Den Haag, 6 december 2002
Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport
1.
Hebt u kennis genomen van de brief van de Nederlandse Vereniging voor
Obstetrie en Gynaecologie d.d. 23 november jl., waarin alarm wordt geslagen
over de gevolgen van besluitloosheid van uw ministerie over de prenatale
screening voor zwangeren en zorgverleners?
2.
Klopt het bericht dat door het uitblijven van een standpunt over de
prenatale screening er sprake is van grote onduidelijkheid en ongelijkheid
bij zwangeren en dat dit zich uit in ongelijke toegankelijkheid,
onduidelijke en niet-uniforme voorlichting, kwalitatief niet-controleerbare
uitvoering, wisselende houding van zorgverzekeraars en commerciële
initiatieven? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
3.
Klopt het dat in een aantal gebieden de prenatale screening laagdrempelig
wordt aangeboden en in andere gebieden vrijwel geen toegang tot prenatale
screening is? Zo ja, wat is de reden hiervan? Vindt u deze situatie
acceptabel? Wat gaat u hieraan doen?
4.
Klopt het dat sinds januari 2002 WBO-vergunningaanvragen voor prenatale
screening zijn ingediend die nog steeds niet door het ministerie zijn
beantwoord? Hoe kan dit, gezien de termijn van zes weken waarbinnen een
besluit genomen dient te worden? Wat zijn de juridische consequenties van
het niet nemen van een beslissing binnen de gestelde termijn?
5.
Wat is uw standpunt over het aanbieden van prenatale screening aan iedereen
in Arnhem? Wat gaat u doen wanneer overal in het land tot het aanbieden van
prenatale screening aan zwangere vrouwen wordt overgegaan?
---