Persmededeling van CD&V 9 december 2002
De sociaal-economische toestand
"Geen voorspoed zonder moed"
1. Algemeen sociaal-economische toestand is niet goed door een gebrek aan
politieke moed.
a. Drie verloren jaren.
De nationale economie gaat binnenkort haar derde jaar in van zwakke groei na
2001 (0,8 pct.) en 2002 (0,7 pct.). Voor volgend jaar wordt immers een
BBP-toename voorzien van officieel 2 pct. maar wellicht van 1,5 pct., zeker als
men de verwachte zwakke prestaties van Duitsland en Nederland voor ogen houdt.
Toen hij reeds beter moest weten voorspelde de Eerste Minister tijdens de zomer
nog een groei van 3 pct. in 2003.
Natuurlijk volgen België en Vlaanderen daarmee de trend van de landen van de
eurozone, zij het tegen een trager tempo in 2001-2002. In de goede jaren
1999-2000 weet de huidige meerderheid de sterkere groei (3,2 pct. en 3,7 pct.)
aan de eigen prestaties. Als het met de economie minder goed gaat worden externe
oorzaken ingeroepen. De binnenlandse verbruiker in België blijft wantrouwig
ondanks het goede nieuws van de regering.
De trage economische groei laat zich in Vlaanderen ook voelen in de
werkloosheid. Het aantal niet-werkende werkzoekenden ligt in november 2002 met
16.700 eenheden hoger dan drie jaar geleden. De jeugdwerkloosheid ligt zelfs 18
pct. hoger dan één jaar geleden.
De faillissementen in 2001 en 2002 kosten aan bijna 50.000 mensen hun job. De
collectieve ontslagen treffen dit jaar reeds 10.000 mensen.
b. Er dient vastgesteld dat de huidige meerderheid kon rekenen op een
uitstekende startpositie bij haar aantreden, overgeleverd door de vorige
regering.
* De competitiviteit van ons bedrijfsleven is de jongste twee jaar aangetast,
volgens de meest recente gegevens van het Instituut voor Nationale
Rekeningen. In tegenstelling tot de jaren 1996-2000.
* De vermindering van sociale lasten is even groot onder deze regering als
onder de vorige. Feitelijk voert men alleen het in 1998 besliste programma
door. De timing was evenwel verkeerd. Men versnelde in hoogconjunctuur en
vertraagde in de laagconjunctuur.
* De flexibiliteit op de arbeidsmarkt werd in 1999 ingevoerd door de
mogelijkheid van opeenvolgende contracten van beperkte duur, de nieuwe
kansen voor interim -arbeid en de bevordering van de deeltijdse arbeid.
Daar vinden we ook een groot deel van de nieuwe banen die later werden
geschapen.
De stijging van de werkgelegenheid startte trouwens eind 1994 en werd pas
onderbroken in 2002 (- 0,1 pct.), waardoor trouwens de werkgelegenheidsgraad
afnam. In totaal steeg de binnenlandse werkgelegenheid tussen 1999 en 2002 met
3,3 pct. terwijl de economie met 5,2 pct. aangroeide m.a.w. de
arbeidsintensiteit van de economische groei was niet goed. Moeilijke maatregelen
werden systematisch vermeden.
c. Dezelfde slappe houding vinden wij ook terug in het budgettaire beleid.
* In de jaren 2000-2003 van de legislatuur zou er, rekening houdend met de
conjunctuur en met eenmalige maatregelen, een verbetering zijn van het
tekort met amper 0,3 pct. (dus op 3 jaar), dat is tienmaal minder dan de
gemiddelde structurele verbetering in de jaren van regeringen Dehaene.
* De openbare schuld bedraagt in 2002 106,1 pct. van het BBP en 102,8 pct.
volgend jaar m.a.w. boven het vooropgestelde doel lager dan 100 pct. te
landen (97,7 pct.).
De meerderheid kon na de vette jaren 1999-2000 de begrotingsdoelstellingen
van haar eigen stabiliteitsprogramma niet halen in 2002 en 2003.
Voor volgend jaar zag ze er zelfs van af om een overschot van 0,5 pct. te
bereiken zogezegd omdat de economische toestand het niet toeliet, maar de
regering voorzag zelf een BBP-groei van 2,1 pct., wat niet zo ver is van de
trendmatige groei.
De waarheid is dat de meerderheid een budgettaire inspanning niet aandurfde
in het vooruitzicht van de verkiezingen. Zij had teveel fiscale en sociale
beloftes gedaan die onverenigbaar waren met een voldoende vermindering van
de openbare schuld, zeker in het licht van de komende kosten van een
veroudering van de bevolking.
