Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Directie Azië en Oceanië

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

2 december 2002

Behandeld

Mariko Peters

Kenmerk

DAO/1011-02

Telefoon

00 31 70 348 6055

Blad


1/3


Fax

00 31 70 348 5323

Bijlage(n)


1


E-Mail

mariko.peters@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van de leden De Graaf en Koenders over ontmoediging van handel met en investeringen in Birma

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden De Graaf en Koenders over ontmoediging van handel met en investeringen in Birma. Deze vragen werden ingezonden op 11 november 2002 met kenmerk 2020302950.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer de Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw van Ardenne-van der Hoeven, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Wijn, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden De Graaf en Koenders over het beleid ter ontmoediging van de handel met en investeringen in Birma.

Vraag 1
In hoeverre deelt u onze constatering dat uit contacten met Nederlandse bedrijven die actief zijn in Birma blijkt dat deze bedrijven niet op de hoogte zijn van het officiële Nederlandse standpunt, ondanks het feit dat u het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van investeringen in Birma zo breed mogelijk onder de aandacht van het Nederlandse bedrijfsleven brengt ? Bent u bereid een effectievere en actievere communicatie richting Nederlandse bedrijven over het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van investeringen, handel en toerisme in Birma te voeren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Ik kan niet uitsluiten dat er Nederlandse bedrijven actief zijn in Birma, die het officiële Nederlandse standpunt niet kennen. Het ontmoedigingsbeleid is immers generiek van karakter en er wordt derhalve bij het uitdragen ervan geen onderscheid naar sectoren of bedrijven gemaakt. Bedrijven die zich oriënteren op Birma en contact zoeken met het ministerie van Economische Zaken en/of mijn departement, worden uiteraard wel individueel op de hoogte gesteld van het officiële Nederlandse standpunt. Op 25 november jl. heb ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, een brief aan het Birma Centrum Nederland (BCN) verzonden. In deze brief stel ik aan BCN voor om met vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken en mijn departement van gedachten te wisselen over het huidige ontmoedigingsbeleid en de informatievoorziening. De toegankelijkheid van de informatie over Birma en het ontmoedigingsbeleid op de EZ-website (www.minez.nl) is inmiddels verbeterd.

Vraag 2
Bent u bereid in Europees verband te pleiten voor aanscherping van het Europese standpunt ten aanzien van Birma, in die zin dat er een Europees verbod komt op nieuwe investeringen in Birma, in navolging van de VS? Wilt u uw standpunt toelichten?

Antwoord
Het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Birma is recent op 21 oktober jl. ongewijzigd verlengd. Op dat moment moest de EU weliswaar constateren dat sprake is van politieke stagnatie in Birma en voortzetting van grootschalige mensenrechtenschendingen door de militaire junta, maar deze situatie is ­ hoe ernstig ook ­ niet substantieel slechter dan voorheen. Er was dan ook geen aanleiding om het standpunt te verscherpen. Bij de voorbereiding op de volgende herziening van het Gemeenschappelijk Standpunt in april 2003 zal in het licht van de omstandigheden van dat moment opnieuw moeten worden bezien of het sanctieregime aanpassing behoeft.

Overigens is op www.mvo.ez.nl geen informatie te vinden over het Nederlandse ontmoedigingsbeleid ten aanzien van Birma, zoals in de antwoorden op de vragen van 24 september 2002 wordt gesteld, aanhangsel Handelingen nr. 158, vergaderjaar 2002-2003.

===