> Reserveren > Nadere inlichtingen > Toelichting >
Negentiende Socrateslezing door Annemarie Mol
De burger en het lichaam: Politiek-theoretische verkenningen
Op dinsdag 3 december 2002 organiseert de Humanistische Alliantie in het hoofdgebouw van de Universiteit voor Humanistiek, Drift 6 te Utrecht om 20.00 uur voor de negentiende maal de jaarlijkse Socrateslezing. Prof. dr. Annemarie Mol, bijzonder hoogleraar Politieke filosofie bij de Universiteit Twente, gaat in op burgerschap, ziek zijn en de politiek-filosofische implicaties daarvan. Prof. dr. Hans Achterhuis en prof. dr. Heleen Pott voorzien deze Socrateslezing 2002 direct van commentaar.
'Burger' is een term die inhoud gekregen heeft in oppositie tot het
lichaam. 'Burgers' zijn in de beeldvorming krachtig, en zeker niet
ziek. Eigenlijk hebben 'burgers' geen lichaam. Hij ontsnapt aan 'het
vlees' en de ziekte. Recht doen aan de lichamelijkheid, kwetsbaarheid
en zwakheid van de mens geschiedt niet in termen van 'burger' en
'burgerschap', maar in termen van 'patiënten' en 'cliënten'. Een
theorie die recht wil doen aan de menselijke lichamelijkheid, heeft
een andere vocabulaire nodig dan die van 'burgerschap'. Hoe is die te
vinden? Daarover valt veel te leren in en om de gezondheidszorg. Wie
probeert het dagelijkse geworstel van patiënten met pijnlijke,
onwillige, grillige en genotvolle lichamen in verhalen te vangen,
leert interessante lessen over hoe wij mensen in het leven van alledag
onze lichamen doen. Lessen die het verdienen op hun beurt verplaatst
te worden naar de politieke theorie. Al te lang heeft het humanisme,
althans in zijn theoretische variant, tevreden de emancipatie van de
verlichte burger bezongen en bevorderd. In deze lezing wordt
geprobeerd te laten zien, welke andere (politieke, praktische) vragen
aan bijvoorbeeld de gezondheidszorg te stellen zijn, als niet langer
geëmancipeerd burgerschap het ideaal is, maar het goede, materiële,
alledaagse, lichamelijke leven.
Reserveren voor de Socrateslezing 2002 kan door overmaking van Euro
7,50 per toegangskaart op giro 450338 t.n.v. Stichting Socrates, Van
Asch van Wijckskade 28, 3512 VS Utrecht, onder vermelding van
'Socrateslezing A. Mol' en het gewenste aantal kaarten. Het adres op
de overschrijving geldt als verzendadres. De kaarten worden rond 25
november toegestuurd. Aan de zaal worden ook kaarten verkocht.
Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen via het e-mailadres:
ahi@uvh.nl.
---
Toelichting op de Socrateslezing 2002 door Annemarie Mol In moderne
staten, zo leert de politieke theorie, wonen geen onderdanen, die
gehoorzaamheid aan hun regering verschuldigd zijn, maar burgers die in
onderlinge afstemming hun regering uitverkiezen. Opmerkelijk is dat
dit model, dat van de onderdaan die zich tot burger emancipeerde, op
dit moment verplaatst wordt van de staat naar de gezondheidszorg. Zijn
patiënten inderdaad een soort `onderdanen' van de zorg die hard toe
zijn aan bevrijdend `burgerschap'?
In plaats van deze vraag onmiddellijk met `ja, mits' of `nee, tenzij'
te beantwoorden, waag ik het in de Socrateslezing 2002 om een
filosofische stap achteruit te zetten en een paar vragen te stellen.
Zoals: wat kenmerkt de burger? Of liever gezegd: wat kan er eigenlijk
in een taal waarin van `burgers' gesproken wordt, allemaal wel en niet
worden uitgedrukt? De term `burger', zo zal ik betogen, heeft een
ernstige theoretische tekortkoming die haar ongeschikt maakt om
kwesties aangaande ziekte en gezondheid mee te bespreken.
Het is namelijk een term die inhoud gekregen heeft in oppositie tot
het lichaam. Zo hoort het tot de historische bagage van de term dat
`de burger' in staat is tot reflectie en kan ontsnappen aan het vlees.
`De burger' hoeft zich ook niet bezig te houden met praktische,
alledaagse, materiële zorgen: dat doen slaven, soldaten en vrouwen.
`Burger' zijn we bovendien voor zover we niet natuurwetenschappelijk
te verklaren zijn, maar in staat tot geestelijke vrijheid. En ten
slotte figureert `de burger' die zich politiek uitspreekt, niet als
een deel van de (materiële) wereld, maar als iemand die daar
(normatief) oordelend tegenover staat. Kortom: `de burger' heeft geen
lichaam!
Een theorie die recht wil doen aan precies deze menselijke trek, onze
lichamelijkheid, kan dan ook met de term `burger' slecht uit de
voeten. Ze heeft een andere vocabulaire nodig. Een vocabulaire waarin
het mogelijk is om zó over lichamen te spreken dat mensen niet omlaag
gehaald worden. Zó dat het erkennen van onze lichamelijkheid niet
betekent dat we `vlees', `slechts praktisch', `gedetermineerd' of
`louter feitelijkheid' worden. Hoe dat te doen? Daarover valt veel te
leren in en om de gezondheidszorg. Wie probeert, hoe het dagelijkse
geworstel van patiënten met pijnlijke, onwillige, grillige en
genotvolle lichamen in verhalen te vangen, leert interessante lessen
over hoe wij mensen in het leven van alledag onze lichamen doen.
Lessen die het verdienen op hun beurt verplaatst te worden naar,
inderdaad, de politieke theorie. Al te lang heeft het humanisme,
althans in zijn theoretische variant, tevreden de emancipatie van de
verlichte burger bezongen en bevorderd. In deze lezing zal ik proberen
te laten zien, welke andere (politieke, praktische) vragen we gaan
stellen aan bijvoorbeeld de gezondheidszorg, als niet langer
geëmancipeerd burgerschap ons ideaal is, maar het goede, materiële,
alledaagse, lichamelijke leven.
---
Bezoek ook de website van de Humanistische Alliantie, www.human.nl, en
die van het Humanistisch Kenniscentrum, www.human.nl/hkc/