D66

Begroting Buitenlandse Zaken

Buitenland

Thom de Graaf
Bijdrage aan begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking.

03-12-2002 - "Rond Irak is het kabinet wel erg snel en erg gemakkelijk de Atlantische Oceaan overgestoken, waar volgens D66 een meer terughoudende opstelling op zijn plaats was geweest, ook omdat de opvattingen binnen de Unie zeer uiteen liepen. ": Thom de Graaf in de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking.

Het is voor een ambtenaar soms vreselijk moeilijk te voorkomen dat hij dedain toont voor het parlement. Kamerleden lopen als wilden naar de microfoon in concurrentie met elkaar en het is allemaal fout wat ze zeggen.
Ik citeer oud-ambassadeur Van Walsum op een bijeenkomst vorige week. Zijn kritiek wordt gedeeld door huidige topambtenaren van Buitenlandse Zaken, die menen dat de communicatie met de Kamer uit de hand loopt.

Ik stel de minister direkt gerust: ik zal hier geen kamervragen over stellen. Ambtenaren die moe worden van kamervragen, dat is zo oud als de parlementaire democratie oud is. En omgedraaid geldt dat Kamerleden het meestal niet kunnen laten om over ambtenaren te spreken als over te veel, te machtig en te bureaucratisch. Wie aan beide kanten van de muur heeft gestaan, zoals de minister en ikzelf, kent de stereotypen en weet hoe die te relativeren.
Veel organisaties en individuele burgers maken zich zorgen om de situatie in praktisch elk land in de wereld en vragen daar bij Kamerleden aandacht voor: mensenrechten, burgeroorlogen, landenconflicten, dictaturen, vredesoperaties en internationale spanningen.
Ik hoop dat de ambtenaren van de minister dus kunnen begrijpen waarom die vragen worden gesteld en waarom die informatie die wordt gevraagd ook nuttig is. Dat sluit niet uit dat ook enige zelfbeperking van de Kamer nuttig kan zijn.

Nederland is van oudsher gewend om een onafhankelijke positie in te nemen en goed contact te onderhouden met alle machten om ons heen. Als handelsnatie was dat ook een vruchtbare opstelling, het verklaart ook onze vroegere neutraliteit. Het verklaart ook waarom Nederland niet alleen uit idealisme, maar ook uit welbegrepen eigenbelang zoveel heeft geinvesteerd in een Europese gemeenschap. Ook de relatie met de Verenigde Staten is nooit verwaarloosd, niet alleen economisch maar ook politiek de machtigste bondgenoot die we kunnen hebben. Dat achtereenvolgende kabinetten de atlantische relatie hebben gekoesterd, is begrijpelijk.

Deze minister is Europeaan en atlanticus tegelijk, dat siert hem. We kunnen hem en het kabinet alleen niet altijd volgen in de keuzen die worden gemaakt. Rond Irak is het kabinet wel erg snel en erg gemakkelijk de Atlantische Oceaan overgestoken, waar volgens D66 een meer terughoudende opstelling op zijn plaats was geweest, ook omdat de opvattingen binnen de Unie zeer uiteen liepen. Tot op de dag van vandaag lijkt Nederland voorop te lopen in het meedenken met de VS in de planning en mogelijke uitvoering van militair optreden, zonder daar een Europese afstemming in na te streven.

Aan de andere kant wil het kabinet Europees denken en laat dat zien door een voorstander te zijn van de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten en door afstand te nemen van het intergouvernementele concept van een Europese president en een congres van nationale volksvertegenwoordigers. Nederland is voorstander van een verdere uitbouw van een communautair Europa, mede vanuit het belang dat kleine en middelgrote staten niet worden ondergesneeuwd door het regime van de grote Europese machten. Dat op zichzelf is de goede richting. Tegelijkertijd worden minister en staatssecretaris gevoed door een scepsis over de Europese toekomst, die van Nederland een onduidelijke Europese partner maakt. Communautair is mooi, maar niet voorop lopen om een krachtige Europese buitenland- en veiligheidspolitiek te creëren, niet willen denken ook niet voor de lange termijn aan een echte Europese defensie. Nederland heeft bovendien moeite om positie te kiezen ten opzichte van de andere lidstaten. Permanent Vertegenwoordiger Bot pleit voor samen oplopen met Duitsland, de regering zet vooral in op de Benelux. Hoe verhoudt zich dat? De PV hekelt ook de starheid van de Nederlandse opstelling, bv. over de koppeling van de uitbreiding aan de verlaging van de landbouwsteun. Meer flexibel kijken naar haalbaarheid, luidt zijn advies. Wat is de reactie van het kabinet daarop?

