SPEECH/02/612
Romano Prodi
Voorzitter van de Europese Commissie
Het Europa van het recht
50e verjaardag van het Hof van Justitie
Luxemburg, 4 december 2002
Mijnheer de president,
Koninklijke hoogheid,
Excellenties,
Dames en heren,
Het is mij een genoegen hier vandaag deel te nemen aan deze viering.
Het Hof van Justitie heeft in de afgelopen vijftig jaar veel betekent
voor Europa en het verdient dan ook de hoogste lof.
De Verdragen die volgens Jean Monnet zelf revolutionair waren, kenden
aan het Hof bevoegdheden toe die in een internationale context
ongekend waren.
Maar het echte revolutionaire ligt elders. Vanaf het begin beperkte
het Hof zich niet tot zijn rechtsbevoegdheid, maar nam het actief deel
aan de opbouw en de werking van de Gemeenschap. Het Hof heeft de
grondslag gelegd van onze rechtsorde en heeft dit volledig
onafhankelijk en zeer gewetensvol gedaan.
Zonder het Hof zou Europa nooit het integratieniveau hebben bereikt
dat wij thans kennen.
Mag ik u herinneren aan de beginselen die het Hof in de loop der jaren
vaak aan de hand van originele uitleggingsmethoden heeft vastgesteld:
* de voorrang van het Gemeenschapsrecht op het nationale recht,
* de rechtstreekse werking en
* het feit dat men zich uit hoofde van het Gemeenschapsrecht voor de
nationale rechter kan beroepen.
Op grond van deze beginselen konden de samenhang en de
doeltreffendheid van het rechtsstelsel en van het institutioneel
systeem worden gegarandeerd. Ondanks kritiek, vooral van diegenen die
beducht waren voor een "bestuur van rechters", heerst er bij de
rechtbanken van de lidstaten consensus en respect ten aanzien van uw
rechtspraak.
De autoriteit van het Hof vloeit hoofdzakelijk voort uit het feit dat
zijn beslissingen, in de woorden van een voormalig advocaat-generaal,
gebaseerd zijn op de rede en niet op de macht van de overheersende
belangen.
Maar in ons complex uitgebalanceerd systeem volstaat de kracht van de
rede niet. Het Hof stond dan ook steeds open voor de twijfels en de
bezorgdheid van deskundigen en van gewone burgers.
Na een halve eeuw heeft het Hof een hele reeks doelstellingen
verwezenlijkt. Laat mij toe de belangrijkste daarvan nader toe te
lichten.
In de eerste plaats hield u in uw rechtspraak op doordachte wijze
rekening met de economische, sociale en culturele tendensen in de
lidstaten. Dit betekende dat eerdere beslissingen soms opnieuw moesten
worden bekeken en wij zijn ons ervan bewust dat dit geen gemakkelijke
opgave was.
Ten tweede hebt u door uw nauwgezette en geduldige uitlegging van de
wet de criteria vastgesteld voor de toepassing van de bepalingen van
het Verdrag en van het afgeleid recht. Op die manier hebt u de
grondslag gelegd voor de bevestiging van de rechtstreekse
verantwoordelijkheid van de lidstaten ten aanzien van hun burgers
ingeval van schending van het Gemeenschapsrecht.
Bovendien hebt u bijgedragen tot het evenwicht tussen de Instellingen, bijvoorbeeld door de erkenning van het recht dat aan het Europees Parlement is toegekend om in beroep te gaan. Deze oordeelkundige beslissing werd vervolgens bevestigd in het Verdrag.
Tenslotte hebt u ons rechtsstelsel aangevuld met een samenhangend
geheel van beginselen die gebaseerd zijn op de grondwettelijke
tradities van de lidstaten en het Europees Verdrag van de Rechten van
de Mens. Kortom u hebt een reeks wetten omgezet in een volledig
samenhangend en doeltreffend rechtsstelsel.
Terecht verklaarde uw voormalige President, Robert Lecourt, dat u de
verborgen dynamiek van de justitiële integratie hebt onthult en hebt
aangetoond dat het Gemeenschapsrecht boven de lidstaten kan uitstijgen
om de burgers rechtstreeks te bereiken.
Ik wil hier dan ook hulde brengen aan de andere protagonisten van het
Europa van het recht. In de eerste plaats de nationale rechterlijke
instanties. Het gezag dat aan het Gemeenschapsrecht en aan de arresten
van het Hof wordt toegekend, is ook in grote mate te danken aan het
consequente werk van de rechtbanken in de lidstaten.
De rechters in de lidstaten hebben zich in de loop der jaren aan het
nieuwe rechtsstelsel aangepast. Hoewel zij niet voor deze nieuwe taak
waren opgeleid, hebben zij op een efficiënte wijze het gezag van het
Hof gevestigd en de verschillende nationale rechtsstelsels en het
communautaire stelsel op elkaar afgestemd.
Mijn eerbetoon gaat echter ook uit naar het Gerecht van eerste aanleg.
