Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Vragen van de leden Giskes en Van Geen (beiden D66) aan de ministers van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de dominante positie van BAT in tabaksautomaten in Nederland
Nummer: 196

Datum: 16-12-2002


1 Is het u bekend dat vanwege de overname van Rothmans door BAT in 1999 het aandeel van BAT in de verhuur van tabaksautomaten in Nederland is toegenomen van ruim 10% tot circa 75%. Zo ja, sinds wanneer en hoe bent u op de hoogte gesteld?


2 Klopt het dat de marktpositie van deze bedrijven niet aan de Europese Commissie (EC) is gemeld in het kader van de overnameprocedure, zoals valt op te maken uit het document van de EC inzake de toestemming voor deze overname (Doc. No 399M1415)?


3 Heeft u ooit schriftelijk antwoord ontvangen van BAT op de brief van uw ambtsvoorganger van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit juli 2000, waarin wordt gevraagd waarom verkoop via automaten vooral voor BAT van groot en strategisch belang is en in welk opzicht de distributie van BAT afwijkt van die van de concurrentie, zulks in reactie op een brief van de directeur van BAT-Nederland?

4 Waarom is er op ambtelijk niveau uitsluitend met de combinatie LBT/BAT onderhandeld over de in voorbereiding zijnde concept-algemene maatregel van bestuur verkoopbeperkingen tabaksproducten? Bent u bereid alsnog andere exploitanten van tabaksautomaten daarbij te betrekken?

5 Heeft u kennisgenomen van het duomaatsysteem van vertegenwoordigers van de groep van onafhankelijke exploitanten, dat wezenlijk afwijkt van het «remote-controlsysteem» dat ooit door LBT/BAT is gepresenteerd? Zo neen, zou u dit alsnog willen doen?

6 Is het waar dat de verschillende versies van de concept-algemene maatregel van bestuur wel steeds aan LBT/BAT zijn gegeven, maar dat een advocaat van de andere partij na maanden wachten per e-mail op 11 november 2002 te horen kreeg dat het niet mogelijk is het ontwerpbesluit te verspreiden omdat het zich in het stadium van politieke besluitvorming bevindt?

7 Waarom hebt u niet, zoals een groot deel van de Kamer indertijd heeft gevraagd, voor 1 januari 2003 in de praktijk laten onderzoeken of de verschillende systemen tot een bevredigend niveau van handhaving zullen leiden? Bent u bereid dat alsnog op de kortst mogelijke termijn te doen en beide leeftijdsverificatiesystemen voor automaten die thans in Nederland worden aangeboden toe te laten tot een gefundeerd oordeel kan worden gevormd over hun werking in de praktijk?
De Minister van Economische Zaken, dhr. H. Hoogervorst, heeft deze vragen mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als volgt beantwoord.


1 Het is mij bekend dat als gevolg van de wereldwijde fusie tussen Rothmans International en British American Tobacco (BAT) in 1999 het bedrijf British American Tobacco the Netherlands B.V. in totaal 22.000 tabaksautomaten in ons land in eigendom kreeg. Het eerstgenoemde bedrijf, Rothmans International, bracht hiervan 20.000 stuks in. Hiermee is in ieder geval tot aan de fusie het grootste deel van het automatenbestand in Nederland in eigendom geweest van Rothmans en daarna van BAT. Het is moeilijk om een goed totaalbeeld te krijgen, door de grote spreiding en de dynamiek in deze markt. Wat wel vaststaat is dat het totaal aantal tabaksautomaten de laatste tijd structureel terugloopt. Dit geldt voor alle aanbieders. Naar schatting waren er eerst (voor de fusie) 30.000 automaten en zijn er nu nog slechts 23.000. De genoemde percentages voor 1999 kunnen dus wel kloppen. De bovengenoemde fusie tussen Rothmans International en BAT is door deze bedrijven aangekondigd op 11 januari 1999. De melding van de voorgenomen fusie bij de Europese Commissie op 16 februari 1999 is in het Publicatieblad van 23 februari 1999 opgenomen. Op 17 maart 1999 heeft de Commissie haar goedkeuring neergelegd in het onder vraag 2 genoemde document.


2 In het kader van de bedoelde procedure zijn de bedrijven verplicht om aan de Europese Commissie bepaalde standaardinformatie te verstrekken alsmede alle informatie waar de Commissie daarnaast om vraagt. Deze informatieverschaffing is een aangelegenheid tussen de bedrijven en de Commissie. Ik kan daardoor niet beoordelen of de Commissie al of niet op de hoogte was van het aantal tabaksautomaten van de nieuwe combinatie op de Nederlandse markt. De Commissie is in haar beschikking uitgegaan van één markt voor sigaretten en één voor shag, en heeft die niet verder uitgesplitst naar de individuele detailhandelskanalen. De marktaandelen per individueel detailhandelskanaal zijn bij zo'n benadering niet relevant, en de Commissie is niet ingegaan op tabaksautomaten.

