De Vlaamse regering heeft op voorstel van Vlaams minister
van Leefmilieu en Landbouw Vera DUA een subsidie van
108.000 euro toegekend aan het Raoni Instituut voor de
ondersteuning van het Kastanjeproject gedurende twee
jaar. Deze subsidie kadert in het engagement van de
Vlaamse regering voor het behoud, het beheer en de
duurzame ontwikkeling van bossen wereldwijd. De subsidie
is dan ook een eerste realisatie in het kader van het
'Impulsprogramma Tropisch Bos'.
Naast de projectsubsidie van 108.000 euro omvat de
beslissing ook een ontwerpovereenkomst over de kosten
verbonden aan de participatie van Gustaaf Verswijver als
coördinator bij het Instituut Raoni. Deze overeenkomst
heeft een initiële duur van twee jaar, met mogelijkheid
tot verlenging tot vijf jaar.
Minister Vera Dua is tijdens het recent bezoek van
indianenleider Raoni aan Vlaanderen overtuigd van de
noden van de plaatselijke bevolking die zoeken naar een
evenwicht tussen ontwikkeling en respect voor
traditionele waarden waarin het tropisch bos een centrale
rol vervult. Een Vlaamse ondersteuning vanuit het
Impulsprogramma Tropisch Bos aan het Raoni Instituut is
dan ook gerechtvaardigd. Op die manier helpt Vlaanderen
op een heel concrete en praktische wijze aan de brede
problematiek van de bescherming van het tropisch
regenwoud onder het motto "Think globally, act locally".
Het zogenaamde Raoni Instituut is een organisatie die bij notariële acte werd opgericht in april 2001 en heeft als doelstelling de levensomstandigheden van de Kaiapó (Mekranoti) en Panará Indianen van acht dorpen te verbeteren aan de hand van volgende deelprojecten :
1. een efficiëntere en meer gestructureerde controle van
de reservaatgrenzen;
2. de uitwerking van haalbare economische
alternatiefprojecten;
3. een verbetering van de medische verzorging;
4. een aangepast educatief beleid; en
5. de promotie van de overdracht van de groepstradities.
Een onderdeel van deze projecten is het zogenaamde
Kastanjeproject.
Onder impuls van « chief ¯ Raoni verbraken enkele
Indianendorpen uit die regio de concessies met
goudzoekers en kappers van mahoniebomen. Meteen vielen
alle inkomsten weg voor de Indianen. Het Raoni Instituut
onderzoekt andere manieren om op een duurzame wijze aan
inkomsten te komen. De "kastanje" - in feite gaat het om
de brazil- of paranoot - vervult reeds eeuwen een
fundamentele rol in de socio-economische organisatie van
het Amazonewoud. De paranoot, door de Indianen gekend als
"plantaardig vlees", is enorm rijk aan proteïne. Twee
paranoten bevatten evenveel proteïne als één kippenei.
Bovendien bevatten de Braziliaanse kastanjes - en de
daaruit getrokken olie - enorm veel selenium, een product
dat het verouderingsproces tegen gaat. De paranoot is
momenteel dan ook de beste antioxidante voedselbron die
gekend is, en kan gebruikt worden in de bestrijding van
huidkanker. Mede om deze redenen is het economisch
potentieel van de noten zeer hoog. Elke kastanjeboom kan
jaarlijks tussen de 300 en de 600 euro opbrengen.
Toch is de productie van de kastanjenoten fel gezakt.
Daar waar in 1975 nog 51.000 ton noten werden verzameld
en gecommercialiseerd, werd in 1993 nog slechts een
productie van 26.000 ton genoteerd. Dit heeft vooral te
maken met de massale ontbossing in de regio van Marabá
eind van de jaren '80.
