Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 20018 Telefoon (070) 333 44 44 2500 EA DEN HAAG Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk W&I/IBA/2002/95811
Onderwerp Datum
Aanbestedingsprocedure 10 december 2002
reïntegratietrajecten
Tijdens het Algemeen Overleg van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid op 4 december jongstleden is onder meer gesproken over de
aanbestedingsprocedure van reïntegratietrajecten door het UWV en mijn beleid ten aanzien
van de reïntegratiemarkt. Bij die gelegenheid heb ik u toegezegd nader te onderbouwen
waarom ik van mening ben dat de voorgestelde mate van resultaatfinanciering kansrijk is en
niet ten koste zal gaan van uitkeringsgerechtigden met een grotere afstand tot de
arbeidsmarkt.
De gang van zaken bij UWV is als volgt. Het UWV verdeelt op basis van ervaringen met
eerdere aanbestedingen de uitkeringsgerechtigden die in aanmerking komen voor
reïntegratie in twee groepen. Het overgrote deel van de cliënten die nieuw instroomt
(ongeveer 70%) heeft een relatief beperkte afstand tot de arbeidsmarkt. Voor deze cliënten
en de doelgroepen waartoe zij behoren is een meer gestandaardiseerde aanpak zeer goed
mogelijk. Het is met name voor deze categorie uitkeringsgerechtigden dat het UWV
resultaatafspraken maakt op basis van no cure no pay. Zoals ik hieronder nader zal
toelichten kan afroming worden voorkomen.
Voor de groep cliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (ongeveer 30%) wordt een
groot gedeelte van de kosten die reïntegratiebedrijven maken op basis van inspanning
vergoed. Hierdoor doet afroming zich ook voor deze groep nauwelijks voor.
Cliënten met een beperkte afstand tot de arbeidsmarkt
Het overgrote deel van de cliënten die bij het UWV een WW, WAO of WAZ -uitkering
ontvangt en die voor reïntegratie in aanmerking komt, heeft als kenmerk dat ze recente
werkervaring hebben. Deze cliënten bezitten veelal de kennis, opleiding en vaardigheden
om in loondienst dan wel als zelfstandige te kunnen werken. Een groot gedeelte van de
cliënten van het UWV heeft daarmee een relatief beperkte afstand tot de arbeidsmarkt.
Tussen de cliënten die tot deze groep behoren bestaan uiteraard verschillen. Omdat
reïntegratiebedrijven bij de op reïntegratie gerichte activiteiten rekening houden met deze
verschillen heeft het voor UWV steeds minder toegevoegde waarde om bij de aanbesteding
vergaand te differentiëren naar doelgroep.
Bij de differentiatie door reïntegratiebedrijven past dat de cliënt binnen randvoorwaarden
zelf een reïntegratiebedrijf kan kiezen.
2
Voor de cliënten met een beperkte afstand tot de arbeidsmarkt kunnen reïntegratiebedrijven
met een aanpak starten, waarin de nadruk vooral ligt op versterking van de motivatie en het
vergroten van de sollicitatievaardigheden. De huidige praktijk laat zien dat deze aanpak
goed werkt.
Als in een specifiek geval een reïntegratiebedrijf of de cliënt zelf van mening is dat er
andere redenen zijn waarom de cliënt voor dat reïntegratiebedrijf moeilijk bemiddelbaar is,
moeten het reïntegratiebedrijf en de cliënt het UWV hiervan zo snel mogelijk op de hoogte
stellen. Die cliënten worden door het UWV opnieuw beoordeeld en vervolgens wordt er een
meer gespecialiseerd reïntegratiebedrijf gevraagd actie te ondernemen. De financiering van
het reïntegratietraject dat uit deze actie voortkomt gebeurt niet op basis van no cure no pay.
Bedrijven die de meer gestandaardiseerde aanpak offreren lopen als gevolg van het
voorgaande beperkt financieel risico, omdat het UWV met hen een contract sluit waarin ook
wordt vastgelegd dat een beperkt aantal cliënten mag worden teruggemeld aan het UWV.