Het werd in 1989 op verzoek van het Hof van Justitie opgericht omdat
een tweede rechterlijke instantie noodzakelijk was. Het Gerecht van
eerste aanleg behandelde complexe rechtszaken waarbij particulieren en
ondernemingen waren betrokken, zodat de werklast van het Hof van
Justitie kon worden beperkt en het zich kon toeleggen op zijn
belangrijkste taak als hoogste rechtsinstantie van de Unie.
Dames en heren,
De vijftigste verjaardag van het Hof van Justitie valt op een keerpunt
in de geschiedenis van de Gemeenschap.
In 2002 werd het EGKS-Verdrag afgesloten en werd de ratificering van
het Verdrag van Nice voltooid. De werkzaamheden van de Conventie over
de toekomst van Europa zijn aan de gang en de historische uitbreiding
staat voor de deur.
De ontwikkelingen tonen aan dat het rechtsstelsel van de Gemeenschap
moet worden aangepast zodat met name de rechtsspraak binnen redelijke
en vaste termijnen kan plaatsvinden. Dankzij uw doeltreffendheid neemt
het aantal uitspraken steeds toe, maar de werklast van beide
rechterlijke instanties blijft veel te groot. De Raad en het Parlement
moeten hiermee rekening houden wanneer zij beslissen over de middelen
die u zullen worden toegekend want de steun van onze burgers en de
samenwerking met de nationale rechtbanken hangt ook af van uw
doeltreffendheid.
Het Hof wordt evenals de andere Instellingen geconfronteerd met grote
uitdagingen. Zo zal in de eerste plaats uw bevoegdheidsgebied steeds
meer worden uitgebreid door de toename van het aantal nieuwe en
delicate werkterreinen. Ik denk hierbij vooral aan asiel, immigratie,
vrij verkeer en justitiële samenwerking op civiel en strafrechtelijk
gebied.
De tweede uitdaging is natuurlijk de uitbreiding die enerzijds een
verrijking zal zijn voor ons rechtsstelsel, maar die anderzijds voor
problemen zal zorgen.
Wij zullen moeten garanderen dat onze uitspraken die nagenoeg een half
miljard burgers raken, efficiënt, samenhangend en duidelijk blijven.
Het zal vooral moeilijker worden om het Gemeenschapsrecht in een veel
grotere en gediversifieerde Gemeenschap op uniforme wijze uit te
leggen en toe te passen.
Het Hof zal zich volledig moeten wijden aan deze taak die eigenlijk
zijn fundamentele taak is en die absolute prioriteit moet krijgen bij
de hervormingen in het kader van het Verdrag van Nice.
De uitbreiding is echter ook een numerieke uitdaging. Over twee jaar zal het Hof 25 rechters tellen en tenminste 8 advocaten-generaal, allen met een verschillende opleiding en cultuur.
Om de samenhang van de wetgeving te handhaven is een grote
absorptiecapaciteit en veel openheid vereist. Maar openheid volstaat
niet. De omvang van de groep rechters komt op een kritisch punt en er
moet dringend een evenwicht worden gevonden.
Dat de rechters uit alle lidstaten komen is enerzijds een voordeel,
maar anderzijds kan een te grote groep de samenhang en de
duidelijkheid van de uitspraken in het gedrang brengen. Een wijze
benadering is dan ook absoluut noodzakelijk.
Tot slot doe ik hier een beroep op de verantwoordelijkheidszin van de
lidstaten.
De huidige structuur moet worden verlicht en ik dring er dan bij de
Raad ook op aan om snel rechterlijke Kamers in te voeren die naast het
Gerecht van eerste aanleg kunnen werken, zoals dit bepaald wordt in
het Verdrag van Nice.
In die Kamers moet het aantal rechters worden afgestemd op de
werklast. Niemand kan zich immers redelijkerwijze voorstellen dat de
Kamer die zich in de toekomst zal bezighouden met ambtenarengeschillen
zal bestaan uit 25 rechters. Met andere woorden, wij kunnen niet
langer uitgaan van de formule "een rechter per lidstaat" en wij moeten
ervoor zorgen dat meer evenwichtige en doeltreffende structuren tot
stand worden gebracht.
Toen ik aan deze bijeenkomst dacht vroeg ik me af hoe Europa er
vandaag zou uitzien indien het Hof van Justitie zou beantwoorden aan
het beginsel van Montesquieu die, zoals bekend, aan de rechters vroeg
"de mond te zijn die de woorden van de wet uitspreekt; onbezielde
wezens die de kracht noch de gestrengheid ervan kunnen matigen".
Namens de Commissie en mezelf dank ik u omdat u dit beginsel hebt tegengesproken. Ik dank u ook omdat u steeds hebt gehandeld overeenkomstig de u door het Verdrag toegekende bevoegdheden.
Uw onafhankelijkheid en uw vastberadenheid zullen het fundament zijn
voor het succes van de uitgebreide Unie.
Ik dank u voor uw aandacht.