Sinds juli 2001 heeft FUNAI - de Braziliaanse
overheidsadministratie van indianenzaken - zich
geëngageerd tegenover het kastanjeproject. Dit vooral in
de overtuiging dat dergelijke concrete hulp aan
economisch haalbare projecten de enige manier betekent om
een halt toe te roepen aan de (illegale) houtkap binnen
de indianenreservaten. Het voorbije jaar heeft FUNAI
vooral geïnvesteerd in de opbouw van een dergelijke
infrastructuur voor het dorp Mekranotire en in de
voorbereiding van het kastanjeproject. In totaal heeft
FUNAI op één jaar tijd niet minder dan 231.200 R$ (ca.
69.360 euro) uitgegeven voor aankoop en vervoer van
materiaal, en voor de installatie en aanpassing van de
infrastructuur in de twee dorpen. Dank zij de
inspanningen van FUNAI zijn inmiddels in de beide dorpen
speciale hutten opgetrokken met daarin de nodige
toestellen om de olie te winnen.
Verdere inspanningen zijn nu nodig voor :
- de opbouw van de kampen waarin de Indianen gedurende
drie maanden zullen logeren (de tijd nodig om de grote
hoeveelheden kastanjenoten te verzamelen);
- het transport, zowel van de noten - die vaak op meer
dan 150 kilometer van de dorpen worden verzameld - als
van de olie. Hiervoor moet een bijdrage voorzien worden
voor de aankoop van aangepaste (met buitenboordmotor
voorziene) metalen kano's en grote transportboten, en
voor het onderhoud/nazicht van bestaande metalen kano's
en buitenboordmotoren.
Daarom moet in het begin van het jaar 2003 nog ongeveer
197.160 euro besteed worden om het project volledig te
financieren en verder op te starten (d.w.z. in alle vier
de betreffende dorpen).
Het welslagen van het kastanjeproject is enorm
belangrijk, niet alleen voor de financiële autonomie van
de Indianen, maar ook voor het behoud van het ecologisch
evenwicht. Dit laatste vooral om de Indianen te
overtuigen van niet terug te onderhandelen met
houthakkers. Het is in die optiek dat de Braziliaanse
overheid, gerepresenteerd door FUNAI, het project verder
blijft ondersteunen. Voor het jaar 2003 zal FUNAI op twee
vlakken financieren :
1. ten eerste financieel: FUNAI zal de komende maanden
investeren in
- 4 metalen kano's met bijbehorende buitenboordmotoren
aankopen. Bedrag: 40.000 R$ (ca. 12.000 euro);
- materiaal (zoals aangepaste kledij) aankopen voor de
werkzaamheden in de kastanjeregio's. Bedrag: 70.000 R$
(ca. 21.000 euro);
- een groot deel van de vliegtuigkosten op zich nemen
(voor de aanvoer van materiaal, benzine en voedsel).
Bedrag: 130.000 R$ (ca. 40.800 euro);
2. Daarenboven heeft de zetel van FUNAI in Colider
vanaf september 2002 één werknemer afgestaan om de
logistiek van het kastanjeproject mede op te volgen. Deze
persoon zal nog minstens 2 jaar voltijds aan die
activiteit werken.
Vanuit het Raoni Instituut wordt volgende ondersteuning
verwacht:
1. de aankoop van een transportboot van 12 meter lang,
met geïncorporeerde dieselmotor. Aankoopbedrag (inclusief
levering ter plaatse): 45.000 R$ (ca. 13.500 euro);
2. de kosten die inherent zijn aan de voorbereiding van
de werkplaats in de regio van Candôca. Het betreft geen
loonkosten, maar wel onkosten inherent aan de constructie
van een reeks woonhutten voor de drie maanden durende
periode van verzameling van de noten, inclusief transport
en voedsel voor de werknemers. Bedrag: 30.000 R$ (ca.
9.000 euro);
3. de constructie van een houten opslaglokaal van 10 x 12
meter waarin de noten worden opgeslagen en waarin de
noten worden gepeld vooraleer de olie kan geperst worden.
