Nederlands Politie Instituut


BURGERGERICHT, MAAR NIET BURGERGEZWICHT

Toespraak van de heer M.A. Beuving, voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen, bij het in ontvangst nemen van een tweetal publicaties van de Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie (SMVP) uit handen van mr. Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de SMVP, op maandag 16 december 2002.

Geachte heer Van Vollenhoven, geachte dames en heren,

"Het gezag van de politie is gebaat bij het meer voldoen van het optreden van de politie aan de verwachtingen van burgers. Burgers willen dat de politie effectief optreedt, bereikbaar en beschikbaar is en vooral wijkgericht werkt", dat is de essentie van het standpunt dat de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie vandaag naar buiten brengt. Een standpunt mede gebaseerd op een onderzoek door het IPIT uit Enschede. Ik ben verheugd dat ik, als voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen, namens de gezamenlijke politiekorpsen de bij het onderzoek behorende publicaties in ontvangst mag nemen. Ik dank u daarvoor.

Bij oppervlakkige beschouwing ben ik geneigd het standpunt van de SMVP zonder meer te onderschrijven. Natuurlijk moet het politieoptreden voldoen aan de verwachtingen van burgers. Natuurlijk vinden ook wij dat de politie effectief moet optreden en voor de burger bereikbaar en beschikbaar moet zijn. En wijkgericht werken ..... ja, dat is een concept dat de Nederlandse politie al jaren geleden heeft omarmd. Waaruit bestaan dan de discrepanties tussen de politie en de bevolking die leiden tot een tanend gezag van de politie? Moeten wij als politie nog meer tegemoet komen aan de verwachtingen van burgers, en zo ja, waar ligt dan de grens?

Om antwoord te geven op die vraag maak ik een klein uitstapje naar het recente rapport van de WRR, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, over de toekomst van de nationale rechtsstaat. De WRR geeft aan dat de kern van de rechtsstaat is dat het handelen van de overheid gebonden is aan de regels van het recht. Een basisfunctie van de overheid is dan ook het verzekeren van de heerschappij van het recht in de samenleving en van de fysieke veiligheid van de burgers. De politie speelt daarbij als uitvoeringsorganisatie en als zwaardmacht van de overheid een prominente rol.

Wil je nu en in de toekomst kunnen spreken over een goed functionerende rechtsstaat, dan betekent dit volgens de WRR dat aan vijf voorwaarden moet worden voldaan. Ik noem er drie. Op de eerste plaats dient er sprake te zijn van een effectieve rechtshandhaving, met name in de strafrechtelijke sfeer. Op de tweede plaats moet de overheid adequaat presteren. En ten derde, de bevolking moet voldoende vertrouwen hebben in het recht.

Wat betreft het tweede punt constateert de WRR dat er spanning bestaat tussen de verwachte prestaties van de overheid en de mate waarin de overheid is gebonden aan de beperkingen die de rechtsstaat oplegt. Die spanning is niet nieuw, maar neemt wel toe in betekenis omdat de overheid tegenwoordig net als andere grote organisaties, beoordeeld wordt op effectiviteit, efficiency, flexibiliteit, snelheid van optreden, klantvriendelijkheid en afwezigheid van bureaucratische overlast. Die spanning betekent dat moet worden gezocht naar nieuw evenwicht tussen tegengestelde eisen, wenselijkheden, waarden en belangen.

Wat betekent dit nu voor de politie en de vragen die ik eerder opwierp. Wat ik gezegd heb ten aanzien van de overheid, geldt mutatis mutandis ook voor de politie: het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen tegengestelde eisen, wenselijkheden, waarden en belangen. Zoeken naar evenwicht betekent dus niet dat de politie klakkeloos tegemoet wil komen aan de verwachtingen van burgers. De verankering van de politie in de rechtsstaat en de professionaliteit van de politieorganisatie leveren een aantal waarden die nadrukkelijk meewegen in het bepalen van het evenwicht. Ik denk dan aan legaliteit, integriteit, deskundigheid en opvattingen over wat vanuit het vertrekpunt van de rechtsstaat wezenlijke politietaken zijn. Ik zal dit toelichten.