Dit onder voorwaarde dat het reïntegratiebedrijf kan onderbouwen dat ze niet succesvol
kunnen zijn met deze cliënt. Het UWV betaalt in dat geval voor de (beperkte) kosten die
reïntegratiebedrijven hebben gemaakt. De ervaring leert overigens dat het niet vaak
voorkomt dat de cliënt bij een verkeerde doelgroep is ingedeeld of bij een verkeerd
reïntegratiebedrijf terechtkomt.
Op basis van het voorgaande ben ik van mening dat volledige resultaatfinanciering voor de
meer gestandaardiseerde aanpak mogelijk is zonder dat dit gepaard gaat met afroming. Op
basis van de ervaringen met eerdere aanbestedingen is het immers voor zowel het UWV als
reïntegratiebedrijven goed mogelijk om in te schatten welke aanpak van reïntegratie in welk
geval effectief is en welke kosten daarvoor zullen moeten worden gemaakt.
Bij het voorgaande is nog van belang dat volledige resultaatfinanciering inhoudt dat het
reïntegratiebedrijf betaald wordt per duurzaam geplaatste cliënt. Ik zal UWV vragen om na
de eerste aanbesteding op basis van no cure no pay te rapporteren over de uitkomsten, zodat
ik kan beoordelen of er redenen zijn de ingezette koers bij te stellen.
Cliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
Cliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt volgen over het algemeen een meer
intensief traject om op de arbeidsmarkt geplaatst te worden. Een groot gedeelte van de
kosten die reïntegratiebedrijven maken om deze doelgroepen te plaatsen worden daarom op
basis van inspanning vergoed. Zij lopen hiermee geen financieel risico.
Bij deze doelgroep moet gedacht worden aan fase 4 WW-cliënten, jonggehandicapten en
cliënten met zware fysieke beperkingen. Het UWV zal veel aandacht besteden aan het
identificeren van deze cliënten, zodat de cliënten die meer training, scholing en begeleiding
nodig hebben ook direct bij die reïntegratiebedrijven worden gemeld die zich specialiseren
in het zorgvuldig begeleiden van deze groepen.
Door de gekozen financieringssystematiek voor uitkeringsgerechtigden met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt doet het gevaar van afroming zich bij deze groep nauwelijks
voor.
---
Geleidelijke invoering volledige resultaatfinanciering
Tot slot wil ik u erop wijzen dat de invoering van no cure no pay contracten de uitkomst is
van een al eerder ingezette beleidslijn om van inspanningsfinanciering over te schakelen op
resultaatsfinanciering. In 2002 is reeds begonnen met het afsluiten van no cure no pay
contracten. Het aantal contracten op basis van no cure no pay zal in 2003 geleidelijk verder
toenemen. Hierdoor kunnen reïntegratiebedrijven ervaring opdoen met deze methode van
aanbesteden. Ter voorkoming van liquiditeitsproblemen zal het UWV bovendien een deel
van de trajectkosten als voorschot verstrekken.
De geleidelijke invoering wordt als volgt vormgegeven.
Het ligt in de bedoeling bij de eerstvolgende aanbesteding op 1 juli 2003 (aanbesteding op 1
april 2003 lijkt niet meer haalbaar) circa 40% van de trajecten voor nieuw instromende
cliënten op jaarbasis aan te besteden. Voor ca. 60% van de cliënten geldt dat zij bij `oude
contracten' worden ondergebracht. In verband hiermee worden de contracten uit 2002
verlengd met respectievelijk 3, 6 of 9 maanden (afhankelijk van het moment waarop deze
groepen wel opnieuw worden aanbesteed). Dit gebeurt tegen de oude contractvoorwaarden
(no cure less pay). Deze aanpak leidt tot een mix van no cure no pay en no cure less pay
contracten, waarbij het aandeel no cure no pay gedurende het jaar 2003 geleidelijk
toeneemt.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
(mr. A.J. de Geus)