Zij-instromen biedt goede kansen voor het onderwijs
Utrecht, 5 december 2002
Aan het eind van dit jaar zullen circa 600 zij-instromers geschikt
zijn bevonden om in het voortgezet onderwijs aan de slag te gaan. Voor
het vaststellen van de geschiktheid van de kandidaat zij-instromers
zijn in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen beoordelingsinstrumenten ontwikkeld die echter door de
negen assessmentcentra niet altijd allemaal worden gebruikt. De
beoordelingen zijn daardoor over het algemeen vrij globaal
geformuleerd. In het daaropvolgende scholingstraject voor
zij-instromers is van individueel maatwerk nog onvoldoende sprake.
Ondanks tekortkomingen in het assessment is de Inspectie van het
Onderwijs ervan overtuigd dat zij-instromers over voldoende
kwaliteiten beschikken om uit te groeien tot goede leerkrachten. De
zij-instromers waarvan de lessen tijdens het onderzoek zijn bekeken,
functioneren in de klas op hetzelfde niveau als leraren in opleiding.
Zowel vanuit het oogpunt van de kwaliteit van het onderwijs als dat
van de personeelszorg vraagt de inspectie hierbij aandacht voor het
feit dat de zij-instromer relatief vaak lesgeeft in bewerkelijke
klassen: de leerjaren twee en drie en in klassen van het vmbo.
Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het eerste deel van de
evaluatie van de Interimwet zij-instroom leraren primair en
voortgezet onderwijs die door de Inspectie van het Onderwijs in
opdracht van het Ministerie van OCenW is uitgevoerd.
De kwaliteit van de geschiktheidsonderzoeken en de advisering
Om de geschiktheid van kandidaat zij-instromers te bepalen zijn negen
assessmentcentra opgericht die alle aan een instelling voor hoger
onderwijs zijn verbonden.
In opdracht van het Ministerie van OCenW zijn beoordelingsinstrumenten
ontwikkeld die door alle assessmentcentra worden aanvaard als
richtinggevend. Er zijn nauwelijks aanvullingen op dit instrumentarium
aangetroffen, wel worden dikwijls instrumenten weggelaten. De
inspectie heeft vastgesteld dat veel beoordelingen daardoor nogal
globaal zijn. Assessmentcentra lijken ervan uit te gaan dat de
zij-instromer de noodzakelijke scholing zal gaan volgen aan de
instelling waar het onderzoek is afgenomen. Dit leidt vaak tot
adviezen die zijn afgestemd op het programma van de lerarenopleiding
van de betreffende instelling.
De wet verplicht tot het inzetten van een leraar uit het voortgezet
onderwijs die lesgeeft in het vak waar de kandidaat zij-instromer voor
kiest bij alle onderdelen van het assessment. In de praktijk gebeurt
dit meestal niet, maar stelt een docent uit de lerarenopleiding van de
instelling waaraan het assessmentcentrum is verbonden buiten het
assessment om de vakdidactische vaardigheden vast.
In de adviezen gaat het over de scholing en begeleiding die vanuit de
opleiding geboden moeten worden. Advisering over begeleiding en
eventuele scholing door de werkgever blijft doorgaans buiten beeld.
Scholing en begeleiding
De meeste scholingstrajecten voor de zij-instromers zijn fors. Er is
nog te weinig sprake van maatwerktrajecten voor de individuele
scholings- en begeleidingsbehoefte van de zij-instromer die aansluiten
op de uitkomsten van het assessment. Wel biedt een aantal opleidingen
speciaal op zij-instromers afgestemd onderwijs aan, maar ook hier is
nog onvoldoende sprake van onderwijs op maat. De financiële noodzaak
om groepen van een zekere omvang samen te stellen, leidt zo toch weer
tot min of meer gestandaardiseerde trajecten.
Op de scholen voor voortgezet onderwijs waar men de zij-instromer
vakdidactisch en pedagogisch behoorlijk begeleidt, ervaren de
zij-instromers deze begeleiding als het belangrijkste element in hun
ontwikkeling tot volwaardig leraar. Op welke wijze de begeleiding van
de zij-instromers zal plaatsvinden moet worden vastgesteld in overleg
met werkgever, lerarenopleiding en zij-instromer. Van een dergelijk
drie-partijen-overleg is vrijwel geen sprake, vooral de
begeleidingstaken en de verantwoordelijkheden komen nauwelijks aan
bod.
Het functioneren van de zij-instromer
Van 86 werkzame zij-instromers is tijdens het inspectieonderzoek de
lespraktijk bekeken. De kwaliteit van hun pedagogisch en didactisch
optreden is vergeleken met dat van leraren in opleiding en wijkt daar
niet vanaf. Dat is wel het geval als een vergelijking wordt gemaakt
met de lesgevende kwaliteiten van bevoegde leraren. Hier moet in
aanmerking worden genomen dat de zij-instromer is beoordeeld in het
eerste werkzame jaar en dat men deelneemt aan een scholings- en
begeleidingstraject. De inspectie constateert dat de zij-instromer
relatief vaak lesgeeft in bewerkelijke klassen: de leerjaren twee en
drie en in klassen van het vmbo. Zowel vanuit het oogpunt van de
kwaliteit van het onderwijs als dat van de personeelszorg vraagt de
inspectie hier aandacht voor.
Primair onderwijs
De Inspectie van het Onderwijs kijkt ook naar de uitvoering van de wet
in het primair onderwijs. Hierover zal een aparte publicatie
verschijnen in 2003. Op 1 juli 2002 was aan 1016 kandidaat
zij-instromers een verklaring van geschiktheid afgegeven, een aantal
dat gestaag groeit.
Meer informatie bij Hanneke van Heijningen, T: 030-6690524 of
06-14685547.