De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2002/4193
datum
05-12-2002
onderwerp
Reactie op motie Van den Brink c.s. over ontkoppeling Reconstructie-
en Stankwet
TRC 2002/10379
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u een reactie toekomen op de bij de behandeling van mijn begroting voor 2003 ingediende motie nr. 58 van de leden Van den Brink, Atsma, Van Dijke, Van der Vlies, Geluk en Teeven. In motie nr. 58 wordt de regering verzocht om op korte termijn maatregelen te treffen, waardoor de Stankwet niet meer gekoppeld is aan de Reconstructiewet. Zoals aangegeven ontraad ik deze motie, en wel om de volgende reden.
datum
05-12-2002
kenmerk
DL. 2002/4193
bijlage
De Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en
verwevingsgebieden is dit voorjaar door het parlement aangenomen en
legt een koppeling met de gebiedsaanwijzing in de Reconstructiewet
concentratiegebieden. Ontkoppeling van de beide wetten zou betekenen
dat de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en
verwevingsgebieden gewijzigd moet worden. Dat is een traject dat veel
tijd vergt en waarschijnlijk zelfs langer duurt dan het opstellen en
goedkeuren van de reconstructieplannen waarmee de ontwikkelings-,
verwevings- en extensiveringsgebieden met primaat natuur worden
aangewezen.
Bij ontkoppeling van beide wetten zal immers in de Stankwet,
vooruitlopend op de gebiedsaanwijzing in de reconstructiegebieden, een
afzonderlijke voorziening moeten worden getroffen om gebieden te
kunnen aanwijzen waarvoor het soepeler stankregime zou moeten gelden.
Daarnaast zal het inhoudelijk niet eenvoudig zijn om - los van de
reconstructie - op basis van een voorziening in de Stankwet als
hierboven bedoeld te komen tot een verantwoorde aanwijzing van
gebieden.
Een dergelijke gebiedsaanwijzing dient zorgvuldig en goed onderbouwd
te geschieden in het kader van een integrale belangenafweging. Op een
zodanige integrale afweging is de Reconstructiewet gericht. Een
afzonderlijk traject in het kader van de stankwet zou het in gang
zijnde proces onnodig verstoren en vraagt bovendien ook extra tijd.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---