Laken verzoekt de Europese Raad de Raad voor het eind van dit jaar een verordening aan te nemen betreffende de tijdelijke oplossing voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor de periode 2004-2006. De Europese Commissie zal ten laatste in het eerste halfjaar van 2003 een voorstel voor een nieuwe eurovignet-richtlijn indienen.

Overeenkomst van Melk
36. De Europese Raad heeft met tevredenheid kennis genomen van de tussen Oostenrijk en Tsjechië gesloten Overeenkomst van Melk, en verwacht dat die volledig wordt uitgevoerd.

Specifieke situaties in de landbouw in de huidige lidstaten 37. De Europese Raad heeft van Portugal het verzoek gekregen maatregelen te nemen ingevolge de conclusies van de Europese Raad van Berlijn van 24/25 maart 1999 betreffende het specifieke karakter van de Portugese landbouw.

De Europese Raad nam er nota van dat er volgens Portugal nog steeds een specifiek probleem bestaat ten gevolge van de wijze waarop het GLB thans wordt toegepast op de Portugese landbouw. In dit verband wordt de Commissie verzocht een verslag in te dienen met een analyse van de situatie. Ook wordt de Commissie verzocht de situatie in andere delen van de Unie, waar wellicht soortgelijke specifieke problemen bestaan, te bestuderen.

Verslagen en mededelingen voor de Europese Raad 38. De Europese Raad heeft nota genomen van het verslag betreffende de verslagen en mededelingen die hem zijn voorgelegd (doc. 15530/02).

BIJLAGE I

BUDGETTAIRE EN FINANCIËLE VRAAGSTUKKEN

De Unie onderschrijft het resultaat van de onderhandelingen waarbij de uitgavenvereisten in verband met de toetreding van een reeks nieuwe lidstaten zijn vastgesteld met inachtneming van de plafonds die door de Europese Raad van Berlijn zijn bepaald voor de met de uitbreiding samenhangende uitgaven in de jaren 2004-2006.

De Europese Raad verzoekt de Commissie met deze uitgaven rekening te houden in haar, door het Europees Parlement en de Raad aan te nemen, voorstel om de financiële vooruitzichten aan te passen, overeenkomstig punt 25 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure.

Uitgaande van de toetreding van 10 nieuwe lidstaten per 1 mei 2004 zouden de maximumkredieten voor vastleggingen voor landbouw, structurele maatregelen, intern beleid en administratieve uitgaven voor de nieuwe lidstaten gelijk moeten zijn aan de bedragen die nu als resultaat van de onderhandelingen tijdens deze Europese Raad zijn vastgesteld en vermeld staan in de onderstaande tabel:

Maximumkredieten voor vastleggingen in verband met de uitbreiding (miljoen euro prijzen 1999)

2004-2006 (voor 10 nieuwe lidstaten)
2004 2005 2006
Rubriek 1 Landbouw

waarvan:


1a - Gemeenschappelijk landbouwbeleid



1b - Plattelandsontwikkeling

1.897


327


1.570
3.747


2.032



1.715
4.147


2.322



1.825
Rubriek 2 Structurele maatregelen na aftopping

waarvan:

Structuurfondsen

Cohesiefonds
6.095


3.478



2.617
6.940


4.788


2.152
8.812


5.990


2.822
Rubriek 3 Intern beleid en bijkomende overgangsuitgaven

waarvan:

Bestaand beleid

Overgangsmaatregelen nucleaire veiligheid

Overgangsmaatregelen opbouw instellingen

Overgangsmaatregelen Schengen

1.421


882

125

200

286

1.376



917



125



120



286

1.351



952



125



60



286
Rubriek 5 Administratieve uitgaven 503 558 612
Totaal maximumkredieten voor vastleggingen

(Rubrieken 1, 2, 3 en 5)

9.952 12.657 14.958


Dit laat onverlet het voor de EU-25 overeengekomen plafond van rubriek
1.A voor de periode 2007-2013, als aangegeven in het besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 2002 betreffende de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 24 en 25 oktober 2002.

De Europese Raad is van mening dat de aanpassingen die voor de periode
2004-2006 in de plafonds van de financiële vooruitzichten voor de EU-15 moeten worden aangebracht om rekening te houden met de uitgavenvereisten in verband met de uitbreiding wat de bestaande rubrieken betreft de bovenstaande bedragen niet mogen overschrijden.

