Persbericht 02/179
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
11 december 2002
Nr. 02/179
Eerste Kamer akkoord met compensatie onvolledige AOW-opbouw van
vrouwen van grensarbeiders
De onvolledige AOW-opbouw van echtgenotes van mannen die tussen 1957
en 1985 in het buitenland hebben gewerkt, wordt opgeheven met
terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. Op dit moment ontvangen de
vrouwen nog een lager algemeen ouderdomspensioen omdat hun echtgenoten
in die periode buiten Nederland werkten of uit het buitenland een
uitkering ontvingen. Een groot deel van deze mannen was grensarbeider
in België of Duitsland. De vrouwen waren daardoor niet verzekerd voor
de Nederlandse sociale verzekeringen.
Dit staat in een wijzigingsvoorstel van de Algemene Ouderdomswet (AOW)
van demissionair staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, waarmee de Eerste Kamer heeft ingestemd. De regeling
kost 11 miljoen euro per jaar.
De wetswijziging heeft ook betrekking op de toeslag op het
AOW-pensioen van 65-plussers met een vrouw jonger dan 65 jaar die geen
of weinig eigen inkomen heeft.
Iedereen die in Nederland verblijft en jonger is dan 65 jaar, is
verzekerd voor de AOW en bouwt hiervoor rechten op. Mensen die in het
buitenland werken, zijn daar verzekerd en bouwen dus in dat land
pensioenrechten op. Voor ieder jaar dat een persoon niet in Nederland
woont of werkt, wordt twee procent op de AOW-uitkering gekort.
In 1957, het jaar waarin de AOW werd ingevoerd, waren vrouwen afhankelijk van de AOW-opbouw van hun man. Het ouderdomspensioen dat de echtgenoot in het buitenland opbouwde, was mede bestemd voor zijn vrouw. Vrouwen worden over die periode daarom gekort op hun AOW, ondanks dat zij toen in Nederland woonden. Vanaf begin jaren tachtig bouwen gehuwde mannen en vrouwen echter ieder een zelfstandig AOW-pensioen op. De huidige wetswijziging regelt dat de korting die mannen krijgen op hun AOW-opbouw over de periode van 1957 tot 1985, niet meer doorwerkt in het AOW-pensioen van hun echtgenotes.