PERSBERICHT VAN DE ECB
HERBEOORDELING VAN DE KWANTITATIEVE REFERENTIEWAARDE VOOR DE GELDGROEI
5 december 2002
Herbeoordeling van de referentiewaarde
In zijn vergadering van 5 december 2002 heeft de Raad van Bestuur
van de ECB de referentiewaarde voor de geldgroei herbeoordeeld. De
Raad heeft besloten de bestaande waarde, namelijk een jaarlijkse
groei van 4½% voor het ruime aggregaat M3, te herbevestigen.
Deze beslissing is genomen op grond van het feit dat de huidige
gegevens ondersteuning blijven geven aan de aannames die ten
grondslag lagen aan de eerste afleiding van de referentiewaarde in
december 1998, namelijk die voor een trendmatige potentiële groei
van 2%-2½% en een trendmatige vertraging in de
inkomensomloopsnelheid van M3 in het eurogebied van ½%-1% op
jaarbasis.
Ten aanzien van de aanname voor de trendmatige potentiële groei, is
de Raad van Bestuur van mening dat er geen bewijs voorhanden is dat
structurele veranderingen hebben plaatsgevonden in het eurogebied
die een bijstelling van deze aan de referentiewaarde ten grondslag
liggende aanname zouden wettigen. De verwezenlijking van hogere
potentiële groei in het eurogebied, die dringend nodig is, blijft
afhankelijk van verdere vooruitgang met structurele hervormingen,
met name in de arbeids- en goederenmarkten. Tegen deze achtergrond
zal de Raad van Bestuur de gegevens met betrekking tot de
ontwikkelingen in de productiviteitsgroei in het eurogebied blijven
volgen, en zal het monetaire beleid van de ECB waar toepasselijk
dergelijke gegevens in aanmerking nemen.
Wat betreft de aanname voor de trend in de inkomensomloopsnelheid
van M3, bevestigen de beschikbare gegevens dat deze gegrond blijft.
De Raad van Bestuur zal de referentiewaarde aan een volgende
herbeoordeling onderwerpen in december 2003.
Achtergrond: de monetaire-beleidsstrategie van de ECB en de referentiewaarde
De Raad van Bestuur wil hierbij de volgende kenmerken van de
referentiewaarde en haar rol in de monetaire-beleidsstrategie van
de ECB in herinnering roepen:
1. In het kader van haar eerste pijler kent de
monetaire-beleidsstrategie van de Raad van Bestuur een
vooraanstaande rol toe aan de geldhoeveelheid om tot uitdrukking te
brengen dat de oorzaken van inflatie op de middellange tot langere
termijn in essentie monetair van aard zijn. De nauwe relatie tussen
de geldhoeveelheid en de prijzen op de middellange termijn, een van
de fundamentele beginselen in economische theorie, geeft aan dat de
analyse van langdurige trends in de geldhoeveelheid van cruciaal
belang is voor een op handhaving van prijsstabiliteit gerichte
centrale bank. Gebruik van de informatie die wordt verschaft door
monetaire en kredietaggregaten helpt een centrale bank verder te
kijken dan de vergankelijke invloed van verschillende schokken en
vast te houden aan haar middellange-termijnoriëntatie ten aanzien
van het monetaire beleid. Dit sluit aan bij de door de Raad van
Bestuur opgedane ervaring dat sinds het begin van de derde fase van
de Economische en Monetaire Unie de analyse van monetaire
ontwikkelingen in het algemeen, en van M3 in het bijzonder, zeer
nuttige informatie verstrekt voor de beoordeling van de economische
situatie en voor het nemen van monetaire-beleidsbeslissingen.
Daarnaast tonen historische gegevens aan dat perioden van
overgewaardeerde activaprijzen over het algemeen gepaard gaan met
krachtige geld- en kredietgroei. De analyse van monetaire en
kredietaggregaten kan bijdragen aan het signaleren van de
ontwikkeling van financiële onevenwichtigheden die op hun beurt van
invloed zouden kunnen zijn op de prijsstabiliteit.
