Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 27 november 2002 SV/F&W/2002/92854 nr. 2020303670
Onderwerp Datum Kamervragen van het lid Verburg 5 december 2002

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Verburg (CDA) over cyclische werkloosheid.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)



Vraag 1
Kent u de aangescherpte beoordeling, op grond van het LISV-besluit in 2001, die wordt ge- hanteerd door het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV) bij WW-aanvragen als gevolg van cyclische werkloosheid?
Antwoord op vraag 1
Ja. De regeling voor cyclische werkloosheid is sinds 1 januari 2002 opgenomen in een ministeriële regeling. Bij brief van 5 december 2002 heb ik de Tweede Kamer (SV/F&W/ 2002/68324) geïnformeerd over mijn voornemens rond cyclische werkloosheid en seizoen- arbeid, waarnaar ik u kortheidshalve verwijs.
Vraag 2
Is het u bekend dat deze aanscherping door de verantwoordelijke functionarissen van zowel het landelijk als de regionale UWV verschillend wordt uitgelegd en daardoor tot grote verwarring en onzekerheid leidt bij werknemers en werkgevers? Vraag 3
Hoe gaat u aan deze verwarrende uitvoering een einde maken? Antwoord op vraag 2 en vraag 3
Over de grens tussen seizoenmatige en niet-seizoenmatige arbeid bleek in de praktijk enige onduidelijkheid te bestaan. Daarom heeft het UWV in de uitvoeringsrichtlijn interpretatie seizoenmatige arbeid nogmaals uiteengezet hoe het begrip seizoenmatige arbeid sinds 2001 wordt uitgelegd. Deze uitvoeringsrichtlijn is in mei 2002 door het UWV gepubliceerd. Daarnaast heeft het UWV in juli 2002 een werkinstructie cyclische arbeidspatronen opgesteld, waardoor verantwoordelijke functionarissen de regeling niet meer verschillend kunnen uitleggen.
Vraag 4
Kunt u in dit kader ingaan op de interpretatie en beoordeling van de termen `klimatologische gebondenheid' en `gesloten'?
Antwoord op vraag 4
Seizoenmatige arbeid is in de context van cyclische arbeidspatronen arbeid die naar zijn aard op klimatologische gronden seizoensgebonden of hieraan direct gerelateerd is en daardoor slechts gedurende één of meer jaarlijks terugkerende periodes beschikbaar is of verricht kan worden alsmede arbeid in bedrijven die één of meer perioden van het jaar volledig worden gesloten of afgebroken en waarbij er een rechtstreeks verband bestaat tussen de sluiting of afbraak en de klimatologische omstandigheden. I. Naar zijn aard op klimatologische gronden seizoensgebondenheid Het gaat hierbij om specifieke werkzaamheden die uitsluitend kunnen plaatsvinden vanwege (gunstige) klimatologische omstandigheden. Het gaat bij seizoenmatige arbeid om de aard van het werk en niet om de aard van het bedrijf. Het begrip `naar zijn aard' maakt een duidelijke afbakening tussen cyclisch werk als gevolg van klimatologische omstandigheden en cyclisch werk als gevolg van bedrijfseconomische keuzes van een werkgever. Als om bedrijfsecono- mische of organisatorische motieven het werk geconcentreerd is in bepaalde jaarlijkse perioden, is er geen sprake van seizoenmatige arbeid. Schilderwerk is niet op



SV/F&W/2002/92854

klimatologische gronden seizoensgebonden, maar schildersbedrijven hebben te maken met een verlaagde opdrachtenstroom in de winter.
II. Aan het klimaat gerelateerde volledige sluiting of afbraak van een bedrijf Een (beperkte) uitzondering op de regel, dat de aard van de arbeid seizoensgebonden moet zijn, is gemaakt voor arbeid die wordt verricht in een bedrijf dat om klimatologische gronden wordt gesloten of afgebroken.
Het gaat hierbij om volledige sluiting of afbraak en er moet een rechtstreeks verband tussen de sluiting of afbraak en de klimatologische omstandigheden zijn. Er is geen sprake van seizoenmatige arbeid als de sluiting het gevolg is van een verminderde vraag. Weliswaar kunnen klimatologische omstandigheden hierbij een rol spelen, maar de bedrijfseconomische motieven geven dan de doorslag voor de sluiting.
Alleen van bedrijven die om klimatologische redenen volledig sluiten, worden de werkzaam- heden als seizoenmatige arbeid beschouwd. Wanneer slechts bepaalde onderdelen of units worden gesloten of wanneer gedurende deze periode andere (ad hoc) activiteiten worden uitgevoerd, is er geen volledige sluiting en dus geen sprake van seizoenmatige arbeid. Vraag 5
Hoe beoordeelt u het gegeven dat werknemers die eerst passende arbeid krijgen aangeboden door hun oude werkgever, moeten kiezen uit twee kwaden, aangezien bij acceptatie hun uitkering wordt teruggevorderd en bij weigering een sanctie wordt opgelegd op grond van de Wet Boeten en Maatregelen?
Antwoord op vraag 5
In de praktijk komt het voor dat werknemers jaar in, jaar uit, voor (bijvoorbeeld) negen maanden in dienst worden genomen bij dezelfde werkgever en de resterende drie maanden van het jaar een werkloosheidsuitkering ontvangen. Door de regeling met betrekking tot cyclische werkloosheid1 heeft deze werknemer geen recht meer op toekenning van een werkloosheidsuitkering in een periode waarin hij niet of minder werkt. Bij schilders en werknemers in de grond-, water- en wegenbouw is de praktijk over het algemeen ook dat deze werknemers weten dat zij na de winterperiode weer bij hun oude werkgever aan de slag kunnen. Door het UWV zal hen daarom al bij voorbaat op grond van de aangescherpte regeling geen werkloosheidsuitkering worden toegekend. Ook bij twijfel wordt aan een werknemer geen uitkering toegekend en zal bovenstaande situatie dus niet voorkomen. (Mocht een werknemer alsnog niet terugkeren bij zijn oude werkgever, dan kan hij met terugwerkende kracht WW ontvangen over de tussenliggende periode) In het enkele geval dat een werknemer een werkloosheidsuitkering heeft ontvangen en daarna toch bij zijn oude werkgever aan de slag kan, dan heeft hij geen recht gehad op deze uitkering (evenals zijn collega die wel van te voren wist dat hij terug kon keren en geen werkloosheids- uitkering heeft ontvangen) en zal deze achteraf worden teruggevorderd. Daarnaast geldt bij elk werkloosheidsrecht dat de werknemer dient te voorkomen dat hij werkloos is of blijft, doordat hij nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt (artikel 24, eerste lid). Bij weigering van passende arbeid zal hem op grond van artikel 27 WW, tweede lid, de uitkering geheel of gedeeltelijk geweigerd worden. Het UWV beoordeelt of de aangeboden arbeid passend is. Vraag 6


