Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
2 december 2002
Behandeld
J.W. Wiersma
Kenmerk
DIE-568/02
Telefoon
070-3485712
Blad
1/3
Fax
070-3484086
Bijlage(n)
Scorebord Interne Markt, november 2002
E-Mail
jacob.wiersma@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lid Blaauw over de achterstand van lidstaten
bij de implementatie van richtlijnen en hun concurrentiepositie
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij het antwoord aan op de mondelinge vraag gesteld
door het lid Blaauw tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding van de
Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 14 november jl. of het
waar is dat lidstaten een toenemende achterstand hebben bij de
implementatie van richtlijnen en of zij dit bewust doen om een oneigenlijke
verbetering van hun concurrentiepositie te bewerkstelligen (met als
voorbeeld de Franse opstelling bij de energieliberalisering).
Uit de cijfers van het nieuwste Scorebord Interne Markt (bijgevoegd) van november 2002 blijkt dat er sprake is van een licht oplopende achterstand voor wat betreft de implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetgeving door de lidstaten. Het gemiddelde omzettingstekort over de Europese lidstaten is gestegen van 1,8 procent 6 maanden geleden tot 2,1 procent nu. Het is overigens de eerste keer sinds 1992 dat er sprake is van een oplopend omzettingstekort. Hiermee komt de doelstelling van de Europese Raad in gevaar dat alle lidstaten bij de Voorjaarstop van 2003 een omzettingstekort van 1,5 procent of minder moeten hebben. Nederland voldoet wel aan deze doelstelling. Met een omzettingstekort van 1,3 procent staan wij op de vierde plaats. Frankrijk is hekkensluiter met een omzettingstekort van 3,8 procent.
Tijdens de Europese Raad van Barcelona dit voorjaar is afgesproken een "zero tolerance" doelstelling te hanteren voor de Voorjaarstop van 2003 voor richtlijnen waarvan de omzetting meer dan 2 jaar heeft geduurd. Ook hier presteert Frankrijk het slechtst met 14 procent van het totaal (Nederland 2 procent). De Commissie geeft aan, in een toelichting bij de gepresenteerde scores, dat bij een vertraging in de omzetting van 2 jaar of meer, de reden vaak niet is gelegen in een slechte planning, maar in serieuze (nationale) politieke bezwaren of zelfs politieke onwil om bepaalde richtlijnen om te zetten.
Ook voor wat betreft het aantal inbreukprocedures komt Frankrijk er slecht af. In totaal zijn er op dit moment ruim 1500 inbreukprocedures tegen lidstaten die richtlijnen foutief hebben geïmplementeerd of toegepast. Frankrijk en Italië zijn samen verantwoordelijk voor meer dan 30 procent hiervan.
Het is moeilijk te bepalen of achter een mogelijk gebrek aan politieke wil
om de richtlijnen op tijd te implementeren, zoals dat wordt geconstateerd
door de Commissie, een streven schuilgaat om de eigen concurrentiepositie
in de Europese interne markt oneigenlijk te verbeteren. Los van de vraag of
er een bewuste politiek wordt gevoerd, moet worden geconstateerd dat de
verschillen in de omzetting van richtlijnen slecht zijn voor het "level
playing field" in de EU en daarmee voor eerlijke
concurrentie.
Daarom dringt Nederland aan op een tijdige implementatie van nieuwe
richtlijnen door alle lidstaten. Het blootleggen van de verschillen tussen
de lidstaten door middel van het Scorebord is hiervoor een goed
pressiemiddel. Frankrijk heeft tijdens de Raad voor het
Concurrentievermogen van 14 november jl. aangekondigd een nationaal
actieplan te zullen presenteren om de opgelopen achterstand bij de
omzetting van Europese richtlijnen in te lopen. Er zal een concreet tijdpad
worden opgesteld voor
alle betrokken ministeries, waarbij ook het Franse parlement zal worden
betrokken. Op deze manier hoopt men de omzetting van 56 richtlijnen te
kunnen bespoedigen om zo de bovengenoemde doelstellingen alsnog te halen.
Dit is een positieve ontwikkeling. De resultaten zullen moeten blijken.
Het te laat implementeren van richtlijnen, kan leiden tot een verslechtering van de concurrentiepositie van een lidstaat, in plaats van een verbetering. Te denken valt bijvoorbeeld aan richtlijnen ter harmonisering van bepaalde standaarden en vereenvoudiging van regelgeving. Te late implementatie hiervan kan het nationale bedrijfsleven juist schade berokkenen.
Het door u genoemde voorbeeld van de liberalisering van de electriciteits- en gasmarkt is voor Nederland een punt van zorg. De oorspronkelijke richtlijnen waarin de basis wordt gelegd voor de liberalisering van de Europese energiemarkt, dateren uit respectievelijk 1996 en 1998. Frankrijk heeft de electriciteitsrichtlijn meer dan een jaar te laat geïmplementeerd en de gasrichtlijn nog helemaal niet. Uit benchmarkingsverslagen van de Europese Commissie blijkt verder dat Frankrijk slecht heeft gescoord bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en electriciteit met als gevolg dat de Franse markt moeilijk toegankelijk is voor buitenlandse concurrenten. Tijdens de Raad voor Transport, Telecom en Energie van 25 november jl. is echter een akkoord bereikt over de volledige opening van de electriciteits- en gasmarkt voor ondernemingen op 1 juli 2004 en voor alle consumenten op zijn laatst op 1 juli 2007 in alle lidstaten. Nederland is verheugd dat er hiermee overeenstemming is bereikt over de totstandkoming van de interne markt voor energie.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
===