2. Om deze vooraanstaande rol van de geldhoeveelheid aan het grote
publiek tot uitdrukking te brengen, heeft de Raad van Bestuur in
oktober 1998 besloten een referentiewaarde bekend te maken voor de
groei van een ruim monetair aggregaat. In december 1998 maakte de
Raad van Bestuur de eerste referentiewaarde bekend van 4½% voor de
groei op jaarbasis van het ruime monetaire aggregaat M3. Een aantal
studies heeft empirisch bewijs geleverd ter bevestiging van het
feit dat in het eurogebied wordt voldaan aan de voorwaarde voor de
bekendmaking van een referentiewaarde, nl. stabiliteit van de
geldvraag. Tevens hebben enkele studies aangetoond dat M3 goed
functioneert als voorlopende indicator van de toekomstige
prijsontwikkeling vanuit middellange-termijnperspectief.
3. De referentiewaarde wordt afgeleid op een manier die in
overeenstemming is met - en ten dienste staat van het
verwezenlijken en handhaven van - prijsstabiliteit. De afleiding
van de referentiewaarde is derhalve gebaseerd op de door de ECB
gehanteerde definitie van prijsstabiliteit als een jaarlijkse
stijging van de Geharmoniseerde Consumptieprijsindex (HICP) voor
het eurogebied van minder dan 2%.
Teneinde de referentiewaarde in overeenstemming te doen zijn met de
middellange-termijnoriëntatie van de monetaire-beleidsstrategie van
de ECB, wordt de afleiding ervan gebaseerd op de aannames voor de
trend, op de middellange termijn, van de inkomensomloopsnelheid van
M3 en de trendmatige potentiële groei. Tijdens zijn vergadering van
5 december 2002 heeft de Raad van Bestuur de aannames die ten
grondslag liggen aan de afleiding van de referentiewaarde opnieuw
beoordeeld en bevestigd, namelijk dat op de middellange termijn:
a) de inkomensomloopsnelheid van M3 een trendmatige vertraging kent
van tussen ½% en 1% per jaar, en dat
b) de potentiële productie een trendmatige groei kent van tussen 2%
en 2½% per jaar.
Op basis van de definitie van prijsstabiliteit en deze twee
aannames, besloot de Raad van Bestuur de bestaande referentiewaarde
voor de geldgroei, namelijk een jaarlijkse groei voor M3 van 4½%,
te herbevestigen. De Raad van Bestuur zal de monetaire
ontwikkelingen ten aanzien van de referentiewaarde blijven volgen
op basis van een driemaands voortschrijdend gemiddelde van
jaarlijkse groeicijfers, en zal zijn beoordeling van de
liquiditeitssituatie in het eurogebied primair blijven stoelen op
de analyse van de langdurige afwijkingen van de referentiewaarde en
de aan die afwijkingen ten grondslag liggende redenen.
4. De Raad van Bestuur benadrukt dat de referentiewaarde voor de
geldgroei een begrip is voor de middellange termijn en is gebaseerd
op middellange-termijnaannames ten aanzien van de ontwikkelingen
van de belangrijkste determinanten van de referentiewaarde. In het
algemeen geldt dat korte-termijnbewegingen in de geldhoeveelheid
moeilijk te interpreteren kunnen zijn en het gevolg kunnen zijn van
een aantal tijdelijke factoren die niet noodzakelijkerwijze
implicaties hoeven te hebben voor de toekomstige prijsontwikkeling.
Om deze reden heeft de Raad van Bestuur reeds in 1998 duidelijk
gemaakt dat de bekendmaking van de referentiewaarde geen
verplichting voor de ECB vertegenwoordigt tot mechanistische
correctie van afwijkingen van de geldgroei ten opzichte van de
referentiewaarde. De referentiewaarde, daarentegen, is, doordat
deze expliciteert wat het groeicijfer van de geldhoeveelheid is dat
wordt geacht in overeenstemming te zijn met de handhaving van
prijsstabiliteit op de middellange termijn, een essentieel
instrument voor de monetaire analyse. De referentiewaarde verschaft
het monetaire beleid met een "kompas" dat ervoor zorgt dat de
centrale bank bij haar reactie op de verschillende schokken die in
de loop der tijd van invloed zijn op de economie, niet het feit uit
het oog verliest dat gedurende een voldoende lange periode de groei
van de geldhoeveelheid in overeenstemming moet zijn met haar doel
van prijsstabiliteit.