Waar uit de studies van de SMVP blijkt dat tweederde van de onderzochte burgers aangeeft ontevreden te zijn over de aanwezigheid van de politie in wijken en buurten, is dat een signaal dat door de politie opgepakt moet worden. Tegelijkertijd blijkt echter uit alles, inclusief deze studie, dat er behoefte is aan een politie die nadrukkelijk normhandhavend optreedt en meer doet aan opsporing. Meer opsporen levert een bijdrage aan effectieve rechtshandhaving en leidt daarmee tot versterking van de rechtsstaat. Deze ontwikkeling is al in gang gezet. Zo zijn in 2001 18.000 zaken meer opgelost en bij het OM aangebracht dan in het jaar daarvoor. Deze trend zal zich in 2002 voortzetten.

Meer handhavend optreden en meer opsporen hoeft op zich niet strijdig te zijn met wijkgericht werken. Het is niet zozeer het concept van gebiedsgebonden politiezorg dat ter discussie staat, als wel de invulling die aan het concept is gegeven. We kunnen ons dus wel vinden in het pleidooi van de SMVP voor lokale opsporing die verankerd is binnen de wijkzorg.

Ervaringen met Informatie Gestuurde Opsporing, waarbij alle beschikbare informatie in de politieorganisatie, met name op het niveau van gebiedsgebonden politiezorg, aangewend wordt voor opsporing, zijn positief. Ook wil ik wijzen op een werkmethode in de politieregio Noord-Holland Noord, die daar nu korpsbreed ingevoerd wordt. Hier wordt geïntegreerd en gebiedsgebonden gewerkt door politiemensen van de basispolitiezorg en van de recherche. Het resultaat is dat deze gebiedsgebonden eenheden zich uitermate verantwoordelijk voelen voor het oplossen en beheersbaar houden van problemen en criminaliteit in de wijk. Doordat de politiefunctionarissen rouleren over de volle breedte van het politiewerk is de informatiepositie optimaal, wat een positieve weerslag vindt in de opsporing.

Dit sluit ook aan bij een andere boodschap uit de SMVP-onderzoeken, namelijk dat de ervaringsdeskundigheid van de uitvoerende politiemedewerkers meer moet doorklinken in het beleid dat de politie voert. In het korps Amsterdam-Amstelland wordt ervaring opgedaan met het betrekken van de buurtregisseur bij de prioriteitstelling van het wijkteam. De buurtregisseur put hierbij uit informatie die afkomstig is uit een door hem uitgevoerde wijkscan aangevuld met informatie uit zijn netwerk. Prima! Bij opsporing is het overigens de Officier van Justitie die de prioriteiten stelt. Dat hij daarbij rekening houdt met de noden in een wijk is toe te juichen.

Overigens wijs ik er op dat ik me hier beperk tot een deel van het verhaal. Niet voor niets zijn er Bovenregionale Rechercheteams opgericht en is de Nationale Recherche aanstaande. In de bedrijfsvoeringsfeer wordt er ook het nodige gesleuteld om de politie adequater te laten functioneren. Veel wordt verwacht van de al genoemde ontwikkelingen, maar ook van solosurveillance en van de aanpak van veelplegers zoals de Raad van Hoofdcommissarissen die voor ogen heeft. Ook worden er volop voorbereidingen getroffen om andere voorzieningen voor aangifte dan alleen op het politiebureau mogelijk te maken maar dit even terzijde.

Dat de politie zich ook binnen het gebiedsgebonden werken zich meer toelegt op toezicht, handhaving en opsporing betekent gegeven de schaarse middelen ook dat zij andere dingen minder zal doen: minder hulpverlening, minder vaak de verantwoordelijkheid van anderen overnemen en de rol van de politie in allerlei projecten, waarin zij tot nu toe vaak voortrekker is geweest, kritischer beschouwen. Ook dat moeten burgers zich realiseren. Meer de buurt in en aansluiting zoeken bij sociale structuren en interacties? Ja, maar daarbij zal de politie het accent sterk gaan leggen op de taken die vanuit het oogpunt van versterking van de rechtsstaat wezenlijk zijn, of de burger dat nou leuk vindt of niet.

Zaak is dat de politie ook over dit soort afwegingen op heldere wijze met burgers communiceert. Wederzijdse communicatie schept duidelijkheid en die duidelijkheid vormt een basis voor vertrouwen en gezag. Daar ligt de grens tussen burgergericht en burgergezwicht.

Ik hoop dat u dat wilt aannemen, op mijn gezag.