In Kopenhagen zal definitief over de uitbreiding worden besloten. In veel landen van de huidige Unie en in kandidaat-lidstaten blijft echter de mogelijkheid van een volksuitspraak nog open. Het kabinet heeft zich de moeite getroost om de aangenomen D66-motie over de wenselijkheid van een Nederlands referendum te beantwoorden met een brief waarin de onwil van het papier afdruipt. Wat de inwoners van Malta mogen, mogen de Nederlandse burgers niet, nl. meebeslisen over hun eigen Europese toekomst. Wij komen daar binnenkort nog apart over te spreken en daar is reden genoeg voor.

Tijdens die top zal overigens ook worden gesproken over het voorzitterschap van de Raad van Ministers. Wat vindt de regering van de optie van een in tijd roulerend voorzitterschap van een team van landen? Is dat niet een mogelijkheid om te ontkomen aan de keuze tussen twee kwaden, 25 landen om de beurt of geinstitutionaliseerd voorzitterschap per afzonderlijke Raad?

Wat D66 betreft zouden de volgende orientaties richtinggevend moeten zijn voor ons buitenlands beleid. In de eerste plaats, zoals aangegeven, een volwaardige Europees partnerschap, dat zich niet alleen beperkt tot welvaart en welzijn van eigen burgers, maar ook gericht is op een volwaardige buitenland- en veiligheidspolitiek. In the long run zal dat gevolgen moeten hebben voor een duidelijke Europese defensie-identiteit binnen en soms buiten de NAVO. In dat licht kijken we ook kritisch naar de voorgestelde Defensiebezuinigingen, welke gevolgen hebben die voor de samenwerking en specialisatie binnen Europa?

In de tweede plaats een loyale maar zeker ook onafhankelijke en dus kritische houding ten opzichte van Amerika. Goede atlantische betrekkingen betekenen geen vrijbrief voor ongeremde nationale sentimenten aldaar en geen volgzame of berustende houding op terreinen waar economische en militaire macht niet gepaard gaat met verantwoordelijkheidsbesef. Tegen de Amerikaanse houding rond het Internationaal Strafhof en de klimaatbeheersing moet Nederland blijven ageren. Amerika voert de internationale coalitie tegen terrorisme aan en Nederland zal daar aan zijn bijdrage moeten blijven leveren, militair, juridisch en anderszins. Maar we mogen ook vragen om respect voor de internationale rechtsregels rond gevangenen. De VS weigeren de meer dan 300 Taliban en Al Qaeida-strijders als krijgsgevangenen te behandelen, maar er wordt ook geen strafrechtelijke vervolging ingesteld. Een niemandsland, waarin detentie juridische grondslag ontbeert en de rechtsmatigheid niet kan worden getoetst. Nederland moet aandringen op fatsoenlijke behandeling, niet alleen omdat ook wij verdragspartij zijn bij de Derde Geneefse Conventie, maar ook omdat een aanval op de westerse beschaving niet kan worden beantwoord met het verzaken van diezelfde beschaving.
Rond het Midden-Oosten zal Nederland in Europees verband moeten blijven hameren op een evenwichtige Amerikaanse politiek. Bij de komende Israëlische verkiezingen lijkt er een alternatief te komen voor de zinloze politiek van Sharon, de Amerikaanse steun kan daarna van grote betekenis zijn. Welke initiatieven zal de EU in dat kader nog ontplooien?

Ten derde de orientatie op de Verenigde Naties als de enige zinvolle institutie om de internationale rechtsorde met gezag te bevorderen en waar nodig te herstellen. Dat is tot dusverre ook onze leidraad geweest in het debat over eventueel optreden tegen Irak. De regering is daar te lang onduidelijk in geweest.
D66 meent dat Nederland zijn militaire capaciteit bij voorkeur moet inzetten met een uitdrukkelijk VN-mandaat en op VN-verzoek. De enquete rond Srebrenica heeft intussen wel geleerd dat de VN-vlag niet altijd een garantie is voor duidelijke en concrete internationale solidariteit als het er op aankomt, maar beter bestaat er niet. Wij betreuren dat het strategisch akkoord de ambities rond de internationale solidariteit heeft teruggebracht door te korten op de vredesoperaties. Een volgend kabinet zal daar van terug moeten komen.

