Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie

Archief
NIGZ NIEUWS
NIEUWS UIT DE SECTOR
AGENDA

PERSBERICHTEN

11 december 2002

NIGZ-reactie op RVZ rapport: maak gezond gedrag vanzelfsprekend

Het advies in het kort

Kern van het advies van de Raad is, volgens het NIGZ, de aanbeveling dat de overheid de burger vooral moet motiveren om zich gezond te gedragen en het gewenste gezonde gedrag niet moet willen afdwingen. Daarmee stelt de Raad zich afwijzend op ten aanzien van maatregelen die individueel ongezond gedrag bestraffen, bijvoorbeeld door het verhogen van ziektekostenpremies, het naar achteren plaatsen op de wachtlijst van patiënten van wie ongezond gedrag aantoonbaar de aanleiding is van de aandoening of klachten, en andere regulerende en tegelijk bestraffende maatregelen. De Raad stelt dat de burger primair verantwoordelijk is voor de eigen gezondheid, maar eveneens dat gezondheidsbevordering niet alleen zaak van de burger zelf is. Allerlei maatschappelijke partijen die invloed kunnen uitoefenen op gezond gedrag, zoals de overheid, de zorgverzekeraars, de werkgevers, private partijen kunnen niet alleen via beleid maar ook via omgevingsfactoren gezond gedrag stimuleren.

Reactie van het NIGZ

Het NIGZ stelt zich volledig achter de algemene visie van de Raad. Ook het NIGZ gaat in haar doelgroepgerichte programmatische aanpak uit van het stimuleren van gezond gedrag door permanente voorlichting, gezondheidsbevorderende maatregelen en gezondheidsstimulerend beleid door betrokken organisaties en het stimuleren van een gezonde omgeving. Daarbij wordt zowel directe stimulering van gezond gedrag als het stimuleren van een gezonde omgeving ingezet op basis van de visie dat gezond gedrag eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn.

Het NIGZ heeft bij de adviezen van de Raad wel een aantal aanvullende opmerkingen:

Ten aanzien van de aanpak en werkwijze van gezondheidsbevordering
* In de voorgestelde maatregelen staan geen duidelijke aanbevelingen ten aanzien van de rol van de in Nederland werkzame gezondheidsbevorderingsinstellingen en -instituten. Het NIGZ pleit voor meer onderlinge samenwerking waarbij gekeken wordt naar een integraal op doelgroepen gerichte aanpak, en waarbij ook de huidige thematische aanpak niet alleen in geïsoleerde campagnes of producten naar buiten wordt gebracht, maar in samenhang. Zo pleit het NIGZ onder andere voor meer samenwerking op het gebied van voorlichting over genotsmiddelen (alcohol, roken en drugs) en pleit het instituut voor een integrale aanpak van seksuele voorlichting en Soa bestrijding binnen het onderwijs, maar ook bijvoorbeeld in lokale situaties, waarbij GGD'en, gemeenten, het jongerenwerk en andere intermediaire partijen zijn vertegenwoordigd.

* Massamediale campagnes zoals de door het NIGZ uitgevoerde campagne DRANK maakt meer kapot dan je lief is, vervullen een belangrijke rol op het gebied van draagvlakontwikkeling en bewustzijnsvergroting (en âbehoud), en moeten daarom ook continu worden ingezet. Naast de massamediale benadering is voor blijvende gedragsverandering, zoals de Raad ook stelt, een aanvullende aanpak nodig die gericht is op contact met de doelgroep in de directe omgeving. Het uitvoeren van pilot samenwerkingsprojecten met gemeenten zou breed moeten worden geïnitieerd.
* Het pleidooi voor meer inzet van moderne media zoals internet en mobiele telefonie moet worden vergezeld van goed georganiseerd effectonderzoek. Daar waar direct op gedrag gerichte interactie via het web plaatsvindt, zou in principe altijd aansluitend onderzoek naar de korte en lange termijn effecten moeten plaatsvinden. Tot op heden staat de ontwikkeling van gedragsgerichte interactie via internet nog in de kinderschoenen, alsmede het aanverwante onderzoek en de interpretaties daarvan. Het verdient aanbeveling te investeren in pilotprojecten voor diverse doelgroepen

* Het inmiddels zeer grote aanbod van gezondheidsinformatie op websites van uiteenlopende kwaliteit zou voor de gebruiker wat duidelijker te beoordelen moeten zijn. Enerzijds kan dat bereikt worden door het emanciperen en ondersteunen van de internetbezoeker, i.c. het leren de gebruiker om te gaan met het veelzijdige en lang niet altijd goed te controleren aanbod van informatie., anderzijds kan gedacht worden aan een soort consumentenkeurmerk voor informatieve gezondheidssites. Een blijvende investering in betrouwbare informatievoorziening via internet is een uitermate belangrijk onderdeel van gezondheidsbeleid.