Het nieuwe stabiliteitsprogramma voorziet in een nieuwe verlaging van de
begrotingsdoelstellingen voor 2004 en 2005 (van 0,7 naar 0,5 pct. van het
BBP).
* De verbetering van het faciaal tekort (0,7 pct. van het BBP) tussen 1999 en
2003 was vooral te danken aan de vermindering van de rentelasten (- 1,4
pct.) terwijl het primair overschot (dus exclusief de rentelasten)
verslechterde (- 0,9 pct.). Op zijn beurt zijn deze gedaalde rente-uitgaven
in belangrijke mate te danken aan de daling van de (impliciete) rente op de
schuld (van 6,1 pct. in 1999 naar 5,5 pct. in 2003), waar de regering geen
verdienste aan heeft.
* De fiscale en parafiscale druk daalde niet tussen 1999-2002. Dat is
eveneens het geval voor de druk op de inkomens uit arbeid
(personenbelasting en sociale bijdragen). Een afname zal zich pas voordoen
in het verkiezingsjaar 2003. Tegelijk echter wil de regering de
bruto-inkomens matigen, wat dus de koopkracht veel trager zal doen stijgen
dan de economie als een geheel.
2. De economie en de arbeidsmarkt werden onvoldoende voorbereid op de toekomst.
a. Waar is de actieve welvaartsstaat ? Wie spreekt er nog over ?
De 'actieve welvaartsstaat' is niet alleen een eenzijdig concept (niet aangepast aan een 'overstresste' samenleving) maar is bovendien een flop door de stijging van de werkloosheid in het algemeen en inzonderheid door de blijvende toename van het globale aantal bruggepensioneerden en oudere werklozen.
De regering heeft op geen enkel ogenblik een poging ondernomen om de doelstellingen van de EU-Top van Barcelona te halen m.n. een verhoging van de feitelijke leeftijd van vervroegde uittreding met vijf jaar tegen 2010.
De vorige regering maakte hier meer werk van door het verhogen van de leeftijd
van het brugpensioen en de hervorming van de pensioenen in de private sector. De
geactualiseerde cijfers over werkgelegenheid tonen de sterke vooruitgang aan
tijdens de vorige legislatuur zodat ons land een werkgelegenheidsgraad heeft
haast gelijk aan het gemiddelde van de eurozone.
De regering nam wel maatregelen om de zgn. werkloosheidsval te verminderen
(d.w.z. de afstand tussen de uitkering en het minimum netto loon) maar intussen
maakte de RVA bekend dat er nog nauwelijks controles op de werkwilligheid worden
uitgevoerd, wat wellicht een effectiever en goedkoper wijze van activering.
b. De ingezakte concurrentiekracht.
De competitiviteit van bedrijven wordt niet alleen gehinderd door de
ontwikkeling van de arbeidskosten de jongste twee jaar maar evenzeer door het
uitblijven van een tweede ronde van vermindering van sociale lasten en door een
verhoging (volgens 53 pct. van de KMO'ers) i.p.v. de beloofde verlaging (met 25
pct.) van de administratieve lasten.
De pluspunten van de regering op deze laatste twee domeinen komen op rekening
van de sociale partners (cfr. akkoord over de vereenvoudiging van de
banenplannen) of van de vorige regering (cfr. de elektronische aangifte van
RSZ-gegevens).
De wet inzake het concurrentievermogen moet worden toegepast ; de regering moet
dus haar verantwoordelijkheid opnemen.
De hervorming van de vennootschapsbelasting is uiteindelijk positief uitgedraaid
voor de meeste KMO, met uitzondering van een aantal Vlaamse ondernemingen (door
de niet-aftrekbaarheid van gewestbelastingen en de retroactieve belasting van
liquidatieboni). De vraag is of die hervorming duurzaam is vermits ze
gefinancierd is door eenmalige maatregelen o.m. inzake afschrijvingen waardoor
er na 2007 een budgettaire kost ontstaat van ongeveer 0,3 pct. van het BBP. De
effectieve aanslagvoet op de bedrijfswinsten in de verwerkende nijverheid was
voor de hervorming in België reeds beduidend lager dan in de drie ons omringende
landen.
