Raad voor de Transportveiligheid

RAAD V D TRANSPORTVEILIGHEID

Proefvaart nodig bij verbouw stuurinrichting binnenvaartschip

Raad voor de Transportveiligheid na drievoudige aanvaring: Proefvaart nodig bij verbouw stuurinrichting binnenvaartschip

Als de stuurinrichting van een binnenvaartschip ingrijpend is verbouwd, zodat het elektronische of hydraulische systeem moest worden ingeregeld, moet een proefvaart uitwijzen of de stuurinrichting goed werkt. De Raad voor de Transportveiligheid, onder voorzitterschap van mr. Pieter van Vollenhoven, vindt dat de minister van Verkeer en Waterstaat daartoe een eenduidige richtlijn moet ontwikkelen. Dat stelt de Raad in een rapport over een aanvaring op het Amsterdam-Rijnkanaal, waarbij op 23 maart 2001 drie schepen betrokken waren.

De Raad beveelt verder aan dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ervoor zorgt dat de verantwoordelijkheden en procedures voor alle instanties die in actie moeten komen bij calamiteiten op het Amsterdam-Rijnkanaal duidelijk worden geformuleerd, geoefend en onderling afgestemd. Bij het onderzochte ongeval bleek dat er onduidelijkheid bestond over de afstemming en de verdeling van verantwoordelijkheden. De Raad tekent aan dat ook op andere waterwegen betere afstemming tussen de hulpverlenende instanties nodig kan zijn.

Bij het onderzochte ongeval, waarbij twee binnenvaartschepen en een duwbakeenheid betrokken waren, was alleen sprake van materiële schade. Het ongeval ontstond doordat de schipper van een van de drie schepen na een inhaalmanoeuvre de roeren niet meer in de juiste stand kon krijgen, zodat hij tegen een tegemoetkomend schip opvoer. Vervolgens botste de even eerder ingehaalde duwbakeenheid op het onbestuurbare schip.
Omdat een van de betrokken schepen geladen was met 1975 ton van een (zeer brandgevaarlijk) mengsel van tolueen en xyleen, was er sprake van een potentieel gevaar voor de omgeving. De Raad heeft vastgesteld dat aanvankelijk de brandweer niet op de hoogte was van de aard van de lading.