Daarnaast moet er binnen de in Berlijn vastgestelde plafonds voor de uitgaven in verband met de uitbreiding een nieuwe tijdelijke rubriek X worden gecreëerd met een speciale forfaitaire cashflow-faciliteit voor het jaar 2004 en voor tijdelijke begrotingscompensatie voor de jaren
2004 tot en met 2006. De totale bedragen die nu op grond van de onderhandelingen zijn vastgesteld, luiden als volgt:

Rubriek X (speciale cashflow-faciliteit en (miljoen euro prijzen
1999)


tijdelijke begrotingscompensatie)


2004-2006 (voor 10 nieuwe lidstaten)

2004 2005 2006
Speciale cashflow-faciliteit

Tijdelijke begrotingscompensatie

998



262

650



479

550



346


Het corresponderende plafond van de kredieten voor betalingen voor de uitgebreide Unie voor de jaren 2004-2006 moet echter ongewijzigd blijven ten opzichte van het overeenkomstige plafond in tabel A van de conclusies van Berlijn. De Europese Raad herinnert aan punt 21 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 waarin wordt bepaald dat er voor het behoud van een juiste verhouding tussen vastleggingen en betalingen moet worden zorggedragen.

Overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit van 29 september 2000 zullen de nieuwe lidstaten vanaf de toetredingsdatum volledig bijdragen aan de financiering van de EU-uitgaven, aangezien het eigenmiddelenacquis met ingang van de toetreding voor de nieuwe lidstaten zal gelden.

Wat de scheiding van de uitgaven betreft, herinnert de Europese Raad aan punt 21 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999.

Het algemene streven naar begrotingsdiscipline zoals neergelegd in de conclusies van de Europese Raad van Berlijn moet in de periode vanaf
2007 worden voortgezet.
BIJLAGE II

Verklaring van de Raad, op 12 december 2002

IN KOPENHAGEN BIJEEN

De Raad neemt nota van het volgende:

1. Zoals de zaken thans staan, zullen de Berlijn Plus-regeling en de uitvoering daarvan slechts van toepassing zijn op de lidstaten van de EU die ook ofwel NAVO-leden zijn ofwel partijen bij het partnerschap voor de vrede, en die derhalve bilaterale veiligheidsovereenkomsten met de NAVO hebben gesloten.
2. Punt 1 laat de rechten en verplichtingen van de EU-staten in hun hoedanigheid van lid van de EU onverlet. Derhalve zullen, bij gebreke van specifieke bepalingen in het Verdrag of in een daaraan gehecht protocol (het geval van Denemarken), alle EU-lidstaten ten volle deelnemen aan het bepalen en uitvoeren van het GBVB van de Unie, dat betrekking zal hebben op alle zaken die verband houden met de veiligheid van de Unie, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
3. Het feit dat Cyprus en Malta vooralsnog, ook nadat zij lid zijn geworden van de EU, niet zullen deelnemen aan militaire operaties van de EU die met NAVO-middelen worden uitgevoerd, zal, binnen de grenzen van de EU-beveiligingsvoorschriften, geen afbreuk doen aan het recht van hun vertegenwoordigers om in EU-instanties en
-lichamen waaronder het PVC deel te nemen aan de werkzaamheden en hun stem uit te brengen wanneer het gaat om besluiten die niet met de uitvoering van dergelijke operaties te maken hebben. Ook wordt hun recht om binnen de grenzen van de EU-beveiligingsvoorschriften gerubriceerde EU-informatie te ontvangen, onverlet gelaten, mits de gerubriceerde EU-informatie geen gerubriceerde NAVO-informatie bevat of daarnaar verwijst.

BIJLAGE III

VERKLARING VAN DE EUROPESE RAAD BETREFFENDE HET MIDDEN-OOSTEN

Vrede in het Midden-Oosten is een noodzaak. De Europese Raad roept het Israëlische en het Palestijnse volk op de eindeloze geweldspiraal te doorbreken. Hij spreekt andermaal scherp en ondubbelzinnig zijn veroordeling uit ten aanzien van alle terreuracties. Zelfmoordaanslagen brengen onherstelbare schade toe aan de Palestijnse zaak. De Europese Unie steunt de inspanningen van die Palestijnen die trachten het hervormingsproces voort te zetten en het geweld te beëindigen. Hij roept Israël op deze inspanningen te stimuleren. De Europese Raad, die Israëls legitieme bezorgdheid om zijn veiligheid erkent, doet een beroep op Israël om een einde te maken aan het excessieve gebruik van geweld en aan de buitengerechtelijke executies, die de Israëlische bevolking geen veiligheid brengen.

