De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCDL/2002/4314
datum
11-12-2002
onderwerp
Kabinetsbesluit evaluatie mestbeleid
TRC 2002/10541
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Na een uitvoerig debat tussen Tweede Kamer en kabinet heeft de Kamer op 3 december jl. 6 moties inzake het mestbeleid aangenomen (28 385, nrs. 4,5,6,9,10,11). Mede namens de Staatssecretaris van VROM bericht ik u bij deze over de wijze waarop het kabinet met de moties zal omgaan.
datum
11-12-2002
kenmerk
TRCDL/2002/4314
bijlage
In het debat op 3 december jl. zijn deze moties door het kabinet
ontraden. Het kabinet heeft begrip voor de overwegingen die hebben
geleid tot het indienen van deze moties. Binnen het kabinet is gekeken
naar de mogelijkheden om tegemoet te komen aan de wensen van de Kamer.
In mijn brief van 4 oktober jl. heb ik aangegeven welke versoepelingen
ik op grond van de evaluatie gewenst en verantwoord acht, zonder het
overleg over de derogatie te schaden. In deze brief heeft het kabinet
de volgende versoepelingen aangekondigd:
* Beperking van de aanwijzing van droge zandgronden (140.000
hectare).
* Temporisering van de verliesnormen voor droge zandgronden.
* Vermindering van de aanscherping van de fosfaatverliesnorm op
bouwland.
* Verlaging van het percentage van de forfaitaire excretie voor
melkvee van 95% naar 85%.
Alles afwegende ben ik van mening dat met deze versoepelingen de
ruimte die er gegeven de Nederlandse positie in Brussel is, maximaal
wordt benut.
Met name door uitvoering van de moties over aanpassing van
verliesnormen (28 385 nr. 6) en over beperking van aanwijzing van
droge zandgronden (28 385 nr. 4) zou Nederland zijn positie in de
lopende onderhandelingen met de Europese Commissie over de derogatie
ernstig beschadigen. Het derogatie voorstel is indertijd
wetenschappelijk onderbouwd op basis van de verliesnormen zoals ze
thans in de wet zijn opgenomen. Het kabinet acht de derogatie van
groot belang voor de Nederlandse veehouderij en wil deze niet in de
waagschaal stellen. Dat klemt te meer omdat juist op dit moment het
overleg met de Commissie zich in een cruciaal stadium bevindt.
Daarenboven zou de uitvoering van de motie over beperking van het
areaal droge zandgronden in 2003 uitvoeringstechnisch op grote
bezwaren stuiten.
T.a.v. de motie over het forfaitair maken van het MINAS stelsel (motie
28 385, nr. 9) heb ik u reeds gemeld dat ik sympathiek sta tegenover
de gedachte van een meer forfaitaire benadering. Ik wil daarvoor
echter op korte termijn eerst een zorgvuldige afweging maken. T.a.v.
mogelijk ten onrechte betaalde heffingen (het zogeheten MINAS-gat) heb
ik de Kamer reeds toegezegd dat ik de forfaits voor vastlegging van
mineralen in varkens op basis van de nieuwe inzichten in de wet zal
aanpassen. Tevens heb ik u toegezegd een systeem van 'demping' te
onderzoeken om tegemoet te komen aan grote variaties in
mestbemonstering. Daarover zal ik u in januari nader berichten.
Ik begrijp de strekking van de moties over het verder verlagen van de
excretieforfaits (28 385 nrs. 5 en 11), waarmee loze contracten geheel
worden voorkomen. Ik acht het echter niet verantwoord aan deze wensen
verder tegemoet te komen dan hierboven is gemeld. Zoals ik u reeds in
de brief van 15 november jl. heb aangegeven zou dit te zeer ten koste
gaan van de sturingskracht van het stelsel van
mestafzetovereenkomsten.
Ik kan u echter wél melden dat ik op basis van de meest recente
onderzoeksgegevens het excretieforfait van de melkkoe zal aanpassen,
uitgaande van een verlaging van de bruto-excretie van 4,2 kg stikstof
per dier. Deze aanpassing leidt tot verdere vermindering van de
problematiek van de loze contracten. Tevens zullen de excretieforfaits
voor de witvleeskalveren en vleesstieren worden verlaagd.
Het kabinet zal een wetsvoorstel in procedure brengen dat is gebaseerd
op de brief van 4 oktober jl. De aanpassingen zullen, na aanvaarding
door het parlement, terugwerken tot 1 januari 2003. Voor de aanpassing
van de excretieforfaits zal volgende week een ministeriële regeling
worden vastgesteld. Het wetsvoorstel zal na advisering door de Raad
van State in het voorjaar de Tweede Kamer bereiken. Het is goed
hieraan toe te voegen dat op basis van het onderhandelingsresultaat
met de Commissie over de derogatie en de uitspraak van het Europese
Hof het wetsvoorstel nog zal moeten worden aangepast. Wat deze
onderhandelingen betreft kan ik u als tussenstand overigens melden dat
de bijeenkomst van het nitraatcomité van 16 december a.s. in verband
hiermee door de Commissie is geschrapt.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
---