Een belangrijke oriëntatie van nu moet natuurlijk zijn de strijd tegen het internationale terrorisme en het politieke en religieus geinspireerde fundamentalisme dat daar achter zit. Dat vraagt samenwerking op een breed front, niet alleen in het Westen, maar ook daarbuiten. Bescherming van de rechtsstaat betekent dat alert moet worden opgetreden tegen elk mogelijk risico en dat de nadruk moet liggen op intensieve samenwerking tussen de inlichtingen- en opsporingsdiensten. Is de regering daar tevreden over? Wij blijven de indruk hebben dat er weinig overzicht is van de fundamentalistische cellen en groeperingen en de geldstromen in Europa. Een verbod op een organisatie met radicale opinies, die nog niet eens in Nederland actief is en zonder dat er daadwerkelijk terrorisme of opruiing is vastgesteld, is natuurlijk niet aan de orde. .

Fundamentalisme vindt vaak een vruchtbare voedingsbodem in armoede, ongelijkheid en gebrek aan toekomst. Het belang van ontwikkelingssamenwerking krijgt dan ook een extra dimensie. Weer een andere ambtenaar van BZ, de hoogste nog wel, vindt het beter als ontwikkelingssamenwerking voortaan bij een staatssecretaris blijft, een permanente degradatie omwille van het management. Vinden minister en staatssecretaris Van Ardenne dat ook?

Over OS kort een drietal punten.
Er leven momenteel 42 miljoen mensen met Aids of HIV, 95% daarvan woont in ontwikkelingslanden. Buiten de westerse landen heeft maar 4% van de mensen die HIV-remmers nodig hebben daar toegang toe. De regering zou op alle mogelijke manieren de hoogste prioriteit aan aidsbestrijding en preventie moeten geven. Wat kan de staatssecretaris doen, ook in de sociaal-culturele sfeer om de lokale cultuur te beinvloeden en taboes rond preventie te doorbreken?

Kleding wordt wereldwijd vrijwel altijd geproduceerd op mens- en milieuonvriendelijke wijze. De arbeidsomstandigheden zijn vaak vreselijk. D66 staat de anpak voor van organisaties als Schone Kleren Campagne: niet de banden verbreken met de kledingproducent, want dan zijn de mensen ter plekke nog slechter af, maar afspraken maken over bijvoorbeeld betere beloning en werktijden, overeenkomstig de normen van de ILO. Nu zijn er al gemeenten die alleen nog dienstkleding willen inkopen die op verantwoorde wijze is geproduceerd. De rijksoverheid moet daar een voorbeeld aan nemen, ik denk aan de uniformen van politie en krijgsmacht. Wij roepen de regering op tot een duurzaam inkoopbeleid, bv. te beginnen bij defensie, met duidelijke criteria.

Een vraag aan de staatssecretaris over Suriname: hoe kijkt zij aan tegen de klachten die volgens de Volkskrant van gisteren in Suriname bestaan over de sectorale benadering en de Nederlandse deskundigheid? Welke stappen onderneemt de regering om de bilaterale betrekkingen te verbeteren?

In Suriname verblijven veel Nederlandse gedetineerden vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Wie de reportages heeft gezien, weet hoe vreselijk die zijn. Wat gaat de regering daartegen ondernemen? Dat geldt overigens voor veel buitenlandse gevangenissen. De motie Hoekema-Verhagen verzocht de regering in 2001 om een zorgnorm te ontwikkelen voor gedetineerden in buitenlandse gevangenissen. Zowel dit als het vorige kabinet wil zich daar niet op binden. De begeleiding van gedetineerden blijft echter onder de maat en beperkt zich vaak tot het minimale. Ik vraag de minister zich meer te commiteren dan hij tot nu toe heeft gedaan.

Een laatste punt betreft de vervolging van de verdachten van de moord op de Nederlandse journalist Sander Thoenes. Oost-Timor heeft hen inmiddels in staat van beschuldiging gesteld, maar Indonesië weigert medewerking. In de hele zaak is sprake van vergaande onwil van de Indonesische overheid, die ongetwijfeld gevoed wordt door het feit dat het hier om militairen gaat. Welke mogelijkheden ziet de minister om de inspanningen van zijn voorganger voort te zetten en hopelijk met meer resultaat?