Vlaanderen is ook een regio geworden met een spectaculaire daling van het aantal
starters wat een zeer negatieve indicatie is van het ondernemersklimaat. We
scoren nauwelijks beter dan Japan die reeds tien jaar economische stagnatie kent
! Het VBO sprak in mei over 'toenemend interventionisme' en dirigisme ("pesten
van werkgevers").
De malaise bij landbouw (onevenwicht tussen ecologie en economie) en vrije
beroepen (geneesheren, apothekers, advocaten, kinesisten, e.a.) is om
uiteenlopende reden zeer groot en zal wegen op de werkgelegenheid in die
sectoren.
De globale competitiviteit van onze bedrijven daalde opnieuw vorig jaar waardoor
we zakten van de 19de naar de 25ste plaats in de rangschikking van het World
Economic Forum. Zodat we nu op twee jaar tijd 9 plaatsen achteruit gaan.
Op de VBO-Lissbonindex, die een indicatie wil geven waarin de Europese landen de
Lissabon-doelstellingen halen en die is opgesteld aan de hand van 42 indicatoren
haalt ons land slechts 38 pct.
c. Geen begrotingsmarges voor de volgende regering.
De budgettaire marges zijn voor de volgende jaren opgebruikt volgens een recente
studie van de diensten van het Planbureau. In 2007 zou men maar een overschot
bereiken van 0,4 pct. terwijl reeds in 2005 0,5 pct. is voorzien volgens het
nieuwe stabiliteitsprogramma. Na 2007 beveelt de Hoge Raad voor Financiën 1,5
pct overschot aan.
Dit alles volgens het Planbureau bij een groei van het BBP van 2,5 pct. (in de
jaren 2001-2003 gemiddeld 1,0 pct.), een toename van alle overheidsuitgaven van
2 pct. (de jongste jaren hoger dan 2 pct.), de RIZIV-uitgaven tegen een tempo
van 3,7 pct. (gemiddelde van 1992-2002 maar deze legislatuur + 4,2 pct.) en
zonder rekening te houden met het opslorpen van de NMBS-schuld die inmiddels
verdubbeld is sedert 1999 en binnen enkele jaren 10 miljard euro zal bedragen.
Er werd wel rekening gehouden met de uitvoering van de hervorming van de
personenbelasting, voornamelijk het wegwerken van de fiscale discriminaties
t.a.v. het huwelijk waar CD&V vragende partij naar is.
Het terugdringen van de openbare schuld is één van de belangrijke criteria geworden voor de E.U.-Commissie bij de beoordeling van de begrotingstoestand.
d. Een non-policy voor het omkaderend beleid. We lopen vast.
De energievoorziening en de prijs ervoor staan onder druk door de lichtzinnige
beslissing de opwekking van elektriciteit door kernenergie te staken na 2015
zonder in een vervangend programma te voorzien. Zelfs al zou men deze beslissing
omkeren vraagt men zich af welk houvast dit geeft voor de sector in haar
langetermijnplanning.
Intussen blijven de prijzen voor elektriciteit voor de bedrijven hoger dan in de
buurlanden.
Het mobiliteitsprobleem en dus het fileprobleem werd niet aangepakt.
Integendeel, het openbaar vervoer krijgt minder extra geld dan in de periode
Dehaene.
De dramatische onderfinanciering van de NMBS wordt nu ook door de huidige
afgevaardigde bestuurder bevestigd. Er is niets gebeurd gedurende drie jaar rond
het gewestelijke expressnet rond Brussel, levensnoodzakelijk om het file
probleem te verminderen.
Vlaanderen blijft een achterstand opbouwen inzake onderzoek en ontwikkeling.
Opnieuw wordt hier minder geld extra uitgegeven dan onder de vorige Vlaamse
regering. De toename van de Vlaamse middelen is 65 miljoen euro (2.6 miljard)
terwijl ongeveer 100 miljoen euro (4 miljard) nodig is om te voldoen aan de
normen van de EU-Top te Barcelona.
Inzake de uitstoot van broeikassen engageerde België zich in het kader van de
Kyoto-akkoorden om deze tegen 2010 met 7,5 pct. tegen 1990 te verminderen. Bij
ongewijzigd beleid zal de equivalente CO2-emissie in 2010 23 pct. hoger liggen
dan in 1990. De reële inspanning van ons land zal dus een reductie van bijna 25
pct. zijn.
Vandaag weten de Vlaamse bedrijven nog altijd niet hoe die daling tussen de
gewesten zal verdeeld worden en dus of hun inspanningen toereikend zullen zijn
om aan de voor Vlaanderen nog onbekende Kyoto-norm te voldoen.