---
Kamervragen en antwoorden
---
Toezeggingen Algemeen Overleg inzake het begrotingsonderzoek Defensie
04-12-2002
Tijdens het op 28 november jl. gevoerde Algemeen Overleg inzake het begrotingsonderzoek van de defensiebegroting voor 2003 heb ik u toegezegd twee overgebleven vragen schriftelijk te beantwoorden.
Naar aanleiding van de vragen van de heer Kortenhorst (CDA) zijn hieronder, voor zover mogelijk, naar analogie van het beleidsartikel van de Koninklijke luchtmacht in de defensiebegroting voor 2003 (pagina 85), de instandhoudingskosten van het materieel van de Koninklijke marine en de Koninklijke landmacht opgegeven.
Voor de Koninklijke marine betreft dit de volgende gegevens: Voor de fregatten (uitgegaan is van acht M-fregatten, twee S-fregatten, twee L-fregatten en twee LCFn) bedragen de jaarlijkse uitgaven 150 miljoen euro. De personele uitgaven zijn 87 miljoen euro. De overige personele uitgaven zijn 3 miljoen euro. Voor materiële exploitatie, herbevoorrading en onderhoud zijn de uitgaven respectievelijk 17 miljoen euro, 23 miljoen euro en 20 miljoen euro.
Voor de bevoorradingsschepen bedragen de uitgaven 21 miljoen euro per jaar. De personele uitgaven (inclusief de overige personele exploitatie) bedragen 12 miljoen euro per jaar. Voor materiële exploitatie, herbevoorrading en onderhoud zijn de uitgaven respectievelijk 3 miljoen euro, 4 miljoen euro en 2 miljoen euro.
De uitgaven van de mijnenbestrijdingsvaartuigen en hydrografische vaartuigen zijn op jaarbasis respectievelijk 22 miljoen euro en 4 miljoen euro. Voor het personeel bedragen de uitgaven 16 miljoen euro. Voor de materiële exploitatie zijn de uitgaven 2 miljoen euro per jaar en voor de herbevoorrading en onderhoud respectievelijk 3 miljoen euro en 5 miljoen euro per jaar.
De uitgaven voor de Helikoptergroep van de Koninklijke marine bedragen 37 miljoen euro per jaar. Deze betreffen alleen de uitgaven van de helikopters. De uitgaven van het vliegveld en de trainers zijn hierin niet betrokken. De jaarlijkse personele uitgaven bedragen 16 miljoen euro, de overige personele exploitatie 1 miljoen euro. Voor materiële exploitatie, herbevoorrading en onderhoud zijn de uitgaven respectievelijk 1 miljoen euro, 15 miljoen euro en 4 miljoen euro.
De uitgaven voor de Groep maritieme patrouillevliegtuigen bedragen 51 miljoen euro per jaar. Dit betreffen de uitgaven voor de vliegtuigen, exclusief de uitgaven van het vliegveld en de trainers. De personele uitgaven zijn 28 miljoen euro per jaar. De overige personele uitgaven bedragen 3 miljoen euro. Voor materiële exploitatie, herbevoorrading en onderhoud zijn de uitgaven respectievelijk 4 miljoen euro, 10 miljoen euro en 6 miljoen euro.
Voor de twee (infanterie) mariniersbataljons bedragen de uitgaven op jaarbasis 33 miljoen. De personele uitgaven zijn 29 miljoen euro. De overige personele uitgaven bedragen 2 miljoen euro. Voor materiële exploitatie, herbevoorrading en onderhoud bedragen de uitgaven gezamenlijk 2 miljoen euro.
Een gelijksoortige vraag was gesteld met betrekking tot de eenheden van de Koninklijke landmacht, op het bataljonsniveau. Het beantwoorden van deze vraag is voor de landmacht op deze termijn niet mogelijk. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste bestaan de bedoelde eenheden uit wisselende verbanden met een grote hoeveelheid uiteenlopend materieel, dat regelmatig, mede als gevolg van onderhoud en uitzending, wisselt. Daarnaast wordt de landmacht (financieel) feitelijk aangestuurd vanuit een hoger niveau, te weten dat van de divisie. Dit betekent dat de basisinformatie primair wordt vastgelegd in de logistieke en financiële systemen op dat niveau. De geautomatiseerde systemen waarin deze informatie is vastgelegd zijn sterk verouderd en noch ontwikkeld voor, noch toegerust op het verkrijgen van de hier benodigde, specifieke informatie. Overigens worden thans inspanningen gedaan de oude systemen te vervangen door geavanceerde systemen, die het mogelijk maken dergelijke informatie eenvoudig en snel beschikbaar te krijgen. De basisgegevens dienen, ook in de nieuwe geautomatiseerde systemen, wel op het gewenste detailniveau te worden ingevoerd.
Tijdens het begrotingsonderzoek informeerde voorts de heer Van den Doel (VVD) naar de mogelijkheid om de met een mogelijk personeelstekort van 3.200 voltijdsequivalenten (vte´n) samenhangende vrijval aan financiële middelen een deel van de bezuinigingen van het Strategisch Akkoord in te vullen. Van de gesuggereerde vrijval is evenwel geen sprake. De onduidelijkheid is wellicht ontstaan door de vele definities die met betrekking tot de personeelssterkte worden gebruikt, zoals gewenste sterkte, begrotingssterkte en werkelijke sterkte.
Om volledig gevuld te zijn zou de defensie-organisatie in 2002 73.540 werknemers (vte´n) moeten omvatten. We noemen dit de gewenste sterkte. Deze gewenste sterkte wordt al geruime tijd niet waargemaakt. Om deze reden wordt in de begroting uitgegaan van een begrotingssterkte, die lager is en naar verwachting wél gerealiseerd kan worden. In 2002 betrof deze begrotingssterkte 69.154 vte´n. Het verschil tussen de gewenste sterkte en de begrotingssterkte (4.386 vte´n) is derhalve niet financieel begroot in de ontwerpbegroting 2002.
Overigens was de arbeidsmarkt de afgelopen jaren zodanig krap, dat ook de reëel geachte begrotingssterkte niet altijd kon worden gerealiseerd. De daardoor vrijvallende gelden werden gedurende het realisatiejaar ingezet om tegenvallers te accommoderen die elders in de defensiebegroting waren ontstaan. De situatie op de arbeidsmarkt ontwikkelt zich thans zodanig, dat de benodigde aantallen personeel geworven kunnen worden, met uitzondering van een aantal specifieke knelpuntcategorieën. Naar verwachting zal in 2002 de begrotingssterkte dan ook licht worden overschreden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Nieuws
Ministerie van Defensie