Gemeente Almere
Almere en Amsterdam verstevigen samenwerking
Op 19 november 2002 hebben de colleges van Almere en Amsterdam tijdens
hun collegeoverleg besloten concrete afspraken te maken over de
toekomstige samenwerking.
De door het Rijk gewenst verstedelijkingsopgave in de Noordvleugel en
de daaruit voortvloeiende vervlechting van de ontwikkelingen in beide
steden maakt meer samenwerking noodzakelijk. De taakstelling aan
Almere om door te groeien naar een stad van ca. 400.000 inwoners,
heeft het College van Almere ertoe gebracht het college van Amsterdam
te vragen bestuurlijk betrokken te zijn bij het proces dat moet leiden
tot concrete afspraken met het Rijk hierover. Het college van
Amsterdam heeft hier positief op gereageerd en heeft aangegeven
bestuurlijk partner te willen zijn in dit proces. De eerste
bestuurlijke producten waarin deze bestuurlijke betrokkenheid zal
blijken zijn het startconvenant dat momenteel wordt voorbereid tussen
het Rijk, de gemeente Almere en de provincie Flevoland en een
Integraal Ontwikkelingsplan voor Almere. In het startconvenant wordt
geregeld op welke wijze het Rijk, de provincie Flevoland, Almere en nu
ook Amsterdam gaan samenwerken aan de toekomstige ontwikkeling van
Almere in de periode 2002-2030. Na dit startconvenant zal het
Integraal Ontwikkelingsplan worden opgesteld, dat daarna wordt
bekrachtigd middels een Bestuursakkoord.
De wethouders Arie Willem Bijl (Almere) en Duco Stadig (Amsterdam)
nemen het initiatief om de bestuurlijke samenwerking op te tuigen. De
resterende ROA-gelden, voor zover bestemd voor het gebied tussen
Almere en Amsterdam, worden hiervoor aangewend.
De colleges van B&W van Amsterdam en Almere komen jaarlijks bijeen.
Dit keer was het rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ordening het
onderwerp van gesprek. Beide steden hebben in deze nota aanzienlijke
taakstellingen toebedeeld gekregen die versteviging van de regionale
samenwerking noodzakelijk maakt.
Daarnaast is op veel terreinen sprake van vraagstukken die een
nadrukkelijke samenwerking noodzakelijk maakt, zoals het groeiende
mobiliteitsprobleem, de verstedelijkingsopgave in de Noordvleugel, de
Zuiderzeelijn, de ontwikkelingen in- en rondom het IJmeer en het
regionale grondbeleid. Om de (toekomstige) knelpunten op deze
terreinen het hoofd te bieden zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt
om op korte termijn een structureel georganiseerde samenwerking te
realiseren.
Eind maart 2003 vindt een volgende ontmoeting plaats, daarin staan
economische- en sociale onderwerpen centraal.