05-12-2002
MKB-Industriemonitor 2: Bedrijven in onmogelijke, diepe spagaat
Het gaat niet goed met het industriële midden- en kleinbedrijf.
Dachten de ondernemers een half jaar geleden nog uit het dal te
klimmen, nu veroorzaakt de slechte conjunctuur steeds meer problemen.
Load-shedding - het afwentelen van risicos en kosten - door
eindfabrikanten én overheid raakt alle bedrijven zwaar. Langzaam maar
zeker zijn de bedrijven hierdoor in een onmogelijke, diepe spagaat
gezakt, waarbij het maar de vraag is of ze uit het industriële dal
kunnen klimmen. Dat is de sombere conclusie van de tweede
Industriemonitor die MKB-Nederland en Rabobank op 5 december hebben
gepresenteerd.
Het industriële mkb is van groot belang voor ons land: 45 duizend
bedrijven, 460 duizend banen en indirect evenveel arbeidsplaatsen in
andere sectoren. De omzet bedraagt 70 miljard euro, het aandeel in de
Nederlandse export 80 procent. Met zulke cijfers is meer aandacht van
beleidsmakers en politici voor deze sector op zijn plaats. Want het
gaat momenteel niet goed. Uit NIPO-onderzoek en interviews met
ondernemers voor de Monitor komt naar voren dat een derde van de
bedrijven verwacht dat de omzet dit jaar zal dalen. Zon vijftien
procent denkt zelfs in de rode cijfers te belanden. Het zijn vooral de
kleinste ondernemingen die in de problemen komen. Met grote gevolgen
voor ondermeer de werkgelegenheid. Is het diepste punt bereikt? De
verwachtingen voor 2003 leiden tot enig voorzichtig optimisme. Maar
dit toegenomen vertrouwen heeft alles te maken met de voorspellingen
van een aantrekkende economie volgend jaar. Blijft herstel uit, dan
staan er vijftigduizend banen op de tocht. De jongste CPB-cijfers
(slechts 0,75 procent groei in 2003) zijn op dit punt niet erg
hoopvol.
Hoewel de mkb-industrie meestal soepel opveert na een periode van
slechte conjunctuur, is het de vraag of dat nu ook het geval zal zijn.
De afgelopen jaren is een aanzienlijke hoeveelheid gewicht op de
schouders gelegd door load-shedding: het afwentelen van risicos en
bijbehorende kosten. In de toeleveringsketen zijn het de
eindfabrikanten die hiermee als eerste zijn begonnen. Door zich steeds
meer toe te spitsen op de kernactiviteiten worden meer en meer
activiteiten uitbesteed. Dit biedt aan de ene kant kansen voor
toeleveranciers. Maar de andere kant van de medaille is dat de
eindfabrikant de kostenverschuiving hiervan niet of maar gedeeltelijk
voor zijn rekening wil nemen. Het mkb heeft weinig keus: het is
slikken of stikken. Omdat ook de toeleveranciers uiteraard trachten de
kosten af te wentelen kom je al gauw in een watervalmodel terecht,
waarbij de smalste schouders uiteindelijk de lasten krijgen te dragen.
Niet alleen de bedrijven onderling doen aan afwentelen van de kosten.
Ook de overheid is al geruime tijd bezig risicos te verplaatsen naar
het bedrijfsleven. Op alle terreinen: ziekte en arbeidsongeschiktheid,
bestuurdersaansprakelijkheid, productaansprakelijkheid, milieu,
arbeidsomstandigheden, enz. De lijst is schier eindeloos. Voelt dit in
tijden van hoogconjunctuur al aan als een molensteen, nu is het een
blok beton op de ondernemersschouders. Het voldoen aan wetgeving
brengt rechtstreekse kosten mee (twee jaar loondoorbetaling van zieke
werknemers bijvoorbeeld), maar ook indirect door de enorme
administratieve lastendruk. Tot slot beperkt de wet- en regelgeving de
flexibiliteit.
Tegenwicht bieden aan load shedding kan door de toegevoegde waarde van
het bedrijf te vergroten. Door je onmisbaar te maken kun je voorkomen
dat afnemers hun problemen op je bord schuiven. Ook samenwerking met
andere bedrijven (1+1=3) past in die strategie. Een tweede remedie is
het verlagen van de eigen kosten, onder meer door vervangen van mensen
door machines, zelf verder af te wentelen, of het verplaatsen van de
productie naar lage lonenlanden. Innovatie is een must om de steeds
scherpere concurrentie het hoofd te bieden. En daar investeren
Nederlandse mkb-industriëlen nog veel te weinig in. Het moeilijk aan
vreemd kapitaal kunnen komen is hiervoor evenmin bevorderlijk.