Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
2 december 2002 SV/F&W/2002/94554
nr. 2020303820
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid De Ruiter 10 december 2002
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Ruiter (SP) over cyclische
werkloosheid.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2
Vraag 1
Wat is uw mening over het bericht " 's Winters kan schilder het uitzoeken"?
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat 4000 schilders en 3000 wegenbouwers werkloos
worden zonder recht op WW-uitkering?
Vraag 5
Deelt u de mening dat voor deze werknemers conform de bedoelingen van de wet recht op een
WW-uitkering zou moeten bestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 1, vraag 2 en vraag 5
In de praktijk komt het voor dat werknemers jaar in, jaar uit, voor (bijvoorbeeld) negen maanden
in dienst worden genomen bij dezelfde werkgever en de resterende drie maanden van het jaar een
werkloosheidsuitkering ontvangen. Door de regeling met betrekking tot cyclische werkloosheid
heeft deze werknemer geen recht meer op een werkloosheidsuitkering in een periode waarin hij
niet of minder werkt. Deze regeling is in 1994 door de toenmalige Sociale Verzekeringsraad (SVr)
in het leven geroepen om afwenteling van bedrijfsrisico's op de WW tegen te gaan. De regeling is
echter niet van toepassing indien de werknemer om klimatologische redenen een cyclisch
arbeidspatroon heeft (seizoenarbeid).
De voorwaarden voor de uitzondering op de regeling bij seizoenarbeid zijn in maart 2001
verduidelijkt en aangescherpt. Als gevolg hiervan valt bepaalde arbeid, die voorheen wel als
seizoenmatig werd aangeduid, niet meer onder het begrip seizoenarbeid. Het gaat hierbij onder
andere om schilders en werknemers in de grond-, water- en wegenbouwbedrijven. Het gevolg van
deze aanscherping is dat werknemers in deze sectoren bij terugkerende werkloosheid bij dezelfde
werkgever geen recht meer hebben op een werkloosheidsuitkering.
De aanscherping zal overigens voor de meeste schilders en bouwvakkers deze winter nog geen
effect hebben vanwege de overgangsregeling. Bij brief van 5 december 2002 heb ik de Tweede
Kamer (SV/F&W/ 2002/68324) geïnformeerd over mijn voornemens rond cyclische
werkloosheid en seizoenarbeid, waarnaar ik u verder kortheidshalve verwijs.
Vraag 3
Op welke manier meent u dat voor deze groep werknemers, waarvan de werkgever geen invloed
kan uitoefenen op de schommelingen in de vraag, werkloosheid in de winter kan worden
voorkomen?
Vraag 6
Wat is uw oordeel over het vertrek van steeds meer werknemers uit de schildersbranche en de
wegenbouwsector als gevolg van de cyclische werkloosheid? Welke maatregelen wilt u nemen
voor werkgevers uit het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) om te voorkomen dat deze werkgevers
steeds moeilijker aan goed gekwalificeerd personeel kunnen komen?
Antwoord op vraag 3 en vraag 6
---
Bij deze vraag sluit ik aan bij het antwoord dat ik reeds gegeven heb bij vraag 7 van de
kamervragen Verburg (nr. 2020303670, SV/F&W/2002/92854). Het is de primaire verant-
woordelijkheid van de sector maatregelen te treffen om werkzaamheden over het jaar te spreiden.
Voorzover een werkgever geen invloed kan uitoefenen op de schommelingen in de vraag, zal de
werkgever andere oplossingen moeten zoeken. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking
met andere bedrijven die personeelsdrukte kennen in andere perioden van het jaar of inschakeling
van bijvoorbeeld detacheringsbureaus om vervangend werk in de winter aan te kunnen bieden.
Vraag 4
Bent u het eens met de opvatting van FNV en CNV Bouw en Houtbonden dat deze
winterwerkloosheid niet verwijtbaar is?
Antwoord op vraag 4
Bij de regeling van cyclische werkloosheid gaat het niet om de verwijtbaarheid van werkloosheid,
maar om het wel of niet werkloos zijn.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de gang van zaken rond de overgangsregeling door het UWV dermate
onoverzichtelijk is aangepakt, dat voor de winter 2002-2003 de overgangsregeling niet moet
worden toegepast en dat de betreffende werknemers gewoon in aanmerking moeten komen voor
een WW-uitkering?
Antwoord op vraag 7
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 8 van de kamervragen Verburg (nr.
2020303670, SV/F&W/2002/92854).
Vraag 8
Bent u bereid deze vragen voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
te beantwoorden?
Antwoord op vraag 8
Ja