Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

antroposofiche geneesmiddelen

Motie leden Tonkens en Van Geen inzake antroposofiche geneesmiddelen

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

GMT/G/2341017

5 december 2002

Naar aanleiding van de ingediende motie van de Leden Tonkens en Van Geen d.d. 27 november jl. inzake antroposofische geneesmiddelen deel ik u het volgende mee.

In de genoemde motie wordt de regering gevraagd een overgangsregeling voor de registratie van antroposofische geneesmiddelen in het leven te roepen. Ik heb de Kamer ontraden deze motie te aanvaarden. Daarvoor heb ik de volgende overwegingen waarover ik de Kamer nader wil informeren.

Het maken van een overgangsregeling voor de registratie van antroposofische geneesmiddelen in afwachting van een Europese richtlijn ter zake is juridisch niet mogelijk. Zowel de vigerende Europese regelgeving als de Nederlandse geneesmiddelenwetgeving staan niet toe dat er afwijkende regelingen worden gemaakt ten aanzien van de registratie van geneesmiddelen. Op deze gronden is het niet mogelijk aan de genoemde motie te voldoen.

Voorts wil ik nog het volgende opmerken: een groot deel van de antroposofische geneesmiddelen wordt bereid op basis van homeopathische beginselen. Deze middelen kunnen thans worden geregistreerd conform de procedure zoals die reeds voor homeopathische geneesmiddelen geldt. Ook zijn er antroposofische geneesmiddelen met een zware medische claim op de markt, zoals de op maretakextracten gebaseerde antroposofische geneesmiddelen die in het bijzonder worden aangeprezen als therapie bij kankerpatiƫnten. Ik acht het zeer in het belang van de volksgezondheid dat geneesmiddelen met dergelijke zware medische claims door de fabrikanten worden voorzien van wetenschappelijk bewijs omtrent de werking, veiligheid en kwaliteit en worden geregistreerd als geneesmiddel zodat bij de registratie de wetenschappelijke onderbouwing ten aanzien van de werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit van deze geneesmiddelen door de beoordelingsautoriteit kan worden vastgesteld. Overigens is het verboden zonder registratie en vergunning van het College ter beoordeling van geneesmiddelen in Nederland geneesmiddelen in de handel te brengen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg is dan ook gehouden op te treden tegen geneesmiddelen die ongeregistreerd in de handel zijn.

Nadat in de nog vast te stellen Europese richtlijn inzake traditionele kruiden geneesmiddelen ruimere mogelijkheden zullen worden gegeven aan de lidstaten om non-conventionele geneesmiddelen te registreren zal alsdan kunnen worden bezien op welke wijze Nederland invulling kan geven aan de in de motie geuite wens van registratie van antroposofische niet-homeopatische geneesmiddelen. Volgens het daarvoor geldende tijdschema zou pas vanaf 1 januari 2005 een dergelijke regeling kunnen gelden.

Ten aanzien van alternatieve geneeswijzen in het algemeen wil ik ook nog verwijzen naar de algemene beraadslagingen die in uw Kamer zijn gevoerd op 20 maart 2002 in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg . Bij deze gelegenheid werd de algemeen gedeelde zorg van de Kamer geuit over alternatieve geneeswijzen die niet door wetenschappelijke methoden zijn onderbouwd. In dat licht bezien acht ik de door mij genoemde overwegingen inzake de registratie van geneesmiddelen in lijn met de gevoelens in de Kamer.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. A.J. de Geus