Geweld en confrontatie moeten plaats maken voor onderhandelingen en compromisbereidheid. De internationale gemeenschap, inclusief de partijen, delen een gemeenschappelijke visie van twee staten, te weten Israël en een onafhankelijk, levensvatbaar, soeverein en democratisch Palestina, die vredig en veilig naast elkaar leven op basis van de grenzen van 1967. Alle inspanningen dienen er thans op gericht te zijn deze visie om te zetten in werkelijkheid.

De Europese Raad geeft dan ook de hoogste prioriteit aan de aanneming op 20 december a.s. door het Kwartet voor het Midden-Oosten van een gemeenschappelijk draaiboek met duidelijke termijnen voor de oprichting van een Palestijnse staat in 2005. De uitvoering van dit draaiboek moet plaatsvinden tegen een achtergrond van parallelle vooruitgang op het gebied van veiligheid, politieke constellatie en economie, en dient nauwlettend door het Kwartet te worden gevolgd.

In deze context verontrust het de Europese Raad dat de bouw van illegale nederzettingen nog altijd doorgaat, waardoor de oplossing van de twee staten concreet onuitvoerbaar dreigt te worden. De uitbreiding van de nederzettingen en de daarmee gepaard gaande bouwactiviteiten, zoals uitvoerig gedocumenteerd in onder meer de 'Settlement Watch' van de Europese Unie, schenden de internationale rechtsregels, zetten een reeds explosieve situatie nog meer op scherp en versterken de vrees van de Palestijnen dat Israël niet echt van plan is de bezetting op te heffen. Dit beleid staat de vrede in de weg. De Europese Unie dringt er bij de Israëlische regering op aan haar nederzettingenpolitiek terug te draaien en als eerste stap onmiddellijk de bouw van alle nederzettingen volledig en daadwerkelijk te bevriezen. Hij roept op om de landonteigening voor de bouw van de zogenaamde veiligheidsmuur stop te zetten.

Er moet nu echt iets gedaan worden om de ernstige verslechtering van de humanitaire situatie op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza om te buigen, want deze maakt het dagelijks leven van de gewone Palestijnen ondraaglijk en is een voedingsbodem voor extremisme. De toegang voor humanitaire doeleinden en de veiligheid van humanitair personeel en materieel moeten gewaarborgd zijn.

Om de hervormingen in de Palestijnse gebieden te steunen, zal de EU de begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit op basis van duidelijke doelstellingen en voorwaarden voortzetten. De EU roept de andere internationale donoren op zich met het oog op samenhangende wederopbouwinspanningen achter deze verbintenis te scharen. Israël moet van zijn kant de maandelijkse overmaking van Palestijnse belastinginkomsten hervatten.

De Europese Unie is vastbesloten het werk met haar partners in het Kwartet voort te zetten om zowel Israëli's als Palestijnen te helpen verzoening, onderhandelingen en een definitieve, rechtvaardige en vreedzame oplossing van het geschil dichterbij te brengen.

BIJLAGE IV

VERKLARING VAN DE EUROPESE RAAD OVER IRAK

De Europese Raad verklaart nadrukkelijk dat Resolutie 1441 van de Veiligheidsraad van 8 november 2002 volledig en ondubbelzinnig door hem wordt gesteund. De doelstelling van de Europese Unie blijft de ontmanteling van de massavernietigingswapens van Irak in overeenstemming met de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Irak moet nu deze laatste kans aangrijpen om zijn internationale verplichtingen na te komen.

De Europese Raad neemt er nota van dat Irak Resolutie 1441 aanvaardt, en dat het land, zoals gevraagd, een verklaring heeft ingediend over zijn programma's voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens en daarmee verband houdende producten.

De EU zal de inspanningen van de VN met het oog op de volledige en onmiddellijke naleving door Irak van Resolutie 1441 ten volle blijven steunen. De rol van de Veiligheidsraad bij de handhaving van de internationale vrede en veiligheid moet geëerbiedigd worden.

De Europese Raad geeft uiting aan zijn volledige steun voor het inspectiewerk van UNMOVIC en het IAEA onder leiding van Dr. Blix en Dr. El-Baradei. De Europese Raad beklemtoont dat de wapeninspecteurs hun belangrijke taak zonder inmenging moeten kunnen voortzetten en daarbij ten volle gebruik moeten kunnen maken van de instrumenten die hun krachtens Resolutie 1441 ter beschikking staan. De EU ziet hun beoordeling van de verklaring van Irak met belangstelling tegemoet.