Bedrag: 25.000 R$ (ca. 7.500 euro);
4. het transport (per vliegtuig) van leiders voor
vergaderingen vooraleer de werkzaamheden aan te vangen,
alsook voor de technische begeleiding van de werken, en
een werkbezoek van Raoni teneinde de mensen te
ondersteunen. Bedrag: 20.000 R$ (ca. 6.000 euro);
5. het onderhoud/nazicht van de bestaande kano's met
buitenboordmotoren van de twee dorpen, alsook de aankoop
van werkmaterieel. Bedrag: 20.000 R$ (ca. 6.000 euro);
6. de technische ondersteuning en vervolmaking. De
uitnodiging van specialisten of Indianen van andere
groepen die ervaring hebben met het verwerken van de
olie, teneinde de Mekranoti Indianen te ondersteunen in
hun taak (inclusief werkbezoeken). Bedrag: 20.000 R$ (ca.
6.000 euro).
In totaal voor 2003 heeft het Instituut dus een bedrag
nodig van 48.000 euro voor de opstart van het
kastanjeproject in de dorpen Mekranotire en Pukanu.
In 2004 zullen de dorpen Baú en Kôkraimôro ook met het
kastanjeproject starten. Hiervoor zal FUNAI ook
inspanningen leveren voor de constructie van de olie-
ontginningshutten en voor een reeks basiskosten (zoals
aankoop materiaal voor de werkers in de afgelegen
regio's).
Vanuit het Raoni Instituut wordt ook een inbreng
verwacht, en meer bepaald voor volgende investeringen
nodig die gedaan moeten worden eind 2003 - begin 2004:
- aankoop van een grote metalen transportboot van ca. 21
meter lang met geïncorporeerde dieselmotor. Bedrag:
150.000 R$ (ca. 45.000 euro);
- aankoop van 4 metalen kano's met bijbehorende
buitenboordmotoren aankopen. Bedrag: 40.000 R$ (ca.
12.000 euro);
- werkbezoeken aan de verschillende dorpen. Bedrag:
10.000 R$ (ca. 3.000 euro).
Totaalbedrag: 200.000 R$ (ca. 60.000 euro).
Er wordt voorgesteld dat Vlaanderen de bijdrage van het Raoni instituut voor haar rekening neemt. Dit komt dus neer op een bijdrage van 108.000 euro. De totale kost voor het kastanjeproject voor de volgende 2 jaar, beloopt dus 320.520 euro waarvan 50,8 % door Vlaanderen wordt gedragen - de overige 49,2 % wordt gedragen door FUNAI.
Vooral de erkenning vanwege de Braziliaanse overheid om
dit project te steunen, is een sterk argument ten
voordele van het hele project wat de kwaliteit en
efficiëntie wellicht ten goede komt. Het Vlaamse
engagement in dit Kastanjeproject beperkt zich tot een
periode van twee jaar, dezelfde periode waarin FUNAI de
samenwerking heeft verzekerd. Na deze periode moet het
mogelijk zijn om een beeld te krijgen over de impact van
het project, onder meer de economisch-financiële gevolgen
ervan. Op die manier kan de effectiviteit van het project
worden nagegaan en opgevolgd. Bovendien staat het
kastanjeproject als een zelfstandig project binnen het
Raoni Instituut wat de controleerbaarheid van het project
vergemakkelijkt. Het project hangt dus ook niet af van
andere realisaties van het Instituut waardoor de
veiligheid en de duurzaamheid niet in het gedrang kan
komen. In het subsidiebesluit is ook een opvolgsysteem
voorzien dat aan de hand van zesmaandelijkse rapportering
de voortgang van het project moet weergeven met in het
bijzonder aandacht voor de financieel-economische
bijdrage van het project voor de betrokken
Indianengemeenschappen.
persinfo : Ann Bats, woordvoerster van
minister Dua - tel. 02 553 27 81
e-mail: persdienst.dua@vlaanderen.be
---