3 In haar brief aan BAT van 19 juli 2000 schrijft de toenmalige Minister van VWS dat haar niet duidelijk is waarom tabaksverkoop via automaten (vooral) voor BAT van groot en strategisch belang is en in welk opzicht de distributie van BAT-producten afwijkt van die van andere tabaksfabrikanten. De brief van 19 juli is een reactie op een schrijven van BAT aan de toenmalige Minister van VWS van 26 juni 2000. BAT schrijft hierin dat automaten een belangrijk afzetkanaal vormen voor de BAT-merken. In een brief van
4 augustus 2000 benadrukt BAT andermaal zijn belang bij verkoop via automaten. Dit heeft te maken met het feit dat BAT een relatief groot aantal merken voert met elk een relatief bescheiden marktaandeel.
4 De LBT was en is de enige brancheorganisatie van exploitanten van tabaksautomaten. Circa 85 à 90% van de in Nederland operationele tabaksautomaten wordt geëxploiteerd door exploitanten die lid zijn van de LBT. Hiermee was en is LBT de vanzelfsprekende gesprekspartner voor de regering. Het overleg tussen enerzijds de regering en anderzijds de LBT loopt vanaf 1996. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het conceptbesluit tabaksautomaten dat thans voorhangt bij de beide kamers der Staten-Generaal. Dit Besluit komt er in hoofdzaak op neer dat tabaksautomaten legaal in de markt kunnen blijven wanneer zij werken volgens een systeem van elektronische leeftijdsvaststelling door middel van een bankchipkaart. Tijdens de behandeling van het wijzigingsvoorstel Tabakswet (26472), op 31 mei 2001, bleek hiervoor brede politieke steun. Deze steun bleek nog eens uit de Tweede Kamer-motie van de leden Oudkerk en Van Vliet ter zake (28000 XVI, nr. 94). Vanwege de brede politieke steun voor de bankchipkaart, de overtuiging dat dit systeem de meeste kans biedt dat de leeftijdsgrens wordt nageleefd bij verkoop via automaten én de overweging dat het vanuit handhavingsoogpunt verwarrend is om verschillende systemen naast elkaar te hebben, wil de regering voortgaan op de ingeslagen weg. Dit betekent dat het entameren van nieuw overleg met exploitanten die alternatieve systemen voorstaan slechts valse verwachtingen zou wekken. Om die reden, maar ook omdat het overleg inmiddels is afgesloten, voelt de regering er niet voor om de pleitbezorgers van alternatieve systemen alsnog uit te nodigen voor overleg.


5 Ja, de regering heeft kennisgenomen van het duomaatsysteem. Zij deelt overigens niet uw zienswijze dat dit wezenlijk afwijkt van het remote-controlsysteem dat ooit door de LBT is gepresenteerd.

6 Het is waar dat er éénmaal, bij e-mail van 27 juni jl., een concept ten behoeve van consultatie is voorgelegd aan de LBT. Met betrekking tot bedoelde advocaat van de andere partij merk ik het volgende op. Deze advocaat zei een lid van de LBT te vertegenwoordigen, die het niet eens is met de koers van zijn brancheorganisatie. De advocaat heeft inderdaad gevraagd om een exemplaar van het concept. Dat is hem aanvankelijk niet gegeven, omdat in voorbereiding zijnde Ministerraadsstukken vertrouwelijk zijn (het toenmalige ontwerpbesluit is evenmin aan de LBT verstrekt). Wel is hem telefonisch duidelijk gemaakt wat de inhoud van het conceptbesluit is, namelijk dat alleen automaten die werken volgens een systeem met een bankchipkaart nog legaal in de markt kunnen blijven. Van de strekking van het Besluit was de advocaat dus volledig op de hoogte. Nadat de Ministerraad op 15 november met het conceptbesluit had ingestemd, en nadat dit op 19 november in het kader van de voorhangprocedure naar de beide kamers der Staten-Generaal was gezonden, heeft VWS het document op 20 november per e-mail aan de advocaat doen toekomen.


7 Bij de openbare behandeling van het wijzigingsvoorstel Tabakswet (26472) in de Tweede Kamer op 31 mei 2001 hebben verschillende kamerleden gesproken over de tabaksautomaten. Hierbij heeft echter geen van hen gevraagd om vóór 1 januari 2003 in de praktijk te laten onderzoeken of de verschillende systemen tot een bevredigend niveau van handhaving zullen leiden. Zoals ook bij de beantwoording van vraag 4 al bleek is op 31 mei 2001 uitsluitend gesproken over de bankchipkaart. De strekking van de beraadslagingen was de volgende: voor tabaksautomaten is er alleen nog bestaansrecht, wanneer zij werken volgens de chipkniptechnologie. Van andere systemen naast de bankchipkaart was op 31 mei 2001 geen sprake. Voor zover kamerleden om een onderzoek hebben gevraagd, betrof dit de werking van het systeem met de bankchipkaart in de praktijk: wanneer de werking van dit systeem in de praktijk ernstige tekortkomingen zou blijken te vertonen, dan moeten de automaten alsnog worden verboden, vonden zowel de kamerleden als de toenmalige Minister van VWS. Vanzelfsprekend zal de VWA/KvW er nauwlettend op toezien hoe het systeem met de bankchipkaart in de praktijk zal functioneren.