1 Cyclische werkloosheid, ook wel terugkerende werkloosheid genoemd, ontstaat als een werknemer steeds bij dezelfde werkgever werkzaam is in een wisselend arbeidspatroon met een vaste cyclus.



SV/F&W/2002/92854

Bent u op de hoogte van initiatieven in onder meer de schildersbranche en de grond-, water- en wegenbouw, om via onder meer een betere spreiding van de aanbesteding door opdracht- gevers ­ waaronder veel (semi)overheden ­ cyclische werkloosheid te beperken? Antwoord op vraag 6
Ja
Vraag 7
Hoe wilt u deze initiatieven stimuleren?
Antwoord op vraag 7
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de sector maatregelen te treffen om werkzaam- heden over het jaar te spreiden. Ik heb veel waardering voor de activiteiten die de schilders- bedrijfstak en de grond-, water- en wegenbouwsector reeds hebben ontwikkeld om werkloos- heid in de wintermaanden terug te dringen. Ik erken dat deze sectoren al veel hebben gedaan op dit vlak, maar wellicht dat nog meer bereikt kan worden, bijvoorbeeld door een andere spreiding van de arbeidstijd of door meer maatregelen te treffen in de sfeer van de prijsstel- ling. Daarnaast zal ook de overheid in haar rol als opdrachtgever alert moeten blijven op de mogelijkheden van spreiding van aanbestedingen. Ik zal hiervoor ook aandacht vragen bij mijn collega's, de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Binnenlandse Zaken. Vraag 8
Bent u bereid de inspanningen van de bedrijfstakken c.q. sectoren, om het beroep op de sociale zekerheid als gevolg van cyclische werkloosheid te minimaliseren, te bevorderen door een overgangstermijn van drie tot vijf jaar toe te staan? Antwoord op vraag 8
De aanscherping van de regeling voor cyclische arbeidspatronen dateert van maart 2001. In de overgangsregeling is geregeld dat werknemers die eerder in een cyclus gewerkt hebben, vóór aanvang van de cyclus van de nieuwe interpretatie en de gevolgen die dit voor het eventuele recht op WW kan hebben, op de hoogte dienen te zijn. Waar dit niet het geval is en de cyclus reeds is aangevangen, zal toepassing van het nieuwe besluit pas kunnen plaatsvinden bij de eerstvolgende cyclus. Het UWV heeft met aankondigingsbrieven werknemers in de schildersbedrijfstak en de grond-, water- en wegenbouwsector rond april 2002 op de hoogte gesteld van de aangescherpte regeling. Dit betekent over het algemeen dat deze werknemers pas in de winter van 2003 voor het eerst met dit beleid worden geconfronteerd. Deze overgangsregeling geeft naar mijn mening werkgevers en werknemers voldoende gelegenheid om naar andere oplossingen te zoeken. Daarnaast brengt de systematiek van de WW mee dat eerder toegekende rechten die niet volledig zijn gebruikt, kunnen herleven wanneer werknemers werkloos zijn, maar geen nieuw recht op de WW kunnen doen gelden. Als in een cyclische periode van niet of minder werken dus geen recht op WW bestaat, zou een ouder, eerder toegekend recht dat niet volledig is gebruikt kunnen herleven, uiteraard voor zover de werknemer aan alle overige voorwaarden voor het recht op WW voldoet. Dit kan er toe leiden dat een werknemer nog jaren WW kan ontvangen. Ook dit maakt verlenging van de overgangstermijn niet nodig. Vraag 9
Wilt u deze vragen voor de behandeling van de begroting SZW beantwoorden, zodat er voor het invallen van de winter duidelijkheid kan zijn?



SV/F&W/2002/92854

Antwoord op vraag 9
Ja