5. De analyse van de afwijkingen van de jaarlijkse M3-groei ten
opzichte van de referentiewaarde vormt een belangrijk onderdeel van
de beoordeling van de monetaire ontwikkelingen en de implicaties
daarvan voor de toekomstige prijsstabiliteit. De monetaire analyse
beperkt zich echter niet tot deze beoordeling. Andere monetaire
indicatoren (zoals MI en leningen aan de particuliere sector)
bevatten eveneens belangrijke informatie. Voorts is het belangrijk
afwijkingen ten opzichte van de referentiewaarde die zich in het
verleden hebben voorgedaan in aanmerking te nemen om te komen tot
een breed gefundeerde beoordeling van de liquiditeitssituatie in
het eurogebied. Ten slotte dienen de ontwikkelingen in M3 te worden
geanalyseerd in samenhang met andere, niet-monetaire indicatoren
(bijvoorbeeld het bbp, de prijzen, de rente en andere
financiële-marktindicatoren) teneinde inzicht te krijgen in de aard
van de schokken die van invloed zijn op de monetaire ontwikkelingen
en op de beste wijze indicaties voor de toekomstige
prijsontwikkeling te verkrijgen.
6. Tegen deze achtergrond dient de hoge groei van M3 gedurende de
laatste anderhalf jaar te worden beoordeeld in het licht van de
grote portefeuilleherschikkingen door de particuliere sector met
uitzondering van MFI's van het eurogebied die voortkwamen uit de
hoge mate van onzekerheid en misère in de financiële markten en met
name uit de ongekende daling van de aandelenkoersen gedurende de
afgelopen twee jaar. Deze buitengewone ontwikkelingen hebben
niet-MFI ingezetenen van het eurogebied ertoe gebracht de door hun
aangehouden relatief riskante activa zoals aandelen te verminderen
en hun vraag naar relatief liquide en lage-risico activa die zijn
begrepen in M3 te vergroten.
De lang aanhoudende fase van financiële onzekerheid heeft gedurende
recente perioden enkele tekenen van instabiliteit veroorzaakt in de
korte-termijndynamiek van M3, zoals ook wordt aangegeven door de
beschikbare geldvraagmodellen voor het eurogebied. De
referentiewaarde is echter een begrip voor de middellange termijn,
en moet derhalve niet worden beoordeeld op basis van korte
tijdsperioden. Wat dit betreft zouden, gezien de uitzonderlijke
omvang en duur van de recente ontwikkelingen op de aandelenmarkten,
gebeurtenissen zoals die van de afgelopen twee jaar zich naar
verwachting niet regelmatig moeten voordoen. Daarnaast, en dit is
zeker belangrijker, zijn er op dit ogenblik geen tekenen van
structurele breuken of veranderingen in de fundamentele,
lange-termijnrelatie tussen de geldhoeveelheid en de prijzen in het
eurogebied die ten grondslag ligt aan de afleiding van de
referentiewaarde. Desalniettemin zal het in de toekomst
noodzakelijk zijn de stabiliteit van deze lange-termijnrelatie in
het eurogebied nauwlettend te volgen.
7. Ten gevolge van de huidige economische onzekerheid en de
onzekerheid in de financiële markten, is de interpretatie van de
monetaire ontwikkelingen thans lastiger dan onder normale
omstandigheden. Met name is het onzeker wanneer de situatie in de
financiële markten zich zal normaliseren. In de huidige
omstandigheden heeft de langdurig krachtige monetaire dynamiek, die
tevens wordt versterkt door de lage alternatieve kosten van het
aanhouden van geld, geleid tot een opbouw van aanzienlijke
liquiditeit in het eurogebied. Gezien het huidige klimaat van
relatief zwakke economische bedrijvigheid, wordt deze situatie niet
gezien als een indicatie van risico's voor de prijsstabiliteit in
de nabije toekomst.
8. De Raad van Bestuur wil tevens in herinnering roepen dat de
monetaire-beleidsstrategie van de ECB twee pijlers hanteert om de
risico's voor toekomstige prijsstabiliteit te beoordelen. De
monetaire analyse dient altijd te worden bezien in samenhang met de
tweede pijler van de monetaire-beleidsstrategie van de ECB, die
gebruik maakt van andere economische en financiële indicatoren voor
de beoordeling van de risico's voor prijsstabiliteit. Deze
gespreide benadering ten aanzien van de analyse bevordert de
onderlinge vergelijking van gegevens, en vermindert aldus de
risico's van beleidsgerelateerde fouten in een onzekere omgeving.
* * *
Europese Centrale Bank
Afdeling Pers en Informatie
Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
Internet: http://www.ecb.int
Reproductie is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.
---
ECB - European Central Bank