De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2002/3851
datum
03-12-2002
onderwerp
Mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek
TRC 2002/10307
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 27 november jl. heeft de Stichting Onderzoek MKZ-crisis Kootwijkerbroek haar conclusies ten aanzien van de vastgestelde besmetting van mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek in 2001 gepubliceerd door middel van het boek 'Geen enkele twijfel ...?'. De heer Atsma heeft in de regeling van werkzaamheden van 27 november jl. mij gevraagd om hierop een reactie te geven. Deze doe ik u hierbij toekomen.
datum
03-12-2002
kenmerk
VVA. 2002/3851
bijlage
Over het vaststellen van de diagnose mond- en klauwzeer in
Kootwijkerbroek is uw Kamer meerdere keren geïnformeerd, laatstelijk
op 11 maart 2002 in reactie op schriftelijke vragen van de leden Atsma
en Mosterd (Aanhangsel van de Handelingen II, 2001-2002, nr. 799).
Na bestudering van het boek kom ik tot de conclusie dat er geen
aanvullende feiten worden gepresenteerd, dan reeds aan u zijn gemeld
en die ook zijn gebruikt in de verschillende onderzoeken naar de
diagnose mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek. Zo heeft het Openbaar
Ministerie vorig jaar een uitgebreid onderzoek ingesteld naar de gang
van zaken rond de diagnose mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek.
Daarnaast is de besmetting in Kootwijkerbroek meermalen aan de orde
geweest in procedures voor de rechtbank en het College van Beroep voor
het Bedrijfsleven en is de gang van zaken bij ID-Lelystad door twee
onafhankelijke organisaties voor kwaliteitscertificering onderzocht.
Uit deze onderzoeken is de conclusie getrokken dat de diagnose mond-
en klauwzeer in Kootwijkerbroek juist is geweest.
De constatering in het boek dat uw Kamer onjuist geïnformeerd zou
zijn, onderschrijf ik dan ook niet.
Ik heb gezien het bovenstaande dan ook geen reden om de diagnose mond-
en klauwzeer, zoals die op basis van klinisch onderzoek en de isolatie
van het virus is vastgesteld bij het betreffende bedrijf in
Kootwijkerbroek, in twijfel te trekken.
Uit de presentatie van dit boek blijkt niettemin dat in
Kootwijkerbroek nog steeds vraagtekens worden gezet bij de gestelde
MKZ-diagnose en dat de mond- en klauwzeercrisis in de hoofden van
velen nog steeds leeft. In een overleg dat ik onlangs heb gehad met
het bestuur van de Stichting Onderzoek MKZ-crisis Kootwijkerbroek heb
ik toegezegd dat er een gesprek zal komen tussen mijn departement en
het bestuur van de stichting, waarbij op de openstaande vragen die de
stichting nog heeft kan worden ingegaan. Ik betreur het dat dit
gesprek met de stichting niet vóór publicatie van het rapport heeft
plaatsgevonden. Het gesprek is inmiddels gepland op 13 december
aanstaande.
Over de uitkomsten van dit gesprek hoop ik u zo spoedig mogelijk te
kunnen inlichten, waarbij ik de hoop uitspreek, dat het gesprek en de
uit het gesprek voortvloeiende resultaten bijdragen aan de verwerking
van de periode die achter ons ligt.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---