KV Van Bommel over de VS en Europese oliemaatschappijen
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Westelijk Halfrond
Afdeling Noord Amerika
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
2 december 2002
Auteur
Drs. T.E. Westerhuis
Kenmerk
DWH/NM-216/02
Telefoon
+31 (70) 348 6267
Blad
1/1
Fax
+31 (70) 348 5472
Bijlage(n)
2
E-mail
dwh-nm@minbuza.nl
Betreft
Kamervragen Van Bommel over de VS enEuropese oliemaatschappijen.
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Van Bommel over de VS en Europese
oliemaatschappijen. Deze vragen werden ingezonden op 6 november 2002
met kenmerk 2020302680.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse
Zaken, op vragen van het lid Van Bommel over de VS en Europese
oliemaatschappijen.
Vraag 1
Deelt u de inzichten van Lord Brown, directeur van British Petroleum,
dat de VS Europese oliemaatschappijen buiten beschouwing laten bij de
planning van de inrichting van Irak na eventuele beëindiging van het
regime van Saddam Hoessein? Waarop baseert u uw antwoord?
Vraag 2
Kent u andere Europese oliemaatschappijen die zich beklagen over de
Amerikaanse plannen ten aanzien van Irak?
Vraag 3
Bent u van plan bij de Amerikaanse regering de belangen te bepleiten
van de Nederlandse/Europese oliemaatschappijen voor de eventualiteit
van een Irak zonder het regime van Saddam Hoessein?
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze berichten de indruk versterken dat de VS
gevorderde plannen hebben voor het Irak na het regime van Saddam
Hoessein, waarbij vooral de belangen van de Amerikaanse olie-industrie
gediend worden?
Vraag 5
Deelt u de mening dat deze berichten de indruk versterken dat de VS
uit zijn op een oorlog om Saddam Hoessein te verdrijven, in plaats van
het ontdoen van het Irakese regime van haar massavernietigingswapens?
Antwoord
De privé opvattingen van Lord Brown laat ik voor zijn rekening. Ten
aanzien van Irak is thans de aandacht gericht op de wijze waarop Irak
meewerkt aan de uitvoering van VR-resolutie 1441.
Voor het overige kan ik verwijzen naar mijn inbreng bij de diverse
algemene overleggen inzake Irak die in de afgelopen tijd hebben
plaatsgevonden.
Vraag 6
Is het waar dat de dreigende oorlog tegen Irak de olieprijs per vat
tot 27 Amerikaanse dollar heeft opgedreven en kunt u een overzicht
geven van de ontwikkeling van de olieprijs sinds 11 september 2001?
Antwoord
In de olieprijs worden vele zaken verdisconteerd. Primair weerspiegelt
zij de vraag- aanbodverhoudingen op de wereldmarkt. Ook onzekerheden
ten aanzien van de toekomst, bijvoorbeeld ten aanzien van de
ontwikkelingen in Irak, spelen daarbij een rol.
Veelal worden twee onzekerheden genoemd die aanleiding geven voor een eventuele premie. Ten eerste gaat het om een mogelijke tijdelijke exportstop van Iraakse olie gedurende een eventuele militaire operatie. Ten tweede is het onzeker wat de reactie van andere olieproducerende landen in de regio zou zijn. Zullen deze landen, zoals zij in het verleden meermalen hebben gedaan, eventueel een teruglopende export van Irak compenseren met extra productie of niet.
De schommelingen van de olieprijs in het afgelopen jaar zijn echter
voornamelijk het gevolg geweest van de fundamentele vraag en
aanbodverhoudingen op de oliemarkt onder invloed van vooral de
productiebeperkingen die de OPEC-landen hebben gerealiseerd en weten
te handhaven.
Het gevraagde overzicht van de olieprijzen sinds 11 september 2001 is
bijgevoegd.
Bijlage
Guardian, 30 oktober jl., BP Chief fears US will carve up Iraqi
Oil Riches.