Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Persberichten

Inenting tegen mazelen blijft epidemieën voorkómen

3 december 2002

Kinderen die niet zijn ingeënt tegen mazelen hebben een tot 500 keer zo grote kans op het krijgen van mazelen dan wel ingeënte kinderen. Dit risico wordt veel kleiner naarmate meer kinderen in de omgeving zijn ingeënt. Onderzoek toont aan dat het Rijksvaccinatieprogramma immuniteit verschaft die ruim voldoende is om epidemieën in de gevaccineerde bevolking te voorkómen. Dat staat in het proefschrift waarop Susan van den Hof van het RIVM op vrijdag 6 december promoveert aan de Universiteit Utrecht.

Doordat de meeste kinderen gevaccineerd worden tegen bof, mazelen en rodehond, komen deze ziekten nauwelijks nog voor in Nederland. In 1999-2000 vond echter een mazelenepidemie plaats binnen streng gereformeerde gemeenschappen die zich niet laten vaccineren. Van de bijna 3300 gemelde mazelenpatiënten was 94% niet gevaccineerd. Tijdens deze epidemie overleden 3 kinderen en werden ruim 150 kinderen opgenomen in het ziekenhuis. Dit laat zien dat zelfs in een welvarend land als Nederland, mazelen nog steeds een ernstig verloop kan hebben met ziekenhuisopname en de dood tot gevolg.

Door de goede immuniteit in de overige - wel gevaccineerde - bevolking, kon de epidemie zich niet verspreiden naar de rest van Nederland. Wel werd sporadisch mazelen gezien bij gevaccineerde kinderen die in de nabijheid van groepen ongevaccineerde mensen wonen. Onderzoek tijdens deze mazelenepidemie liet zien dat niet-gevaccineerde kinderen gemiddeld een ongeveer 200 keer zo grote kans hebben om mazelen te krijgen dan kinderen uit dezelfde gemeente die wel zijn gevaccineerd. Echter, de kans op ziekte bij gevaccineerde kinderen loopt snel op tot 500 keer wanneer meer dan 10% van de kinderen in de gemeente niet is gevaccineerd. Andersom neemt het risico af tot 72 keer als minder dan 5% van de kinderen in de gemeente niet gevaccineerd is. Totdat ziekten als bof, mazelen en rodehond wereldwijd zijn uitgeroeid, kan een terugkeer van deze ziekten en hun complicaties alleen worden voorkómen wanneer zoveel mogelijk kinderen gevaccineerd worden.

Van bijna 10.000 Nederlanders tussen 0 en 80 jaar werden antistoffen in het bloed gemeten. Dit bevestigde de goede immuniteit van gevaccineerde kinderen tegen mazelen, maar ook tegen bof en rodehond. Van de volwassenen, die nooit gevaccineerd zijn, heeft 96% beschermende antistoffen tegen bof, 99% tegen mazelen en 97% tegen rodehond. Na vaccinatie heeft 93% van de kinderen beschermende antistoffen tegen bof, en 98% tegen mazelen en rodehond. Van den Hof concludeert dat, al liggen de antistofniveaus na vaccinatie iets lager dan na het doormaken van de ziekte, het Rijksvaccinatieprogramma immuniteit verschaft die ruimschoots voldoende is om epidemieën in de gevaccineerde bevolking te voorkómen.

Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, T:030-2749111, F:030-2742971