Ten aanzien van doelgroepgerichte gezondheidsbevordering:
* Naast richtlijnen ten aanzien van met name op kinderen gerichte reclame die tot ongezond gedrag aanzetten, moeten ook richtlijnen worden ontwikkeld die voorkomen dat zich in schoolomgeving bedrijven kunnen vestigen die rookwaren, alcohol en vette voeding verkopen. Scholen zouden zelf ook moeten worden gesteund om te kiezen voor gezonde lunch- en tussendoorvoorzieningen, zonder verleid te hoeven worden door financieel interessante cateringcontracten die echter tevens zorgen voor ongezond consumptiegedrag bij de schoolgaande jongeren.
* De Raad spreekt zich uit voor het stimuleren van sport voor jongeren in buurt en school. De huidige infrastructuur van sportverenigingen is eveneens een goede invalshoek waarbij niet alleen het sporten zelf kan worden gestimuleerd, maar ook de verenigingen zelf kunnen worden gestimuleerd om te zorgen voor een gezonde (bijvoorbeeld alcohol- en rookvrije) omgeving van de sporter. Mogelijk kan hier met bijvoorbeeld een prijs voor de gezondste Vereniging van het jaar ook bredere aandacht voor worden gevraagd

* De in acht jaar opgebouwde ervaringen met pilots in gezondheidsbevordering op de Werkplek (GBW) bieden veel perspectieven voor daadwerkelijke gezondheidsverbetering bij werkenden. Het NIGZ wil die benadering vanaf 2003 breder implementeren, te beginnen in de sectoren met een bovengemiddeld ziekteverzuim.

* Gezondheidsbevordering dient volgens de Raad eveneens een taak te zijn van de curatieve zorg. In het verlengde daarvan vindt het NIGZ dat in de opleidingen voor artsen en andere medici zowel patiëntenvoorlichting als communicatie met patiënten zwaarwegende onderdelen zouden moeten zijn.
* Gezien de specifieke gezondheidsproblemen bij verschillende minderheidsgroepen is het zeer aan te bevelen de inmiddels opgebouwde lokale netwerken van voorlichters in te zetten die gespecialiseerd zijn in voorlichting in eigen taal en in het gebruik van specifieke culturele componenten in de voorlichtingsaanpak. Het verdient aanbeveling om ook hier op grotere schaal te gaan werken en diverse landelijke initiatieven binnen deze lokale settings verder door te zetten.
* Naast het afkeuren van negatieve financiële prikkels in de premies van zorgverzekeraars hoort volgens het NIGZ ook het belonen van gezond gedrag van verzekerden. In de autoverzekeringsbranche bestaat de bekende premiekorting bij schadevrij rijden al jaren, waarom zou een dergelijke clausule binnen de ziektekostenpremies niet kunnen bestaan. De premiekorting kan bijvoorbeeld worden ingesteld op basis van positieve resultaten van een jaarlijkse gezondheidstest bij de huisarts, en/of op grond van het niet (of zeer matig ) gebruiken van zorgvoorzieningen door de verzekerde.

Tenslotte is het NIGZ geen voorstander van een nationale commissie Aanpak Overgewicht en Obesitas. Op zichzelf is een kernachtig initiatief op één specifiek onderwerp te ondersteunen, maar wel moet dan de nadruk liggen op ontwikkeling en uitvoering van een gedragsgerichte en op lange termijn geschoeide aanpak. Hiervoor is de deelname van deskundige uitvoeringsorganisaties een noodzakelijke voorwaarde, evenals de aanname dat een dergelijk samenwerkingsverband gedurende meerdere jaren actief blijft. Er is geen behoefte aan een tijdelijke commissie die (inter)nationaal onderzoek en bestaande projecten evalueert en interpreteert en op grond daarvan adviezen rond algemene beleidsrichtlijnen uitbrengt.

Contactpersoon:

Hans Krosse, directeur NIGZ: 0348 â 437 619