Preventie ongewenste zwangerschap
Reactie van staatssecretaris Ross op vragen over de ontwikkelingen in
de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland.
Preventie ongewenste zwangerschap 1. Preventie ongewenste zwangerschap
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
DBO-CB-U-2334182
Onderwerp Bijlage(n)
Uw
brief
Preventie ongewenste zwangerschap 202-209
Met deze brief zet ik u conform het verzoek van mevrouw Tonkens (GroenLinks) mijn reactie op de ontwikkelingen in de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland uiteen.
Het aantal abortussen, tienerzwangerschappen en SOA onder jongeren stijgt. Ik vind dit een
zorgwekkende ontwikkeling. In het recent uitgebrachte rapport van TNO `Jongeren,
seksualiteit, preventie en hulpverlening. Een verkenning van de situatie in 2002.' worden
deze ontwikkelingen overzichtelijk in kaart gebracht.
ZonMw heeft begin dit jaar opdracht gegeven aan TNO Preventie en Gezondheid om uit te
zoeken of de signalen op het gebied van seksualiteit bij jongeren zo ernstig genomen moeten
worden dat dit moet leiden tot een aanpassing van preventie en hulpverlening. Ik ben als
opdrachtgever van ZonMw uiteraard op de hoogte van dit onderzoek. Bij brief van 16 april
2002 (inzake eindrapportage overdracht voormalige Rutgers hulpverlening) bent u op de
hoogte gesteld van dit onderzoek.
Ik maak mij zorgen over de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland. Begin oktober
bracht ik daarom een werkbezoek aan Rotterdam, onder meer aan de Stichting Steady, een
informatie- en adviescentrum voor en door tienermoeders (de initiatiefneemster van deze
stichting mocht 18 november jl. uit handen van Staatssecretaris Phoa de Joke Smit Prijs
voor emancipatie ontvangen). Verder woonde ik een voorlichtingsbijeenkomst voor
Antilliaanse vrouwen bij en sprak ik met abortushulpverleners die dagelijks geconfronteerd
worden met jonge meiden die een abortus (hebben) ondergaan. Het bezoek heeft grote
indruk op mij gemaakt en sterkte mij in de overtuiging dat maatregelen hard nodig zijn.
Het rapport van TNO beschouw ik als een eerste stap. Begin december organiseer ik een
expertmeeting, waarvoor de TNO-inventarisatie de input levert. Het doel van de
expertmeeting is om met (ervarings)deskundigen te spreken over de ontwikkelingen in de
seksuele gezondheid van jongeren en consequenties daarvan te formuleren voor beleid,
preventie en hulpverlening. Mede op basis van de resultaten van de expertmeeting stel ik
een plan van aanpak op, dat ik u in februari 2003 zal toesturen.
Preventie van ongewenste zwangerschap en seksueel overdraagbare aandoeningen Belangrijke bevindingen in het rapport van TNO zijn de toename van het seksueel risicogedrag onder jongeren en het volgens de onderzoekers `opvallende gebrek aan basale kennis over het eigen lichaam'. Ik wil allereerst graag benadrukken dat ik het primair de taak van de ouders vind om hun kinderen adequaat voor te lichten over seksualiteit in de breedste zin van het woord. De overheid wil ouders hierbij uiteraard wel ondersteunen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
DBO-CB-U-2334182
Voorlichtingscampagnes hebben de laatste jaren een belangrijke rol gespeeld in de preventie
van ongewenste zwangerschap en SOA. Zo is er de landelijke Vrij Veilig Campagne, gericht
op de bevordering van het gebruik van condooms en zijn er landelijke projecten op
middelbare scholen (Lang Leve de Liefde en Safe Sex Files).
Op basis van het rapport rijst de vraag of de huidige voorlichting effectief genoeg is en
voldoende is toegesneden op de behoeften van de verschillende doelgroepen. De campagnes
richten zich meer op SOA en hiv en minder op anticonceptie, aldus de onderzoekers.
Daarnaast dient de vraag zich aan of niet op een eerder tijdstip moet worden begonnen met
het bespreekbaar maken van seksualiteit, gezien het feit dat jongeren steeds eerder seksueel
actief worden. Uit het onderzoek van TNO blijkt voorts dat jongeren van 16 à 17 jaar weinig
tot geen informatie krijgen die goed is toegesneden op hun leeftijd en ervaring. Kortom, TNO
pleit voor meer voorlichting gedurende een groter aantal jaren. De vraag op welke wijze
gedurende de schoolcarrière vorm gegeven kan worden aan seksuele voorlichting is dan ook
een van de centrale thema's tijdens de expertmeeting.
De campagnes zullen in ieder geval op mijn verzoek uitdrukkelijker dan tot nu toe het geval
was ingaan op de huidige negatieve ontwikkelingen.
Het project Lang Leve de Liefde is bewezen effectief en is op verzoek van VWS met succes
landelijk geïmplementeerd. Dat neemt niet weg dat veel scholen en gemeenten het pakket
nog niet structureel geïmplementeerd hebben. Hier is dus nog duidelijk winst te behalen.
Overigens vind ik het belangrijk om niet alleen naar voorlichting op school te kijken, maar
ook na te gaan welke alternatieve settings voorhanden zijn. Op verschillende tijden op
verschillende plekken moet aandacht voor dit onderwerp zijn.
Anonieme en laagdrempelige hulpverlening
Een ander belangrijk punt dat deskundigen naar voren brengen is het belang van
laagdrempelige en anonieme hulpverlening. Gezien de stijging van het aantal SOA zal de
anonieme curatieve SOA-bestrijding in 2003 worden herzien op basis van een advies van
het CVZ. Daarnaast vind ik zeker in het licht van de huidige ontwikkelingen de
beschikbaarheid en goede toegankelijkheid (met name voor de meest kwetsbare groepen)
van laagdrempelige, anonieme medische en seksuologische hulpverlening van groot belang.
In februari 2003 stuur ik u een plan van aanpak toe, waarin ik beschrijf welke
maatregelen binnen de thans beschikbare financiële kaders genomen zullen worden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp