Spoeddebat uitspraken Minister Nawijn
Bestuur en democratie
Thom de Graaf
Bijdrage van D66 aan het Spoeddebat over de uitspraken van Minister
Nawijn
10-12-2002 - Minister Nawijn is in alle opzichten aan het einde van
zijn latijn gekomen. Wie geen argumenten meer heeft in het politieke
debat, gaat zitten zeuren over de procedures. Dat is geen sterk
nummer, vooral niet als dat gezeur op hem zelf terugslaat.
U vindt dat het in de Tweede Kamer nooit gaat over wat de burgers
aangaat. Dat betekent dus dat de regering, inclusief uzelf, de
afgelopen maanden geen voorstellen aan de Kamer heeft gedaan die gaan
over wat de kiezers bezig houdt. Dat is zelfkritiek die de minister
siert, maar het heeft niets te maken met de Kamer. En als de minister
af en toe het gevoel heeft dat de politiek de afgelopen maanden een
operette is geworden, zou ik hem aanraden eerst eens grondig te
spreken met zijn eigen partij en zijn eigen fractie. Van die fractie
heb ik overigens nooit een concreet voorstel gehoord om de werkwijze
van de Kamer te veranderen, maar ook nooit steun gehoord voor
voorstellen die ik zelf heb gedaan.
Het is steeds hetzelfde armoedige liedje. Minister Nawijn doet eens
stoer en schrikt dan van zijn eigen uitspraken. De minister-president
ergert zich rot, maar heeft de moed niet om echt een einde te maken
aan die strapatsen. En dus krijgt de minister door de telefoon
gedicteerd hoe hij in de media zijn uitspraaken weer mot afzwakken en
gaat hij zich in de Kamer weer verontschuldigen. Dat is nou echt een
operette!
Ik zou willen dat de minister-president eens met gezag zou optreden.
Gewoon zeggen: Hilbrand, het gaat niet meer, je maakt jezelf en de
regering belachelijk, je moet aftreden. Dat gezag kan de
minister-president kennelijk niet opbrengen. En de minister kan het
niet opbrengen om zelf een einde te maken aan zijn kwijnend politiek
bestaan.
Een minister die zo fundamenteel zijn gebrek aan vertrouwen in de
parlementaire democratie uitspreekt, een minister die er schande van
spreekt dat volksvertegenwoordigers zijn betogen onderbreken om hem
een vraag te stellen, een minister die vindt dat het in de Tweede
Kamer allemaal niets voorstelt, één groot ritueel, die moet niet
klagen, die moet geen minister meer willen zijn. Niet 150 Kamerleden
worden gebruskeerd, maar de kiezers die zij vertegenwoordigen. Gewoon
opstappen, dus.
Als hij dat niet zelf doet, dan moet de Kamer daarvoor zorgen.